NJB 2013/1876:Vervolging, vertrouwensbeginsel en verbod van willekeur. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet in strijd met bij de verdachte gewekt gerechtvaardigde vertrouwen dat hij niet (verder) zal worden vervolgd (vertrouwensbeginsel) of terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (verbod van willekeur). Ondanks dat het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd in het zogenoemd driehoeksoverleg, kan aan het uitblijven van bestuursrechtelijke en strafvorderlijke maatregelen ten aanzien van kwesties die in dit overleg aan de orde komen in beginsel geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend. Het staat de strafrechter niet vrij de aan de officier van justitie voorbehouden vervolgingsbeslissing ten volle te toetsen. In casu kan de motivering van de niet-ontvankelijkheid deze niet dragen.