Einde inhoudsopgave
Noodwet Arbeidsvoorziening
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1997
- Bronpublicatie:
03-04-1996, Stb. 1996, 366 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23791 Overheid.nl: 23791)
- Inwerkingtreding
01-05-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-1997, Stb. 1997, 172 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Er is een Raad voor de Buitengewone Arbeidsvoorziening. De voorzitter, de overige leden en de secretaris worden op voordracht van Onze Minister door Ons benoemd, geschorst en ontslagen.
2.
De Raad heeft tot taak Onze bij de uitvoering van deze wet betrokken Ministers, al dan niet uit eigen beweging, van advies te dienen omtrent algemene vraagstukken van arbeidsvoorziening, welke zich kunnen voordoen in geval van buitengewone omstandigheden.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de samenstelling en de werkwijze van de Raad. In de Raad hebben in ieder geval zitting een of meer leden, te benoemen op gezamenlijke aanbeveling van door Ons aangewezen algemeen erkende centrale organisaties van werkgevers, en een gelijk aantal leden, te benoemen op gezamenlijke aanbeveling van door Ons aangewezen algemeen erkende centrale organisaties van werknemers. De Raad kan commissies, waarin ook personen buiten de Raad zitting kunnen hebben, instellen ter voorbereiding van door hem uit te brengen adviezen.