Rb. 's-Gravenhage, 19-05-2010, nr. AWB 09/2490 GEMWT
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6923
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
19-05-2010
- Zaaknummer
AWB 09/2490 GEMWT
- LJN
BM6923
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6923, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 19‑05‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2011:BP6346, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 19‑05‑2010
Inhoudsindicatie
Meervoudige kamer. Handhaving. Last onder dwangsom. Bouwen zonder bouwvergunning. Geen concreet zicht op legalisatie. Beroep op vertrouwensbeginsel niet gehonoreerd. Geen overige bijzonder omstandigheden. Beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/2490 GEMWT
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres], wonende te [plaats],
gemachtigde mr. P.A.L.C. Lamme
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 2 november 2007 heeft verweerder een last onder dwangsom aan eiseres opgelegd met betrekking tot het perceel Korevaarstraat 43 te Leiden.
Bij besluit van 3 maart 2009, verzonden op 6 maart 2009, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 19 februari 2009, het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 6 april, ingekomen bij de rechtbank op 7 april 2009, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld, bij brief van 4 mei (lees: 2009) respectievelijk 17 februari 2010, met bijlagen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 4 maart 2010 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.A.L.C. Lamme, advocaat te Zoetermeer.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden.
II. OVERWEGINGEN
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien het primaire besluit dateert van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Wow) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
Op 13 februari 2003 is geconstateerd dat er achter de videotheek aan de Korevaarstraat 43 te Leiden zonder bouwvergunning dertien appartementen zijn gebouwd.
Nadien zijn er diverse gesprekken geweest tussen eiseres en de gemeente om te zoeken naar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing. De besprekingen hebben niet geleid tot een minnelijke regeling, zodat er voor de gemeente geen aanleiding meer was om de handhavingsprocedure met betrekking tot de appartementen uit te stellen. Verweerder heeft eiseres hiervan op de hoogte gesteld.
Bij besluit van 2 november 2007 heeft verweerder eiseres, onder oplegging van een dwangsom, gelast de met artikel 40 van de Woningwet strijdige situatie situatie binnen een daarbij gestelde termijn van achttien weken op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 15.000,- per week met een maximum van € 180.000,-.
Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag van 2 april 2008 voor een bouwvergunning voor het oprichten van 12 (woon)studio's in een bedrijfshal, plaatselijk bekend Korevaartstraat 43 en 45, kadastraal bekend gemeente Leiden sectie E, nummer 1830, A 1, geweigerd op de grond dat het bouwplan in strijd is met het thans geldende bestemmingsplan "Binnenstad II", waarin de bestemmingen "Woondoeleinden" en "Gemengde doeleinden" gelden. Het hoofdgebouw is wat betreft de studio's geheel buiten de bebouwingsgrenzen gelegen. Voorts is er geen aanleiding voor vrijstellingverlening ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Eiseres heeft tegen deze weigering geen rechtsmiddelen aangewend en dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
Uit het vorenstaande volgt dat eiseres met betrekking tot het perceel Korevaarstraat te Leiden, ten tijde van belang, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Wow.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Nu de weigering van de gevraagde bouwvergunning voor de realisering van de dertien appartementen in rechte onaantastbaar is, is de rechtbank van oordeel dat de legalisering van de realisering van de dertien appartementen niet tot de mogelijkheden behoort. Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat eiseres op 9 februari 2009 een nieuwe bouwaanvraag heeft ingediend voor het oprichten van zonnestudio's ter legalisering van de situatie in de bedrijfshal. Die aanvraag is immers ook afgewezen, aangezien ook dit bouwplan uit twee bouwlagen bestaat en daarmee in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, aldus verweerder. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor een ander oordeel.
Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Voorts heeft eiseres gesteld dat verweerder zijn bevoegdheid om te handhaven voor een ander doel heeft aangewend dan waarvoor de bevoegdheid is verleend.
Ter zake van het vertrouwensbeginsel heeft eiseres in het bijzonder verwezen naar de kwestie van de tussen haar en de gemeente gesloten ruilovereenkomst van 1991 en de gevoerde gesprekken en onderhandelingen vanaf 2003 over de mogelijkheid tot legalisering van de situatie in de bedrijfshal gelegen tussen de Korevaarstraat en de Garenmarkt.
In dat kader zou de gemeente zich ertoe hebben verplicht om juridische medewerking te verlenen aan het realiseren van de bouw van de onderhavige appartementen en in de nakoming van die verplichting uiteindelijk nalatig zijn geweest.
In hetgeen daarover door eiseres is gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen hebben dat de illegale situatie in de bedrijfshal zou kunnen worden gelegaliseerd, althans dat verweerder daaraan medewerking zou hebben moeten verlenen.
Met name gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2008 (zaaknummer C06/190HR), moet het ervoor worden gehouden dat uit de overeenkomst van 1991 geen verplichting voor verweerder kan worden afgeleid om medewerking te verlenen aan legalisering van welk bouwplan dan ook.
De omstandigheid dat verweerder en eiseres gedurende een relatief lange periode in bespreking zijn geweest om te bezien of legalisering alsnog zou kunnen worden bereikt, leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat daardoor door verweerder verwachtingen zijn gewekt over die medewerking of dat anderszins de illegale bouw uiteindelijk zou worden gedoogd.
Ook anderszins kan niet worden geoordeeld dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarin handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die situatie behoort te worden afgezien.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen eiseres daartoe heeft aangevoerd, aan de door eiseres geuite wens om getuigen te horen voorbij moet worden gegaan. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, als die door de getuigen zouden worden bevestigd, de rechtbank tot het oordeel zouden moeten leiden dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt.
De rechtbank acht de keuze die verweerder gemaakt heeft voor het opleggen van een last onder dwangsom niet onredelijk, noch acht zij de hoogte van de dwangsom disproportioneel. Het vastgestelde bedrag staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.C.J.A. Huijgens, mr. D.A.J. Overdijk en mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.F. van Aalst.
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.