AB 2022/200
Niet-opvolgen ambtelijk bevel ogv Wegenverkeerswet 1994. Geen toepassing art. 184 lid 1 Sr.
HR 22-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:399, m.nt. C.E. Huls en J.G. Brouwer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/00950
- Noot
C.E. Huls en J.G. Brouwer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS653069:1
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:399, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:94, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
Verdachte voldoet opzettelijk niet aan de vordering van een politieambtenaar om een verkeersplek te verlaten. Veroordeling voor art. 184 Sr onjuist. Art. 160 lid 7 (oud) WVW 1994 bevat geen uitdrukkelijke vorderingsbevoegdheid. Strafbaarstelling als overtreding in art. 177 lid 1 onder a, in verbinding met art. 178 lid 2 WVW 1994.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte niet heeft voldaan aan een vordering gedaan “krachtens wettelijk voorschrift” als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Ten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.