Einde inhoudsopgave
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 41
Geldend
Geldend van 20-01-2024 tot 01-04-2025. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-01-2024, terugwerkend tot: 01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, over het aantal uren ouderschapsverlof van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week, gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt, de volledige bezoldiging, uitgaande van de arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt.
2.
De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt over het aantal uren ouderschapsverlof van dertien maal de arbeidsduur per week, onder vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof dat is genoten, bedoeld in het eerste lid, 75% van de bezoldiging.
3.
Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten van de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort.