RBP 2018/71
Cassatieprocesrecht. Dient een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor een proceskostenveroordeling te worden toegewezen?
HR 06-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1115
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 juli 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/00034
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS929648:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:204, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1408, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2018
ECLI:NL:HR:2018:1115, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑07‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Cassatieprocesrecht. Uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Zekerheidstelling.
Dient een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor een proceskostenveroordeling te worden toegewezen?
Samenvatting
Eiser is in hoger beroep in het ongelijk gesteld en in de kosten van verweerder Gravene veroordeeld. Hij komt daartegen in cassatie en dient tevens een incidentele vordering tot zekerheidstelling in voor betaling van die proceskosten. Hij vordert in het incident dat de Hoge Raad op de voet van art. 235 Rv in verbinding met art. 418a Rv aan de door het hof uitgesproken uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbindt dat Gravene zekerheid stelt in de vorm ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.