Vgl. HR 4 juli 2000, LJN ZD1922 (nr. 00374/99, niet gepubliceerd); HR 12 februari 2002, NJ 2002, 302; HR 22 oktober 2002, LJN AE7703 en HR 6 november 2007, LJN BB4965.
HR, 22-12-2009, nr. 08/02511
ECLI:NL:HR:2009:BG4412
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
08/02511
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BG4412
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BG4412, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG4412
ECLI:NL:PHR:2009:BG4412, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑11‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG4412
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Art. 434.1 Sv. Onvolledig dossier. Aan de HR zijn alleen toegezonden het verkorte arrest van het Hof, het verkorte p-v tz. en de akte waarbij cassatie is ingesteld. O.g.v. de door de AG in diens conclusie verstrekte informatie moet worden aangenomen dat de overige stukken, waaronder de aanvulling met bewijsmiddelen waarover wordt geklaagd, in het ongerede zijn geraakt en niet meer beschikbaar zullen komen. Dat brengt mee dat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. De HR doet de zaak om doelmatigheidsredenen zelf af en verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
22 december 2009
Strafkamer
Nr. 08/02511
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 november 1996, nummer 21/001536-94, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, ten tijde van de betekening wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Velp, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak behoudens voor zover daarbij het in eerste aanleg gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem is vernietigd en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak niet de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen bevat.
2.2. Aan de Hoge Raad zijn op de voet van art. 434, eerste lid, Sv alleen toegezonden het verkorte arrest van het Hof, het verkorte proces-verbaal van de terechtzitting van 8 november 1996 en de akte waarbij het cassatieberoep is ingesteld. Op grond van de door de Advocaat-Generaal in diens conclusie verstrekte informatie moet worden aangenomen dat de overige stukken in het ongerede zijn geraakt en niet meer beschikbaar zullen komen.
Dat brengt mee dat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. Zij kan daarom niet in stand blijven. De Hoge Raad zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, aangezien na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op de grondslag van de tenlastelegging.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Rechtbank is vernietigd;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 22 december 2009.
Conclusie 11‑11‑2008
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Arnhem heeft op 22 november 1996 verdachte bij verstek vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde en voor 3 en 5 telkens: ‘Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl verdachte oprichter en bestuurder is’, en 4 en 6 telkens: ‘Het medeplegen van: oplichting; meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en een geldboete van fl. 100.000,-, subsidiair honderdtachtig dagen hechtenis.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Velp, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt erover dat het verkort arrest niet is aangevuld met een bijlage, houdende de bewijsmiddelen.
5.
In het dossier bevindt zich een schrijven van P. Heinst, senior-gerechtssecretaris bij het Gerechtshof Arnhem, d.d. 3 juni 2008. Deze brief houdt kort gezegd in dat de griffier het verkort arrest niet meer kan aanvullen met een bijlage houdende de bewijsmiddelen, nu gebleken is dat het dossier verre van compleet is. Zo ontbreken onder meer de processen-verbaal van de politie betreffende het voorbereidend onderzoek. Een kopie van dit schrijven is door de griffie van de Hoge Raad aan de steller in cassatie gezonden naar aanleiding van zijn verzoek om hem de uitgewerkte bewijsmiddelen bij het arrest alsmede de stukken van het geding in eerste aanleg toe te zenden. Het schrijven onthult eveneens dat een zoektocht naar deze ontbrekende stukken geen zin heeft, nu het dossier — ten onrechte — is geschoond. Daardoor mag men er van uit mag gaan dat de ontbrekende stukken niet meer beschikbaar zullen komen.
6.
Een blik over de papieren muur — of wat daar nog van over is — leert dat niet alleen de politieprocessen-verbaal ontbreken, maar ook de stukken van de behandeling in eerste aanleg — waaronder de inleidende dagvaarding, het vonnis en de akte hoger beroep — en de dagvaarding in hoger beroep. Het dossier behelst thans niet meer dan stukken die verband houden met een aan de strafzaak voorafgaand uitleveringverzoek van de Duitse autoriteiten d.d. 22 maart 1995, een proces-verbaal van de terechtzitting van de strafzaak in hoger beroep d.d. 8 november 1996, het verkort arrest d.d. 22 november 1996, stukken van het parket met betrekking tot de pogingen om het verstekarrest aan verdachte mede te delen en een akte rechtsmiddel gericht tegen voormeld arrest van het Hof.
7.
Het middel treft doel. Bij de geschetste stand van zaken heeft het verwijzen of terugwijzen van de zaak echter geen zin aangezien de stukken in het ongerede zijn geraakt. De rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen is immers niet meer in staat om te beraadslagen op grondslag van de (zoekgeraakte) tenlastelegging. De Hoge Raad zal dan ook om doelmatigheidsredenen de inleidende dagvaarding nietig moeten verklaren.1.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak behoudens voor zover daarbij het in eerste aanleg gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank van — kennelijk — 14 juli 1994 is vernietigd en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑11‑2008