Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie
Artikel 18 Ontslagbescherming en bewijslast
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1152)
- Inwerkingtreding
31-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1152)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het ontslag of een soortgelijke maatregel en alle voorbereidingen voor een ontslag van werknemers op grond dat zij gebruik hebben gemaakt van de rechten vastgesteld in deze richtlijn, te verbieden.
2.
Werknemers die van mening zijn dat zij zijn ontslagen, of zijn onderworpen aan maatregelen met een soortgelijk effect, op grond dat zij gebruik hebben gemaakt van de rechten vastgesteld in deze richtlijn, mogen de werkgever verzoeken om gegronde redenen te geven voor het ontslag of de soortgelijke maatregelen. De werkgever verstrekt die redenen schriftelijk.
3.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat als in lid 2 bedoelde werknemers voor de rechter of een andere bevoegde instantie of een ander bevoegd orgaan feiten aanvoeren die aannemelijk maken dat er sprake is van dergelijk ontslag of soortgelijke maatregelen, de verweerder moet bewijzen dat hun ontslag het gevolg was van andere dan in lid 1 bedoelde redenen.
4.
Lid 3 belet de lidstaten niet voor de werknemers gunstiger bewijsregels in te voeren.
5.
De lidstaten hoeven lid 3 niet toe te passen in procedures waarin het aan de rechter of een andere bevoegde instantie of een ander bevoegd orgaan is om de feiten te onderzoeken.
6.
Lid 3 is niet van toepassing op strafrechtelijke procedures, tenzij de lidstaat anders bepaalt.