Hof 's-Hertogenbosch, 11-09-2015, nr. 20-001618-13
ECLI:NL:GHSHE:2015:3565, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-09-2015
- Zaaknummer
20-001618-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:3565, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑09‑2015; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:474, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ8763, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 11‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Hof veroordeelt verdachte - anders dan de rechtbank - tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden ter zake van gewoontewitwassen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001618-13
Uitspraak : 11 september 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 26 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-997557-09 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep werd verdachte:
- -
vrijgesproken van het hem onder 4. primair (kortweg: gewoontewitwassen) en subsidiair (kortweg: schuldwitwassen) ten laste gelegde;
- -
ter zake van
“medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging”,
“opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven”, en
“medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven of feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”,
veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens de appelakte en de partiële intrekking van het hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot hetgeen aan de verdachte onder 4. is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor het hem onder 4. primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit:
- -
primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
- -
subsidiair dat aan verdachte een andere straf zal worden opgelegd dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
4. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2008 in de gemeente Eindhoven en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 229.700,- euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 229.700,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 314.034,74 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 314.034,74,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 108.822,57 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 108.822,57,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was , door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 200.000,- euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 200.000,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97,497,02 euro of daaromtrent en/of 19.000,- euro of daaromtrent en/of 12.272,90 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97.497,02 euro of daaromtrent en/of 19.000,- euro of daaromtrent en/of 12.272,90 euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was
*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97.497,02 euro of daaromtrent) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was en/of
*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 19.000 euro of daaromtrent) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was en/of
*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 10.387,90 euro of daaromtrent) te besteden aan de betaling voor factuur 250106 (D-91) middels overboeking naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] en/of
*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 1885 euro of daaromtrent) te besteden aan de betaling van huur over de periode juni 2006 middels overboeking naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] (D-92)
en/of
- één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 429.700,- euro of daaromtrent en/of tot een gezamenlijk bedrag groot 19.000 euro of daaromtrent), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag van 429.700 euro of daaromtrent) in het/de ja(a)r(en) 2006 en/of 2007 en/of in de periode 1 januari 2006 tot 31 maart 2008 van die bankrekening op te nemen en/of over te boeken teneinde deze aan te wenden/te besteden voor (privé) uitgaven/betalingen
terwijl hij, verdachte en/of (één of meer) van zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf, van het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) aldus een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2008 in de gemeente Eindhoven en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 229.700,- euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 229.700,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 314.034,74 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 314.034,74,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 108.822,57 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 108.822,57,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 200.000,- euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 200.000,- euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was, door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was
en/of
- van één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97,497,02 euro of daaromtrent en/of 19.000,- euro of daaromtrent en/of 12.272,90 euro of daaromtrent), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was, althans één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97.497,02 euro of daaromtrent en/of 19.000,- euro of daaromtrent en/of 12.272,90 euro of daaromtrent), op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 97.497,02 euro of daaromtrent) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 6] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was en/of*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 19.000 euro of daaromtrent) (over) te boeken en/of te storten op (een) bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gerechtigd en/of gemachtigde was en/of*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 10.387,90 euro of daaromtrent) te besteden aan de betaling voor factuur 250106 (D-91) middels overboeking naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] en/of*door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 1885 euro of daaromtrent) te besteden aan de betaling van huur over de periode juni 2006 middels overboeking naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] (D-92)
en/of
- één of meer voorwerp(en), te weten een (aantal) geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag groot 429.700,- euro of daaromtrent) en/of 19.000 euro of daaromtrent), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt op/via bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] ( [bank 2] ), welke bankrekening door hem, verdachte, is geopend en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was door (één of meer van) dit/deze geldbedrag(en) (tot een gezamenlijk bedrag van 429.700 euro of daaromtrent) in het/de ja(a)r(en) 2006 en/of 2007 en/of in de periode 1 januari 2006 tot 31 maart 2008 van de bankrekening op te nemen en/of over te boeken teneinde deze aan te wenden/te besteden voor (privé) uitgaven/betalingen,
terwijl hij, verdachte en/of (één of meer) van zijn medeverdachte(n) (telkens) redelijkerwijs moest(ten) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode vanaf 1 april 2006 tot en met 31 maart 2008 in Nederland
- van voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op deze geldbedragen was, door deze geldbedragen over te boeken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] , tot welke bankrekening hij, verdachte, mede gerechtigd en gemachtigde was,
en
- voorwerpen, te weten geldbedragen, op tijdstippen in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 december 2006, heeft overgedragen, door deze geldbedragen over te boeken op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] ,
en
- van een voorwerp, te weten een geldbedrag groot 200.000,- euro, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit geldbedrag was, door dit geldbedrag over te boeken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] , tot welke bankrekening hij, verdachte, mede gerechtigd en gemachtigde was,
en
- * *van voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op deze geldbedragen was, door deze geldbedragen over te boeken op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] , tot welke bankrekening hij, verdachte, mede gerechtigd en gemachtigde was, en* van een voorwerp, te weten een geldbedrag tot een bedrag groot 1.885 euro, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, gebruik heeft gemaakt op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [vennootschap van verdachte] bij [bank 1] , door dit geldbedrag groot 1.885 euro te besteden aan de betaling van huur over de periode juni 2006 middels overboeking naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] ,
en
- voorwerpen, te weten geldbedragen, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] bij [bank 2] , tot welke bankrekening hij, verdachte, gerechtigd was, door deze geldbedragen in de periode 1 april 2006 tot 31 maart 2008 van die bankrekening op te nemen en/of over te boeken teneinde deze aan te wenden voor privé uitgaven/betalingen,
terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf,
van het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, aldus een gewoonte heeft gemaakt.
Partiële vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Het onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde ziet op de overboeking van een bedrag of bedragen van (in totaal) 108.822,57 euro van de ene rekening van [vennootschap van verdachte] naar de andere rekening van [vennootschap van verdachte] . Het voorhanden bewijs schiet ervoor tekort dat door deze overboeking de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing is verborgen en/of verhuld dan wel is verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit bedrag of deze bedragen was. Evenmin is bewijs voorhanden dat verdachte dit bedrag of deze bedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet dan wel daarvan gebruik heeft gemaakt
Ten aanzien van het onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde stelt het hof voorop dat eerst nadat op 6 mei 2006 een bedrag van € 35.000,00 is overgeboekt van de rekening van [vennootschap van verdachte] naar de rekening van [vennootschap van verdachte] het vermogen van [vennootschap van verdachte] gedeeltelijk middellijk van misdrijf afkomstig is geweest. Uit het dossier kan niet blijken of het bedrag of de bedragen van (in totaal) 97.497,02 euro voor of na 6 mei 2006 zijn overgeboekt vanaf de rekening van [vennootschap van verdachte] , zodat het voorhanden bewijs ervoor tekort schiet dat dit bedrag of deze bedragen afkomstig was of waren uit enig misdrijf. Voorts is de factuur groot 10.387,90 euro reeds op 6 februari 2006 betaald door overboeking van dat bedrag vanaf de rekening van [vennootschap van verdachte] , zodat niet kan worden bewezen dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
B.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 4. primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- -
het voorhanden bewijs ervoor tekort schiet dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig zijn, in het bijzonder omdat geen sprake is van vermogensbestanddelen waarover men de beschikking had doordat belasting is ontdoken;
- -
de opvatting van de officier van justitie dat sprake is van besmetting van het gehele vermogen van [vennootschap van verdachte] van de hand moet worden gewezen;
- -
het voorhanden bewijs ervoor tekort schiet dat verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen uit misdrijf afkomstig zouden zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.2
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de aangiften loonheffing juist waren gedaan, een deel van het aan de uitzendkracht uitbetaalde nettoloon zou zijn afgedragen aan de fiscus, zodat [vennootschap van verdachte] door een onjuiste aangifte loonheffing geen vermogensbestanddelen ter beschikking heeft gekregen. Het verweer ontbeert evenwel feitelijke grondslag, aangezien uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [vennootschap van verdachte] met uitzendkrachten een nettoloon had afgesproken. Daaruit volgt dat, indien de aangiften loonheffing juist waren gedaan, aan de uitzendkrachten hetzelfde nettoloon zou zijn uitbetaald, terwijl meer loonheffing zou zijn afgedragen aan de Belastingdienst. Het hof is dan ook van oordeel dat [vennootschap van verdachte] de beschikking had over vermogensbestanddelen doordat – door het doen van onjuiste aangiften – er loonheffing was ontdoken, welke vermogensbestanddelen derhalve afkomstig waren van enig misdrijf in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
B.3.1
Aan het verweer dat geen sprake zou zijn van besmetting van het gehele vermogen van [vennootschap van verdachte] is ten grondslag gelegd dat deze besmetting volstrekt onaanvaardbare implicaties heeft, aangezien in dat geval:
- -
het de onderneming onmogelijk zou worden gemaakt om welke betaling dan ook te doen, aangezien elke betaling het overdragen, omzetten of gebruik maken van dat vermogen zou opleveren en dus witwassen zou zijn;
- -
de curator, als deze op de hoogte raakt van de fiscale vergrijpen die zich in de onderneming hebben voorgedaan, moet begrijpen dat de boedel daardoor “besmet” is geraakt, zodat hij de boedel niet zou kunnen vereffenen, aangezien daarvoor noodzakelijkerwijs overdrachts- en dus witwashandelingen nodig zijn;
- -
de vraag zich voordoet of de Ontvanger van de Belastingdienst, die weet dat in de onderneming fiscale vergrijpen hebben plaatsgevonden, zou mogen meewerken aan het ontvangen van belastingbetalingen uit het besmette vermogen van de onderneming.
B.3.2
Het hof stelt dienaangaande voorop dat uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat in het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, het aldus vermengde vermogen kan worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig.
Door de wetgever is geen begrenzing gesteld aan de mate waarin vermogensbestanddelen gedeeltelijk en/of middellijk van misdrijf afkomstig kunnen zijn. De wetgever heeft het aldus aan het openbaar ministerie en de rechter overgelaten ervoor te zorgen dat de witwasbepalingen niet worden toegepast ten aanzien van in wezen niet-strafwaardige gedragingen. Die terughoudende toepassing is van groot belang omdat een te ruim bereik van de witwasbepalingen een normaal handelsverkeer onevenredig zou kunnen belemmeren. Dit gevaar dreigt vooral wanneer het illegale deel van een vermogen relatief gering is alsook wanneer door vervolgtransacties met (gedeeltelijk) van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen het verband met het gronddelict onduidelijk is geworden.
In het licht van het vorenstaande en in aanmerking genomen dat in situaties waarin het gaat om vermogen dat gedeeltelijk en/of middellijk van misdrijf afkomstig is, een onbegrensde wetstoepassing niet in alle gevallen strookt met de bedoeling van de wetgever, moet worden aangenomen dat bepaald gedrag onder omstandigheden niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
B.3.3
In het onderhavige geval zijn de vermogensbestanddelen waarover [vennootschap van verdachte] de beschikking had doordat loonheffing was ontdoken, vermengd met het overige vermogen van [vennootschap van verdachte] Die vermogensbestanddelen laten zich in dat vermogen niet meer individualiseren in de zin dat met precisie kan worden aangewezen welk deel van het vermogen van misdrijf afkomstig is. Aldus is het legaal vermogen van [vennootschap van verdachte] ‘besmet’ geraakt doordat het is vermengd met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen, zodat het vermogen van [vennootschap van verdachte] gedeeltelijk van misdrijf afkomstig is.
Door overboeking van geldbedragen naar de rekening van [vennootschap van verdachte] is haar vermogen vervolgens eveneens ‘besmet’ geraakt, zodat dit vermogen gedeeltelijk middellijk van misdrijf afkomstig was. Dat heeft eveneens te gelden voor het vermogen van verdachte dat ‘besmet’ is geraakt door overboekingen van de rekeningen van [vennootschap van verdachte] en [vennootschap van verdachte] naar de rekening op naam van [verdachte] , welke rekening feitelijk in gebruik was bij verdachte.
Bij dat oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die ertoe zouden nopen de vermogens van respectievelijk [vennootschap van verdachte] , [vennootschap van verdachte] en verdachte na de vermenging met het (gedeeltelijk) van misdrijf afkomstige vermogen toch niet aan te merken als ‘gedeeltelijk van misdrijf afkomstig’ in de zin van de witwasbepalingen.
B.4
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het valselijk opmaken van kilometerregistratielijsten en het ten onrechte uitbetalen van nettoloon in de vorm van onbelaste kilometervergoedingen binnen [vennootschap van verdachte] in opdracht en onder leiding van verdachte plaatsvond. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de aangiften loonheffing onjuist werden gedaan en derhalve dat loonheffing werd ontdoken. Aldus heeft verdachte geweten dat zich in het vermogen van [vennootschap van verdachte] vermogensbestanddelen bevonden waarover [vennootschap van verdachte] de beschikking had doordat belasting was ontdoken en die derhalve van misdrijf afkomstig waren. Verdachte wist derhalve dat het vermogen van [vennootschap van verdachte] en – na overboeking van gelden vanuit [vennootschap van verdachte] – het vermogen van [vennootschap van verdachte] en zijn eigen vermogen gedeeltelijk van misdrijf afkomstig waren.
B.5
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
C.
Het hof ziet zich nog gesteld voor de vraag vanaf welk moment het vermogen van [vennootschap van verdachte] gedeeltelijk van misdrijf afkomstig was. Daartoe moet het hof vaststellen vanaf welk moment zich in het vermogen van [vennootschap van verdachte] vermogensbestanddelen hebben bevonden waarover [vennootschap van verdachte] de beschikking had doordat belasting was ontdoken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat in ieder geval vanaf week 8 van 2006, zijnde de periode van 20 tot en met 26 februari 2006, kilometerregistratielijsten valselijk werden opgemaakt. [vennootschap van verdachte] was op grond van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gehouden op uiterlijk 31 maart 2006 aangifte voor de loonheffing te doen over februari 2006. Uit het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt of en, zo ja, wanneer de aangifte loonheffing over de maand februari 2006 is gedaan. Aldus zijn twee situaties mogelijk:
De aangifte is uiterlijk op 31 maart 2006 gedaan. Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de aangifte in dat geval opzettelijk onjuist is gedaan. Het daardoor ontdoken bedrag aan loonheffing was van misdrijf afkomstig.
De aangifte is niet uiterlijk op 31 maart 2006 gedaan. De aangifte is aldus opzettelijk niet of niet tijdig gedaan. Het daardoor ontdoken bedrag aan loonheffing was van misdrijf afkomstig.
In beide gevallen bevond zich op 1 april 2006 in het vermogen van [vennootschap van verdachte] een bedrag dat van misdrijf afkomstig was. Gelet daarop was het vermogen van [vennootschap van verdachte] vanaf 1 april 2006 gedeeltelijk van misdrijf afkomstig. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 april 2006 tot 31 maart 2008 geldbedragen – kort gezegd – heeft witgewassen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
D.1
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde witwassen van substantiële geldbedragen (ruimschoots meer dan 300.000,- euro) inbreuk is gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde eerder onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld ter zake van verduistering in dienstbetrekking;
- -
de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden in dit geval een passende en geboden reactie.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
E.2
De inhoud van het procesdossier geeft het hof evenwel aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Het hof stelt dienaangaande voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De officier van justitie heeft op 13 mei 2013 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uitspraak meer dan 27 maanden na de datum waarop hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat, hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in het op verzoek van de verdediging verrichte onderzoek (getuigenverhoor), niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
Een en ander brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, hetgeen in casu moet leiden tot strafvermindering.
Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Het hof ziet in de hiervoor geconstateerde schending van het recht van de verdachte op een openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn aanleiding een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 11 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.