Hof 's-Hertogenbosch, 31-03-2015, nr. 20-001606-13
ECLI:NL:GHSHE:2015:1126, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
31-03-2015
- Zaaknummer
20-001606-13
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:1126, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 31‑03‑2015; (Hoger beroep, Schadevergoedingsuitspraak, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1226, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ9551, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 273f Wetboek van Strafrecht; art. 420bis Wetboek van Strafrecht
Uitspraak 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Mensenhandel; prostitutie; het hof acht bewezen dat de verdachte zich ten aanzien van vijf jonge vrouwen schuldig heeft gemaakt aan de in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 4° en 9°, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van mensenhandel. Hij heeft zich daarbij bediend van geweld, dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. Voorts acht het hof mishandeling en witwassen, beide meermalen gepleegd, bewezen. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001606-13
Uitspraak : 31 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 8 mei 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-889026-12 tegen:
[verdachte],
geboren[geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van, kort gezegd:
feit 1, 2 en 3: mensenhandel,
feit 4: mensenhandel en mishandeling, meermalen gepleegd,
feit 5: mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen en
feit 6: witwassen, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens de verdachte is bepleit dat hij dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de onder 4 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 4]. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd. Daarnaast heeft de raadsman het hof verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], gelet op het pleidooi tot vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel subsidiair die vorderingen als onevenredig belastend voor het strafgeding niet-ontvankelijk te verklaren.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 december 2010 tot en met 13 januari 2011 te Helmond en/of elders in Nederland,
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- ( een) (seks)advertentie(s) van die [slachtoffer 1] opgemaakt en/of op internet (Kinky.nl) geplaatst en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of
- de simkaart (met daarop de contacten) van voornoemde [slachtoffer 1] vernield/onbruikbaar gemaakt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] verboden de woning aan de [adres] te verlaten en/of
- in aanwezigheid van die [slachtoffer 1] een of meerdere andere meisjes/vrouwen die op de [adres] prostitutiewerkzaamheden verrichtten geslagen en/of geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] hasjiesj, in elk geval verdovende middelen, verstrekt en/of - (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
2.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 28 april 2011 te Eindhoven en/of Helmond en/of Etten-Leur en/of Tilburg en/of elders in Nederland,
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer 2] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 2] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of zou worden besteed aan een gezamenlijke woning en/of een gezamenlijke toekomst en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] verdovende middelen verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] verboden om de woning aan de [adres] te verlaten en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] met een mes bedreigd en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] bewogen om zijn, verdachtes, (voor)naam in haar nek te laten tatoeëren en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] bewogen om seks te hebben met klanten zonder condoom en/of
- ( de werkzaamheden van) die [slachtoffer 2] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen;
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2010 tot en met 31 oktober 2010 te Eindhoven en/of Amsterdam en/of Groningen en/of elders in Nederland en/of een meerdere plaatsen in Duitsland,
[slachtoffer 3] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer 3] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 3] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of dat het geld besteed zou worden aan een gezamenlijke woning en/of gezamenlijke toekomst en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
- ( de werkzaamheden van) die [slachtoffer 3] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
4.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 01 maart 2011 te Eindhoven en/of Helmond en/of elders in Nederland,
[slachtoffer 4] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer 4] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 4] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] in een slechte(re) financiële positie gebracht en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] beloofd dat het door haar verdiende geld zou worden besteed aan een gezamenlijke toekomst en/of dat het geld door hem, verdachte, zou worden terug betaald en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- ( meermalen) een brandende sigaret op de arm van die [slachtoffer 4] (uit)gedrukt
- voornoemde [slachtoffer 4] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
- ( de werkzaamheden van) die [slachtoffer 4] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 01 maart 2011 te Eindhoven en/of Helmond en/of in een of meerdere plaatsen in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), heeft geslagen/gestompt en/of een of meerdere brandende sigaret(ten) op de arm van die [slachtoffer 4] heeft (uit)gedrukt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 januari 2011 tot en met
9 juli 2011 te Eindhoven en/of Gilze Rijen en/of Tilburg en/of Nijmegen en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 5] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
[slachtoffer 5] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte en/of zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 5] met of voor een derde,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 5] en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] onderdak verschaft en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan werken en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 5] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] cocaïne, althans verdovende middelen, verstrekt en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] (meermalen) gedreigd te slaan en/of stompen en/of
- ( de werkzaamheden van) die [slachtoffer 5] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/hen af te staan/af te dragen;
6.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2010 tot en met 8 mei 2012, te Eindhoven en/of Helmond en/of Etten-Leur en/of Tilburg en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Gilze Rijen en/of Nijmegen en/of Rotterdam en/of een of meerdere plaatsen in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in Duitsland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op tijdstippen in de periode van 28 december 2010 tot en met 13 januari 2011 te Helmond [slachtoffer 1] door dreiging met geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 1] door dreiging met geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- voornoemde [slachtoffer 1] onderdak verschaft en
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- een seksadvertentie van die [slachtoffer 1] opgemaakt en op internet (Kinky.nl) geplaatst en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard zou worden en
- de simkaart met daarop de contacten van voornoemde [slachtoffer 1] vernield en
- voornoemde [slachtoffer 1] verboden de woning aan de [adres] te verlaten en
- in aanwezigheid van die [slachtoffer 1] een andere vrouw die op de [adres] prostitutiewerkzaamheden verrichtte geslagen en geschopt en
- voornoemde [slachtoffer 1] verdovende middelen verstrekt en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
2.hij op tijdstippen in de periode van 14 november 2010 tot en met 28 april 2011 te Eindhoven en Helmond en Etten-Leur en Tilburg [slachtoffer 2] door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 2] door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 2] met een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 2] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard zou worden en zou worden besteed aan een gezamenlijke woning en een gezamenlijke toekomst en
- voornoemde [slachtoffer 2] verdovende middelen verschaft en
- voornoemde [slachtoffer 2] verboden om de woning aan de [adres] te verlaten en
- voornoemde [slachtoffer 2] meermalen geslagen/gestompt en getrapt/geschopt en
- voornoemde [slachtoffer 2] met een mes bedreigd en
- voornoemde [slachtoffer 2] bewogen om zijn, verdachtes, naam in haar nek te laten tatoeëren en
- voornoemde [slachtoffer 2] bewogen om seks te hebben met klanten zonder condoom en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 2] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 2] bewogen haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen;
3.hij op tijdstippen in de periode van 18 augustus 2010 tot en met 15 september 2010 te Amsterdam en Groningen,
[slachtoffer 3] door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 3] door geweld, door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 3] met een derde,
immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer 3] en
- voornoemde [slachtoffer 3] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- tegen voornoemde [slachtoffer 3] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld besteed zou worden aan een gezamenlijke toekomst en
- voornoemde [slachtoffer 3] meermalen naar een prostitutieplek vervoerd en
- voornoemde [slachtoffer 3] meermalen geslagen/gestompt en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 3] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 3] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen;
4.hij op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 01 maart 2011 te Eindhoven en Helmond [slachtoffer 4] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 4] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 4] met een derde,
immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 4] en
- voornoemde [slachtoffer 4] in een slechte financiële positie gebracht en
- voornoemde [slachtoffer 4] bewogen in de prostitutie te gaan werken en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 4] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 4] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan/af te dragen
en
hij op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 01 maart 2011 te Helmond telkens opzettelijk mishandelend een persoon (te weten S.J.J [slachtoffer 4]), heeft geslagen/gestompt en een brandende sigaret op de arm van die [slachtoffer 4] heeft gedrukt, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.hij op tijdstippen in de periode van 02 januari 2011 tot en met 9 juli 2011 te Gilze Rijen en Tilburg en Nijmegen en Amsterdam en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 5] door dwang, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 5] door geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededader, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van
[slachtoffer 5] met een derde,
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer 5] en
- voornoemde [slachtoffer 5] onderdak verschaft en
- voornoemde [slachtoffer 5] bewogen in de prostitutie te werken en
- voornoemde [slachtoffer 5] cocaïne verstrekt en
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen naar een prostitutieplek vervoerd en
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen geslagen/gestompt en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 5] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 5] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/hen af te staan/af te dragen;
6.hij op tijdstippen in de periode van 18 augustus 2010 tot en met 8 mei 2012 op een of meerdere plaatsen in Nederland, voorwerpen, te weten hoeveelheden (contant) geld, zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], heeft verworven en omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te vrijgesproken van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de onder 4 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 4].
Ten aanzien van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman betoogd dat terughoudendheid geboden is met betrekking tot het gebruik van de verklaringen van de vijf aangeefsters. De raadsman wijst er in dit kader op dat een aantal van de aangiftes pas geruime tijd na de ten laste gelegde periode is gedaan. Het is volgens de raadsman zeer wel mogelijk dat er afstemming heeft plaatsgevonden tussen de aangeefsters, terwijl zij wrok jegens verdachte koesteren.
De verdediging trekt in het bijzonder de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in twijfel. Volgens de raadsman verklaren diverse getuigen dat [slachtoffer 3] veel liegt en bevat de aangifte van [slachtoffer 5] innerlijke tegenstrijdigheden. Hun verklaringen kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsman.
Ook is bepleit dat het hof terughoudend moet zijn met de verklaringen van de vijf aangeefsters omdat zij onvoldoende worden ondersteund door objectief steunbewijs.
Daarnaast heeft de verdediging ten aanzien van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten betoogd dat geen sprake is geweest van dwangmiddelen in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals geweld, bedreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie. Volgens de raadsman hebben aangeefsters verkeerd in de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Aangeefsters zijn vrijwillig in de prostitutie werkzaam geweest en voor zover zij daarmee verdiend geld aan verdachte hebben afgegeven is dat op vrijwillige basis geschied. Van uitbuiting is volgens de raadsman geen sprake.
Ook heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde steeds opmerkingen geplaatst bij de door de rechtbank bewezen verklaarde periodes, die volgens de raadsman niet juist zijn.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde, te weten het plegen van mensenhandel van
[slachtoffer 5], wordt door de verdediging betwist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 6 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde, ook vrijspraak dient te volgen van het witwassen. Voor zover het hof zou komen tot enige bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 5, heeft de raadsman gewezen op de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van het enkele voorhanden hebben door een verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf. Ook om die reden dient vrijspraak van feit 6 te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid aangiftes/verklaringen
Het hof stelt voorop dat het de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] als ook de overige verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd, betrouwbaar acht. De aangiftes hebben deels betrekking op dezelfde periodes en locaties en de aangeefsters kunnen derhalve getuigen over hetgeen zij hebben waargenomen ten aanzien van de andere aangeefsters. Zij versterken elkaars verklaringen over en weer, hetgeen ook geldt voor de door de aangeefsters beschreven werkwijze en gedragingen van verdachte. De verklaringen zijn voorts in de kern gehandhaafd ten overstaan van de rechter-commissaris en/of de raadsheer-commissaris.
Alle aangeefsters verklaren dat verdachte hen door (bedreiging met) geweld en door andere feitelijkheden heeft bewogen om als prostituee werkzaam te zijn en het daarmee verdiende geld aan hem af te dragen.
Het hof merkt op dat het om zeer uitgebreide en gedetailleerde verklaringen gaat. Om die reden is het niet verwonderlijk dat er op detailniveau verschillen zijn te vinden tussen de diverse aangiftes en verklaringen. De door de raadsman aangehaalde verschillen zijn evenwel van ondergeschikt belang en doen niet af aan het gegeven dat de verklaringen op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen en elkaar derhalve ondersteunen.
Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof ook overigens geen objectieve aanwijzingen gevonden voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters.
Meer in het bijzonder is er voor het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat aangeefsters hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd of dat zij louter op basis van wrok tot hun voor verdachte belastende verklaringen zijn gekomen. De enkele omstandigheid dat een aantal aangiftes geruime tijd na de ten laste gelegde periode is opgemaakt is onvoldoende om een zodanige gevolgtrekking te rechtvaardigen.
Het hof bezigt de verklaringen die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3],
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben afgelegd tot het bewijs, op de wijze zoals in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen aan te geven.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Dwangmiddelen ex artikel 273 f van het Wetboek van Strafrecht
De bovenvermelde bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 houdt in dat het hof bewezen acht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de in artikel 273f, eerste lid, onder 4° en 9°, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van mensenhandel, met gebruikmaking van de in dat artikel bedoelde dwangmiddelen. Verdachte heeft zich bediend van meerdere soorten dwangmiddelen, die per aangeefster verschillen.
Uit de hierboven bedoelde, door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
Op vrijwel alle aangeefsters heeft verdachte geweld toegepast, in het geval van
[slachtoffer 2] buitensporig veel en grof geweld. Tegen [slachtoffer 1] heeft verdachte geen geweld gebruikt, maar was wel sprake van dreiging met geweld. In de periode dat zij bij verdachte in de woning aan de [adres] verbleef was zij er getuige van dat verdachte [slachtoffer 2] vaak sloeg en schopte. [slachtoffer 1] durfde daardoor niet tegen verdachte in te gaan. Ook waarschuwde verdachte haar en [slachtoffer 2], waardoor zij geen geld durfden achter te houden. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, was naar het oordeel van het hof sprake van een reële dreiging, die niet alleen in de beleving van
[slachtoffer 1] heeft bestaan.
Bij aangeefsters [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is voorts sprake geweest van misleiding, doordat tegen hen werd gezegd dat het met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor hen gespaard zou blijven en/of dat hen een gezamenlijke toekomst met verdachte werd voorgespiegeld.
In alle gevallen is sprake geweest van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Aangeefsters zijn jonge vrouwen die in een moeilijke situatie verkeerden. Zo waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] zonder slaapplek en hadden zij geen geld. Bij [slachtoffer 4] was sprake van een moeilijke thuissituatie doordat haar moeder ernstig ziek was. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hadden een problematisch verleden. Verdachte was bekend met de kwetsbaarheid van de diverse aangeefsters, onder meer doordat zij daar met verdachte over hebben gesproken en/of gechat. Aangeefsters verkeerden in de bewezen verklaarde periode allen in een van verdachte afhankelijke positie. Het hof houdt het er voor dat verdachte zich daarvan bewust is geweest.
Bij een aantal aangeefsters heeft tevens een rol gespeeld dat zij verliefd waren op verdachte. Hij is met hen een liefdesrelatie aangegaan.
Ten aanzien van de uitbuiting van [slachtoffer 4] merkt het hof nog op dat verdachte haar in een bijzonder moeilijke financiële situatie heeft gebracht door met gebruikmaking van haar bankpas en door het afsluiten van een telefoonabonnement op haar naam haar geld op te maken. Op een gegeven moment zag [slachtoffer 4] geen andere uitweg meer dan in te gaan op de suggestie van verdachte om geld te verdienen door middel van seks met andere mannen tegen betaling.
Naar het oordeel van het hof heeft geen van de aangeefsters in de bewezen verklaarde periode verkeerd in een situatie die gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Zo konden zij niet beschikken over eigen financiële middelen, hetgeen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. Voorts bepaalde verdachte de regels, zoals de prijs voor bepaalde seksuele handelingen en/of de werktijden en mochten aangeefsters van verdachte klanten niet weigeren.
Dat sommige aangeefsters reeds eerder in de prostitutie werkzaam waren geweest, zoals de raadsman heeft aangevoerd, kan naar het oordeel van het hof aan het bovenstaande niet afdoen. Ook de eventuele instemming van een slachtoffer met de uitbuiting is volgens de wetsgeschiedenis rechtens niet relevant. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
Gelet op het bovenstaande wordt het verweer in al zijn onderdelen verworpen.
Periode
De opmerkingen van de raadsman over de ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde periode betreffen geringe afwijkingen van enkele dagen. Aangezien de ten laste gelegde gedragingen, voor zover die door het hof bewezen worden verklaard, zich hebben afgespeeld binnen de bewezen verklaarde periode kunnen de door de raadsman aangehaalde verschillen hieraan niet afdoen. In dit verband verdient het opmerking dat de bewezen verklaarde periodes niet alleen betrekking hebben op het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en het afdragen van geld, maar ook op de daaraan voorafgaande feitelijkheden, zoals het aangaan van een liefdesrelatie of het doen van beloftes over een gezamenlijke toekomst.
Wat betreft de ten aanzien van [slachtoffer 3] onder 3 bewezen verklaarde periode merkt het hof op dat de raadsman er in zijn pleitnota ten onrechte vanuit gaat dat de rechtbank de gehele ten laste gelegde periode bewezen heeft verklaard. De rechtbank heeft de periode ingekort tot 15 september 2010, aangezien uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] kan worden afgeleid dat zij verdachte nadien niet meer heeft gezien. Het hof komt op basis van de hier boven bedoelde bewijsmiddelen tot een zelfde bewezen verklaarde periode als de rechtbank.
Het verweer wordt verworpen.
Nauwe en bewuste samenwerking (feit 5)
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte de mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] gepleegd. [medeverdachte] had in de bewezen verklaarde periode een liefdesrelatie met [slachtoffer 5]. Verdachte en [medeverdachte] waren vrienden van elkaar. [slachtoffer 5] had in die tijd geen geld en geen slaapplek. Verdachte heeft met medeweten van [medeverdachte] bewerkstelligd dat zij ging werken bij een sexclub in Gilze Rijen. Er werd gezegd dat [slachtoffer 5] de helft van het verdiende geld aan verdachte moest geven en dat de andere helft naar [medeverdachte] zou gaan.
Verdachte en [medeverdachte] hebben aangeefster [slachtoffer 5] steeds met de auto naar de sexclub in Gilze Rijen gebracht. Verdachte reed altijd, aldus [slachtoffer 5]. Op de dag dat [medeverdachte] door de politie werd aangehouden en vast kwam te zitten, nam verdachte [slachtoffer 5] als het ware van hem over. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het verweer wordt verworpen.
Witwassen (feit 6)
Hierboven heeft het hof reeds geoordeeld dat het de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar acht en deze bezigt tot het bewijs. Hun verklaringen houden steeds in dat zij door toedoen van verdachte werkzaam zijn geweest in de prostitutie en dat zij daarmee verdiend geld aan verdachte hebben afgedragen. Gelet op de bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde betreft het hier van misdrijf afkomstige gelden.
Uit de wettige bewijsmiddelen in het dossier, in het bijzonder de berekeningen van de verbalisanten zoals opgenomen op pagina’s 1366 en verder van het zaaksdossier 04.1 (witwassen) van het onderzoek Limonadewesp van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, dossiernummer 2219110022, blijkt dat het gaat om aanzienlijke geldsommen.
Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte in de ten laste gelegde periode beschikte over eigen inkomsten. Verdachte was in die tijd voortvluchtig voor politie en justitie. De verklaringen van aangeefsters houden in dat verdachte desondanks in de bewezen verklaarde periode op grote voet leefde. Uit die verklaringen, die het hof zoals vermeld tot het bewijs bezigt, blijkt dat verdachte van het door aangeefsters verdiende geld dure kleding en parfum heeft gekocht, dat hij daarmee auto’s huurde, uitgaven deed in het uitgaansleven en daarmee ook heeft gegokt. Ook op dit onderdeel vormen de verklaringen van aangeefsters een ondersteuning van elkaar.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, meermalen gepleegd, in die zin dat hij geld heeft verworven en omgezet dan wel daarvan gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist dat het van misdrijf afkomstig geld betrof. Nu de bewezenverklaring niet inhoudt dat verdachte geld voorhanden heeft gehad, behoeven de opmerkingen van de raadsman aangaande de jurisprudentie van de Hoge Raad over het enkele voorhanden hebben door een verdachte van een uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp geen nadere bespreking.
Het verweer wordt verworpen.
Algemene bewijsoverwegingen
De verweren voor zover die overigens zijn gevoerd vinden hun weerlegging in de inhoud van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen en bijbehorende bewijsoverwegingen.
De beslissing dat het onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:
mensenhandel.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel en mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof bij de straftoemeting rekening zal houden met de omstandigheden van het geval en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de mate waarin [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door het onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde handelen van verdachte zijn uitgebuit;
- -
de omstandigheid dat door het onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde handelen van verdachte de geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers in ernstige mate zijn aangetast;
- -
de omstandigheid dat bij slachtoffers van mensenhandel lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij ernstig kunnen worden belemmerd in hun intermenselijke relaties en hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, waarvan ook in de onderhavige strafzaak is gebleken;
- -
de mate waarin verdachte tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] geweld heeft gebruikt en de ernst van het toegepaste geweld, meer in het bijzonder de grofheid en het vernederende karakter van het op de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] uitgeoefende geweld; de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] ter terechtzitting in hoger beroep houdt in dat het bewezen verklaarde handelen van verdachte blijvende lichamelijke gevolgen voor haar heeft;
- -
de omstandigheid dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] heeft laten werken zonder gebruik te maken van voorbehoedsmiddelen ter voorkoming van zwangerschap of ziektes;
- -
het gegeven dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op eigen financieel gewin;
- -
de omstandigheid dat verdachte door het onder 6 bewezen verklaarde een inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
- -
de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk ter zake van mensenhandel en geweldsdelicten tot gevangenisstraf is veroordeeld voor de duur van vier jaren waarvan één voorwaardelijk;
- -
de inhoud van het verdachte betreffende rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum d.d.
6 november 2012, opgemaakt door M.F. de Vries, psychiater onder supervisie van
M. Drost, eveneens psychiater en R. Haveman psycholoog, zoals hieronder nader omschreven;
- -
de overige stukken in het dossier met betrekking tot de persoon van verdachte;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
In het hiervoor genoemde rapport van het Pieter Baan Centrum geven de gedragsdeskundigen te kennen dat zij van mening zijn dat zij, ondanks enige beperkingen aan het onderzoek, over voldoende informatie beschikken om te kunnen spreken van een gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis die ook aanwezig was in de aanloop tot en ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Door de weigerachtige houding van verdachte tijdens het onderzoek in het Pieter Baan Centrum heeft nader onderzoek naar de specifieke forensische aspecten van de stoornis niet kunnen plaatsvinden. Om die reden hebben de gedragsdeskundigen zich onthouden van een uitspraak van de doorwerking van de stoornis in de ten laste gelegde feiten en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Gelet daarop zal het hof verdachte in het kader van de straftoemeting ten aanzien van het bewezen verklaarde als volledig toerekeningsvatbaar beschouwen.
Hetgeen ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gekomen bevat voor het hof geen aanknopingspunten om te komen tot een ander oordeel over de mate van toerekenbaarheid.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Evenwel acht het hof, gelet op de hoogte van de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd, een straf zoals opgelegd in het beroepen vonnis en zoals gevorderd door de advocaat-generaal niet aan de orde.
Alles overziend acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal op deze straf in mindering worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.565,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.950,00, bestaande uit € 8.950,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [slachtoffer 1] desgevraagd te kennen gegeven dat zij zich kan vinden in het bedrag dat door de rechtbank aan haar is toegekend. Daarmee heeft zij haar vordering beperkt tot het door de rechtbank toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. De aan het voegingsformulier van de benadeelde partij gehechte berekening, opgemaakt door verbalisanten in het kader van de schatting van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, houdt in dat verdachte door [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiend geld heeft verkregen tot een bedrag van € 8.950,00. Het hof acht genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Voorts acht het hof het redelijk en billijk om aan [slachtoffer 1] een vergoeding ter zake van immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 2.000,00.
Verdachte is tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 10.950,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de bewezen verklaarde periode. Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 67.275,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 63.675,00, bestaande uit
€ 56.175,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Voorts heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat zij haar vordering wenst te vermeerderen met een voorschot op de kosten van naamswijziging, de kosten van het verrichten van een bodyscan en kosten van psychiatrische behandeling. De benadeelde partij dient voor dit hogere gedeelte van de vordering evenwel niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het niet is toegestaan om in het kader van een strafproces de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te vermeerderen, met uitzondering van de kosten terzake rechtsbijstand.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De aan de brief van de raadsvrouw van [slachtoffer 2] d.d. 21 maart 2013 gehechte berekening, opgemaakt door verbalisanten in het kader van de schatting van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, houdt in dat verdachte door [slachtoffer 2] verdiend geld heeft verkregen tot een bedrag van € 56.000,00. Zoals de rechtbank in haar vonnis heeft overwogen, bevat deze berekening evenwel een miscalculatie van € 600,00, zodat het per saldo gaat om afgedragen inkomsten uit de prostitutie ter hoogte van € 55.400,00. Het hof acht genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, evenals de kosten van € 775,00 voor het verwijderen van de tatoeages met de naam van verdachte. Voorts acht het hof het redelijk en billijk om aan [slachtoffer 2] een vergoeding ter zake van immateriële schade toe te kennen van € 7.500,00.
Verdachte is tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 63.675,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de bewezen verklaarde periode. Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien het causale verband tussen dat gedeelte van de vordering en het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte niet zonder meer vaststaat. De benadeelde partij kan daarom thans in dat gedeelte van haar vordering niet worden ontvangen en kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 16.843,79. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.300,00 aan materiële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De aan het voegingsformulier van de benadeelde partij gehechte berekening, opgemaakt door verbalisanten in het kader van de schatting van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, houdt in dat verdachte door [slachtoffer 3] in de prostitutie verdiend geld heeft verkregen tot een bedrag van € 2.300,00. Het hof acht genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Verdachte is tot vergoeding van de geleden schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 2.300,00 toewijsbaar is.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 17.714,88. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.800,00, bestaande uit een bedrag van € 7.800,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft
[slachtoffer 4] desgevraagd te kennen gegeven dat zij zich kan vinden in het bedrag dat door de rechtbank aan haar is toegekend. Daarmee heeft zij haar vordering beperkt tot het door de rechtbank toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. De aan het voegingsformulier van de benadeelde partij gehechte berekening, opgemaakt door verbalisanten in het kader van de schatting van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, houdt in dat verdachte door [slachtoffer 4] in de prostitutie verdiend geld heeft verkregen tot een bedrag van € 7.800,00. Het hof acht genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Voorts acht het hof het redelijk en billijk om aan [slachtoffer 4] een vergoeding ter zake van immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 3.000,00.
Verdachte is tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 10.800,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de bewezen verklaarde periode.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.200,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.200,00 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De aan het voegingsformulier van de benadeelde partij gehechte berekening, opgemaakt door verbalisanten in het kader van de schatting van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel, houdt in dat verdachte door [slachtoffer 5] in de prostitutie verdiend geld heeft verkregen tot een bedrag van € 1.200,00. Het hof acht genoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Verdachte en zijn mededader zijn tot vergoeding van de geleden schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van
€ 1.200,00 toewijsbaar is.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.950,00 (tienduizend negenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 8.950,00 (achtduizend negenhonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.950,00 (tienduizend negenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 8.950,00 (achtduizend negenhonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 89 (negenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 63.675,00 (drieënzestigduizend zeshonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit € 56.175,00 (zesenvijftigduizend honderdvijfenzeventig euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 63.675,00 (drieënzestigduizend zeshonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit
€ 56.175,00 (zesenvijftigduizend honderdvijfenzeventig euro) materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 330 (driehonderddertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 (drieëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.800,00 (tienduizend achthonderd euro) bestaande uit € 7.800,00 (zevenduizend achthonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.800,00 (tienduizend achthonderd euro) bestaande uit € 7.800,00 (zevenduizend achthonderd euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 89 (negenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5], ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 31 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.