Hof Den Haag, 09-02-2021, nr. 22-000040-20.a
ECLI:NL:GHDHA:2021:198
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
09-02-2021
- Zaaknummer
22-000040-20.a
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:198, Uitspraak, Hof Den Haag, 09‑02‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:236
Uitspraak 09‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:236
Rolnummer: 22-000040-20
Parketnummer: 09-842308-17
Datum uitspraak: 9 februari 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 24 december 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Egypte) op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 24 september 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (XTC) MDMA en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffen door een tabletteermachine, althans apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van syhnthetische drugs, te bestellen in China en deze vervolgens te laten bezorgen op het adres [adres] te 's-Gravenhage en/of;
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad te weten (verschillende onderdelen van) een tabletteermachine, althans apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van syhnthetische drugs, en/of twee, althans een koolstoffilter(s), waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat /die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met aanvulling/wijziging van de bewezenverklaring op grond van de in hoger beroep toegewezen wijziging van de tenlastelegging. Kort gezegd heeft de advocaat-generaal gevorderd de bewezenverklaring van de rechtbank aldus te wijzigen dat in aanvulling op of in plaats van“een tabletteermachine” bewezen wordt verklaard: “apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van syhnthetische drugs”.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2017 tot en met 24 september 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (XTC) MDMA en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine een middelmiddelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffenverschaft door een tabletteermachine, althans apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van syhnthetischesynthetische drugs, te bestellen in China en deze vervolgens te laten bezorgen op het adres [adres] te 's-Gravenhage en/of;
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, te weten (verschillende onderdelen van) een tabletteermachine, althans apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van syhnthetischesynthetische drugs, en/of twee, althans een koolstoffilter(s), waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat /die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen – opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Nadere bewijsmotivering
Het hof heeft kort gezegd bewezenverklaard dat de verdachte apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd voor het vervaardigen van synthetische drugs uit China heeft besteld en heeft laten bezorgen en dat hij bedoelde apparaten/onderdelen voorhanden heeft gehad, dit alles om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen, te weten het bereiden van XTC (MDMA) of amfetamine.
De verdediging heeft bewijsverweren gevoerd die, samengevat, inhouden dat niet de verdachte maar iemand anders de apparaten/laboratoriumonderdelen (hierna: de apparatuur) heeft besteld en dat de verdachte niet wist noch ernstige reden had om te vermoeden dat die apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd waren om XTC (MDMA) of amfetamine te bereiden.
Het hof overweegt in dit verband, met verwijzing naar de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, het volgende.
De verklaring van de verdachte dat hij, éénmaal, een voor hem onbekende, Arabische man in een café is tegengekomen, dat deze man hem een paar keer heeft gebeld en dat deze man de apparatuur vervolgens heeft besteld met gebruikmaking van zijn, verdachtes, bedrijfsgegevens, die hij desgevraagd aan de man had verstrekt, is weinig concreet en ook in hoger beroep op geen enkele manier verifieerbaar gebleken, nu de verdachte geen naam of telefoonnummer of anderszins gegevens van deze man heeft. Bovendien is de verklaring, die ook geen steun vindt in het strafdossier, hoogst onaannemelijk, om een aantal redenen. Niet alleen heeft de verdachte van deze man, deze derde, geen gegevens, maar ook heeft die derde in de eerste weken na de aflevering van het pakket (en daarna) kennelijk zich niet meer bij de verdachte gemeld, hetgeen beide niet voor de hand ligt indien die derde daadwerkelijk degene is die de apparatuur zou hebben besteld. Bovendien is de apparatuur bij de verdachte bezorgd en niet bij die derde; er is dus kennelijk niet voor het afleveradres van die derde gekozen. Daarbij komt, en dat vindt het hof in dit verband van doorslaggevende betekenis, dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, de kist waarin de apparatuur is getransporteerd zelf op enig moment heeft opengemaakt en de inhoud (kennelijk gedeeltelijk - op het buizenframe na) heeft overgebracht naar het adres van zijn ex-partner, hetgeen evenmin voor de hand ligt als de bestelling door een derde zou zijn gedaan en voor die derde bedoeld was.Het hof gaat daarom voorbij aan hetgeen de verdachte omtrent die derde heeft aangevoerd en gaat ervan uit dat het de verdachte zelf is geweest die de apparatuur heeft besteld en heeft laten bezorgen.
Voorts overweegt het hof dat de verdachte, die heeft aangevoerd van het illegaal karakter van de apparatuur niet op de hoogte te zijn geweest, wél wist dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat de apparatuur bestemd was om XTC (MDMA) of amfetamine te bereiden.
Alvorens het hof dit oordeel toelicht, overweegt het hof met betrekking tot de verklaring van [getuige], die het hof voor het bewijs heeft gebezigd, het volgende. De verdediging heeft de voor de verdachte belastende verklaring van [getuige] – vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen van de politie - van meet af aan betwist. Een (herhaald) verzoek van de verdediging om [getuige] als getuige te horen, is weliswaar toegewezen, maar vervolgens gestrand omdat deze [getuige] onvindbaar bleek, met verwijzingen naar de processen-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 28 december 2017 en van 22 januari 2019. Het feit dat de verdediging [getuige] niet heeft kunnen bevragen, staat er niet aan de weg dat diens verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, in het bijzonder – en voor zover hier relevant - doordat het bewijs niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd(‘sole or decisive-rule’). Daarvoor is bepalend of er voldoende steunbewijs is dat betrekking heeft op het belastende onderdeel van de verklaring van de getuige dat de verdachte betwist. Het hof is in deze zaak van oordeel dat de belastende verklaring van [getuige] betrouwbaar is en bruikbaar voor het bewijs. In de eerste plaats geldt dat de betrouwbaarheid van de verklaring wordt ingegeven door het feit dat de melding die [getuige] destijds, in september 2017, als huisgenoot van de verdachte bij de politie deed omtrent de aanwezigheid van een “machine” en de vindplaats daarvan, bij nader onderzoek door de politie bleek te kloppen. Voorts geldt dat de verklaring van [getuige] over, kort gezegd, de wetenschap van de verdachte, ook op dat door de verdachte betwiste onderdeel in voldoende mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen, zoals dat uit de hierna volgende bewijsoverweging blijkt. Het bewijs voor verdachtes wetenschap is niet uitsluitend (‘solely’) of in beslissende mate (‘to a decisive degree’) gebaseerd op de verklaring van [getuige].
Het hof baseert zich voor het bewijs dat de verdachte wist dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat de apparaten/laboratoriumonderdelen bestemd waren om XTC (MDMA) of amfetamine te bereiden op de volgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen:
- De verbalisant die de apparatuur aantreft in de schuur bij de ex-partner van de verdachte, heeft verklaard dat het hem bekend is dat de glazen bollen kunnen worden gebruikt bij het vervaardigen van drugs.
- Volgens de verbalisanten [verbalisant], expert van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen en [verbalisant], narcotica-expert van het team forensische opsporing, worden de onderdelen van de apparatuur die zij hebben onderzocht, gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs, waarbij [verbalisant] dat nader specificeert: synthetische drugs zoals amfetamine en 3,4-Methyleendioxymetamfetamine (MDMA).
- De verdachte maakte een zenuwachtige indruk toen de verbalisanten de kelderbox bij zijn woning wilden doorzoeken, alwaar de verbalisanten vervolgens de kist aantroffen waarin de apparatuur was getransporteerd, met bijbehorende pakbon en FedEx sticker.- In de door de verdachte bij zijn ex-partner gestalde dozen bevonden zich, behalve de later door de forensische opsporing onderzochte apparatuur, ook onderdelen van een tabletteermachine, hetgeen wijst op mogelijke productie van tabletten/pillen.
- [getuige], destijds verdachtes huisgenoot, heeft tegen de politie verklaard dat de verdachte hem verteld heeft dat wat er in de dozen zat, “een machine was om XTC mee te maken”.- De verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij bang was dat er ingebroken zou worden in zijn kelderbox en dat hij bang was dat [getuige] de pillenmachine zou meenemen en daar “wat verkeerds” mee zou doen, dat [getuige] die misschien voor “iets slechts” zou gebruiken. Daarbij merkt het hof op dat ook indien de term “pillenmachine” door de verdachte toen slechts is gebruikt omdat de politie/rechter-commissaris die aanduiding eerder zou hebben gebezigd – hetgeen door de raadsman is aangevoerd – dan nóg blijkt dat de verdachte kennelijk op de hoogte was van het feit dat de apparatuur voor “iets verkeerds” of “iets slechts” te gebruiken was.
- De verdachte heeft er terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij bijna 24 uur per dag thuis bleef omdat hij bang was dat de apparatuur gestolen zou worden en heeft apparatuur uiteindelijk om die reden verplaatst, naar de schuur van zijn ex-partner. Dit gedrag is naar het oordeel van het hof opmerkelijk omdat het, blijkens de op de pakbon vermelde prijs van $ 539, niet om een op zichzelf heel duur of waardevol apparaat ging.- De verdachte is volgens derden, zo volgt uit de door het hof gebezigde tapgesprekken, “verraden” en vervolgens door de politie opgepakt, waarbij verraad in zijn algemeenheid duidt op illegale en niet op legale activiteit.
Uit het voorgaande, in het bijzonder het feit dat de apparatuur die de verdachte voorhanden had, kennelijk wordt gebruikt voor de bereiding van synthetische drugs zoals amfetamine en MDMA, in combinatie met de gedragingen van de verdachte, het feit dat ook onderdelen van een tabletteermachine zijn aangetroffen, waarbij als feit van algemene bekendheid heeft te gelden dat (in ieder geval) XTC doorgaans in de vorm van pillen verkrijgbaar is, en dat de verdachte aan zijn toenmalige huisgenoot heeft meegedeeld dat in de dozen een machine zat om XTC mee te maken, leidt het hof af dat de verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad (apparaten/laboratoriumonderdelen), hier steeds als “apparatuur” aangeduid, waarvan hij wist dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat deze apparatuur bestemd was voor de bereiding van XTC (MDMA) of amfetamine.
De raadsman heeft aanvullend betoogd dat de processen-verbaal van de forensische opsporingsambtenaren niet uitsluiten dat de apparatuur die de verdachte voorhanden had, op zichzelf ook voor het bereiden van andere (verdovende) middelen, al dan niet illegaal, gebruikt kan worden. Dat zou aan een bewezenverklaring in de weg staan, nu niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de apparatuur bestemd is voor de bereiding van XTC (MDMA) of amfetamine, aldus de raadsman.Het hof verwerpt ook dit verweer. Anders dan de raadsman lijkt te betogen, vereist artikel 10 lid 1 aanhef en onder 3 van de Opiumwet niet dat de daar bedoelde voorwerpen naar hun aard enkel en alleen, dus uitsluitend, bestemd zijn tot het plegen van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Bedoelde bepaling ziet op het voorhanden hebben van voorwerpen (en/of vervoermiddelen, stoffen etc.) waarvan de verdachte die ze voorhanden heeft, weet dan wel ernstige reden heeft te vermoeden dat die voorwerpen bestemd zijn tot het plegen van zo’n Opiumwetfeit. Daartoe zijn de feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen, redengevend. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de wetenschap van de verdachte, is naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak bewezen dat de verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren voor het bereiden van XTC (MDMA) of amfetamine.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van verdovende middelen – de productie van harddrugs - heeft verricht. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land en bijbehorende vormen van criminaliteit. Verdovende middelen vormen voorts een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Het feit dat dergelijke middelen verslavend zijn, brengt – opnieuw - (verwervings-) criminaliteit met zich, die op zichzelf weer voor schade en overlast zorgt. Bij de vervaardiging van synthetische drugs zoals hier aan de orde, gaat de productie ervan bovendien gepaard met chemisch afval dat zonder veel scrupules wordt gedumpt in het milieu.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook overtreding van de Opiumwet. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte een brief van zijn begeleider bij Avance Zorg overgelegd, waaruit blijkt dat de verdachte meewerkt om zijn leven te verbeteren. Hij is aangemeld voor bewindvoering en hij is op zoek naar een nieuwe woning zodat hij negatieve invloeden kan vermijden. Daarnaast is uit de brief, en ook uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de verdachte een positieve rol speelt in het leven van zijn dochter. Justitiecontacten die samenhangen met de Opiumwet zijn er na het onderhavige strafbare feit niet meer geweest. Het hof ziet dan ook een (gematigd) positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 10a van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, mr. W.A.G.J.W. Ferenschild en J.A. van Dorp, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2021.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 22-000040-20 tegen de verdachte, genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Egypte) op [geboortedatum] 1966.
Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
BEWIJSMIDDELEN
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (pagina’s 24 en 25 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer])
– zakelijk weergegeven -:
Op 11 september 2017 verscheen melder [getuige] aan de balie van politiebureau Laak. Die [getuige] deelde mede dat hij zou verblijven aan de [adres] te Den Haag. Daar zou hij verblijven met de huurder van de woning [verdachte]. [getuige] deelde mede dat er in de genoemde woning een machine zou staan waarmee men pillen zou kunnen maken en dat [verdachte] een woning zou regelen om die machine te stallen.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij op dinsdag 19 september 2017 middels een machtiging tot binnentreden de woning betreden aan de [adres]. [verdachte] deelde ons mede dat hij een im- en exportbedrijf had opgestart, genaamd [bedrijf verdachte]. Voorts hebben wij de kelderbox betreden, die door [verdachte] voor ons werd geopend. Bij het betreden daarvan viel het ons op dat [verdachte] een zenuwachtige indruk maakte. In de kelderbox troffen wij een grote houten kist aan. Wij zagen dat in de kist enkel nog piepschuim zat. Op de kist was een pakbon geplakt, welke gericht was aan [bedrijf verdachte] gevestigd aan de [adres]. Tevens een sticker van FedEx welke kennelijk het transport heeft verzorgd.In de kelderbox zagen wij ook aluminium paaltjes staan met groene kunststof delen. Als beschrijving van de inhoud van de verzending stond op de pakbon vermeld: “glassreactor HS 7017900000”. Door brigadier [verbalisant] is een zoekslag gemaakt op het internet met als zoekterm “glassreactor HS 7017900000.” Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat het product op de website sterke gelijkenissen vertoonde met dat wat wij hadden aangetroffen in de kelderbox. Zo zag ik dat de buizenconstructie waaraan het apparaat is bevestigd, overeen kwam met de eerder omschreven “paaltjes” in de kelderbox van [verdachte]. Bij de beschrijving staat dat dit apparaat bedoeld is voor het experimenteren, danwel maken van chemische, biochemische en synthetische middelen.
2.
Een geschrift, zijnde een afbeelding van een sticker van FedEx als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant (pagina 34 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) – zakelijk weergegeven -:
Een sticker van FedEx met als afzender een adres in Beijing, China vermeld, als “ship date” 27 juli 2017 en als ontvanger “[bedrijf verdachte], [adres] Gravenhage”. Voorts staat vermeld (DESC1): ”glass reactor hs7017900000”.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] (pagina’s 52 en 53 van het proces-verbaal met dossiernummer 2017273531) – zakelijk weergegeven -:
Op 24 september 2017 is de woning van [ex-partner verdachte], de ex-partner van verdachte [verdachte] en de moeder van zijn kind, aan de [adres2] te ‘s-Gravenhage doorzocht. [ex-partner verdachte] gaf aan dat er in de schuur dozen van haar ex-partner stonden. In de schuur werden drie dozen en twee langwerpige goederen aangetroffen. In de dozen zaten onderdelen van een tabletteermachine en glazen bollen waarvan het de verbalisant bekend is dat die kunnen worden gebruikt bij het vervaardigen van drugs.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] (pagina 54 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) – zakelijk weergegeven -:
[ex-partner verdachte] verklaarde tijdens de doorzoeking van haar huis op 24 september 2017 dat [verdachte] één of twee weken geleden in haar woning kwam om wat spullen neer te zetten. [verdachte] heeft zelf drie dozen en twee lange voorwerpen in de schuur gezet.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen laboratoriumspullen d.d. 26 september 2017 van de politie Eenheid Den Haag, met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant], (pagina’s 55-57 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) – zakelijk weergegeven -:
Bij de zoeking op 24 september 2017 op het adres [adres2] te ’s-Gravenhage zijn een aantal spullen in beslag genomen, omdat deze vermoedelijk gebruikt gingen worden voor het vervaardigen van drugs. In verband met het aantreffen van deze attributen is contact gelegd met een expert van de landelijke eenheid, de heer [expert], expert van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen. Hem zijn onderstaande foto’s gestuurd en hij heeft mij gezegd dat hij deze laboratoriumspullen herkende en hij heeft mij uitgelegd waar deze spullen mogelijk voor dienen:
- Foto 1: Bol cooler
- Foto 2: Bol cooler met adsorptiemiddel
- Foto 3: 3 hols rond bodem kolf
- Foto 4: 1 hols rond bodem kolf
- Foto 5: Elektrisch verwarmingsmantel met daaraan een temperatuur sensor
- Foto 6: Reflux opstelling voor het verwarmen van stoffen.
Volgens [expert] worden deze apparaten/laboratoriumonderdelen regelmatig gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2017 van de politie Eenheid Den Haag, Team Forensische Opsporing/Narcotica met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] (pagina’s 190-193 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) – zakelijk weergegeven -:
Ik, [verbalisant], inspecteur van politie, narcotica-expert van het team Forensische Opsporing, verklaar:Op 20 oktober 2017 heb ik in het Bureau Forensische Opsporing de op 24 september 2017 tijdens een onderzoek op het adres [adres2] te ’s-Gravenhage aangetroffen apparatuur onderzocht. Het onderzoek vond plaats aan materialen die mij ter beschikking werden gesteld. De aangeboden partij bestond uit vijf delen: twee bolcoolers, een elektrische verwarmingsmantel met temperatuursensor, een éénhals rondbodemkolf en een driehals rondbodemkolf. Het is mij uit jarenlange ervaring en ontmanteling van vele drugslaboratoria bekend dat bovengenoemde apparatuur wordt gebruikt voor het vervaardigen van synthetische drugs, zoals amfetamine en 3,4-Methyleendioxymetamfetamine (MDMA) middels de Leuckart-methode. Bovengenoemde voorwerpen zijn derhalve bestemd voor het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen zoals genoemd in artikel 10a van de Opiumwet.
7.
Het aanvullend proces-verbaal d.d. 2 januari 2019 van de politie Eenheid Den Haag, Team Forensische Opsporing/Narcotica met nr. [nummer], inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] - zakelijk weergegeven -:
Op vrijdag 20 oktober 2017 heb ik de op 24 september 2017 op het adres [adres2] te ’s-Gravenhage aangetroffen apparatuur onderzocht. Het onderzoek vond plaats aan materialen die aan mij ter beschikking werden gesteld door Sporenbeheer van de Forensische Opsporing.
Op de vraag of deze apparatuur uitsluitend gebruikt wordt voor het produceren van harddrugs, kan ik verklaren dat ik als narcotica expert deze apparatuur alleen bij de productie van harddrugs ben tegengekomen. Er zijn mij geen andere productieprocessen middels dit laboratoriumglaswerk bekend.
8.
Het proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 28 september 2017, inhoudende de verklaring van de verdachte – zakelijk weergegeven-:
Ik heb een bedrijfje in import en export. Ik had de machine eerst bij mij thuis, maar ik was bang dat er zou worden ingebroken in mijn kelderbox. De machine stond eerst in mijn kelderbox en daarna heb ik hem bij de moeder van mijn kind gebracht. Ik was bang dat [getuige] in de kelderbox zou inbreken en de pillenmachine zou meenemen en daar wat verkeerds mee zou doen. Hij zou de machine misschien voor iets slechts gebruiken.
9.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 december 2019 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat [bedrijf verdachte], gevestigd op de [adres] te Den Haag, mijn bedrijf was. Het klopt ook dat de onderdelen van de machine die in de schuur van mijn ex-partner zijn aangetroffen van mij waren.
10.De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2021 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb een machine gehad. Ik heb een im- en exportbedrijf. Ik heb een pakket ontvangen. Er belde iemand van FedEx aan. Ik zag een doos. Ik heb gezegd dat het van mij is, van mijn bedrijf en ik heb getekend. Ik heb gezien wat er in de doos zat. Die machine heeft tien of twaalf dagen bij mij gestaan. Ik bleef bijna 24 uur per dag thuis omdat ik bang was dat die machine werd gestolen. Ik heb de machine uitgepakt.
11.
Een geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 24 september 2017 om 19:24:12 tussen NNman en [medeverdachte] (pagina 109 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer])
– zakelijk weergegeven -:
[medeverdachte]: Ben je vertrokken van [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte])?
NNM: Ja, ik ben nu weggegaan. Er is iets gebeurd. Weet je nog die ENE die [verdachte] heeft verraden?
[medeverdachte]: Ja
NNM: Wij hebben met hem vandaag afgerekend. Daarom ben ik weg van [verdachte]. Ik ben bang dat de autoriteiten (politie) naar [verdachte] zullen komen.
12.
Een geschrift, zijnde een tapgesprek d.d. 25 september 2017 om 17:09:12 tussen [medeverdachte] en [medeverdachte] (pagina 114 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer])
– zakelijk weergegeven -:
[medeverdachte]: [getuige] (naar het hof begrijpt: [getuige]) zal een en ander meemaken, ik zeg je waarom. Hij heeft [verdachte] opgegeven en [verdachte] is nu opgepakt door de politie.
13. Het proces-verbaal van relaas d.d. 26 september 2017, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant],(pagina 3 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) - zakelijk weergegeven -:
Op 24 september 2017 om 23:24 uur werd verdachte [verdachte] buiten heterdaad aangehouden.
14. Het proces-verbaal gesprek [getuige] d.d. 24 september 2017, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant],(pagina 37-38 van het proces-verbaal met dossiernummer [nummer]) - zakelijk weergegeven -:
Op 24 september 2017 had ik, verbalisant [verbalisant], als rechercheur een gesprek met [getuige] (het hof begrijpt: [getuige]). Hij verklaarde samengevat het volgende. (…) Ongeveer twee maanden geleden heb ik [verdachte] ontmoet en mocht ik bij hem slapen. (…) De machine is bezorgd aan de [adres] te Den Haag. Hij vroeg mij of ik hem wilde helpen met het naar binnen brengen van de dozen, want het zat verpakt in verschillende dozen. Ik wist toen nog niet wat er in de dozen zat. Hij vertelde mij erna dat het een machine was om XTC tabletten mee te maken.