Einde inhoudsopgave
Waterschapswet
Artikel 51a [Waarneming]
Geldend
Geldend vanaf 07-07-1999
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Stb. 1999, 276 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 26235)
- Inwerkingtreding
07-07-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-06-1999, Stb. 1999, 276 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 26235)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en — indien in de aanwijzing daarvan is voorzien bij het reglement — van de plaatsvervangend voorzitter wordt het ambt van voorzitter waargenomen door een, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, ander lid van dat bestuur.
2.
Bij verhindering of ontstentenis van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het ambt waargenomen door het oudste lid in jaren van het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur een ander lid met de waarneming belast.
3.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter op de dag met ingang waarvan het zittende algemeen bestuur is afgetreden, wordt het ambt waargenomen door een, door de afgetreden leden van het dagelijks bestuur aan te wijzen, afgetreden lid van het dagelijks bestuur, of, bij ontstentenis van alle afgetreden leden van het dagelijks bestuur, door het oudste afgetreden lid in jaren van het algemeen bestuur, een en ander tot in de waarneming overeenkomstig het eerste en tweede lid is voorzien.