Rb. Noord-Holland, 24-06-2021, nr. 15/119739-21 klaagschrift 20.010593
ECLI:NL:RBNHO:2021:8365
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
24-06-2021
- Zaaknummer
15/119739-21 klaagschrift 20.010593
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2021:8365, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 24‑06‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig, Rekestprocedure)
Uitspraak 24‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Beslissing op het klaagschrift na inbeslagname motorhesje (94 Sv). Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv draagt een summier karakter. Klaagschrift ongegrond: mogelijk bestaat er een nauwe verwevenheid tussen de verboden organisatie Satudarah (North Coast) en Singa 19, waardoor een veroordeling wegens één van de feiten waarop de verdenking thans betrekking heeft, niet kan worden uitgesloten. Het is derhalve niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren of zal onttrekken aan het verkeer.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 20.010593
Parketnummer: 15/119739-21
Uitspraakdatum: 24 juni 2021
Beschikking (art. 552a Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 7 december 2020 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een klaagschrift van mr. J.J.J. van Rijsbergen, gemachtigde van
[klager] , klager,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
domicilie kiezende aan de Parkstraat 10 te (4818 SJ) Breda, ten kantore van mr. J.J.J. Rijsbergen, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van een motorhesje/vest met daarop vermeld ‘Singa 19’.
Op 9 juni 2021 heeft mr. Rijsbergen het klaagschrift aangevuld.
Op 10 juni 2021 heeft de officier van justitie op voorhand het standpunt van het Openbaar Ministerie bekend gemaakt.
Op 10 juni 2021 heeft mr. Rijsbergen – eveneens voorafgaand aan de zitting – gereageerd op het standpunt van het Openbaar Ministerie en het standpunt van de verdediging naar voren gebracht.
Op 10 juni 2021 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klager is verschenen mr. J.J.J. Rijsbergen, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. D. Sarian.
2. Beoordeling
- aanleiding inbeslagname -
Op 2 december 2020 is onder klager voornoemd motorhesje inbeslaggenomen op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering. Verbalisanten zien klager die dag in een hesje van ‘Singa 19 Holland MC’ op een motor over de N307 rijden ter hoogte van Zwaagdijk-West. Op het moment dat klager wordt verzocht zijn motor aan de kant te zetten, rijdt hij op volle snelheid weg. Verbalisanten zetten de achtervolging in. Klager parkeert uiteindelijk zijn motor op de vluchtstrook op de A7 vlak voor de afslag Hoorn. Verbalisant Becker deelt mee dat het hesje in beslag wordt genomen. Uiteindelijk geeft klager het hesje aan de verbalisant overhandigd.
Klager wordt primair verweten dat hij artikel 140, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft overtreden. Subsidiair wordt klager verweten overtreding van artikel 2.81 van de APV van de gemeente Hoorn (APV Hoorn).
Artikel 140, tweede lid, Wetboek van Strafrecht luidt:
Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 2.81, eerste lid, van de APV Hoorn luidt:
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn of daarmee sterke gelijkenis hebben van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden.
- standpunt van klager -
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat de vaststelling door verbalisanten dat Singa 19 een verboden motorclub is, onjuist is. Singa 19 is geen voortzetting van Satudarah North Coast, ook al maakt zij gebruik van het clubhuis dat eerder Satudarah North Coast toebehoorde en is een aantal leden van het voormalige Satudarah North Coast na de verbodenverklaring lid geworden van Singa 19. Uit de beslissing van de rechtbank Den Haag in de zaak Yellow Snakes, bevestigd door de Hoge Raad, blijkt dat een enkele verwevenheid met Satudarah onvoldoende is om een andere club verboden te verklaren. Het feit dat een motorclub verboden is maakt niet dat een eventueel daaraan verwante motorclub verboden is. De Hoge Raad gaat daarin zelfs zo ver dat een verbodenverklaring van een landelijke informele vereniging niet automatisch meebrengt dat daarmee ook de daaronder vallende lokale chapters verboden zijn.
Singa 19 is een legale motorclub. Singa 19 is geen voortzetting van Satudarah. Voor zover Singa 19 al een voortzetting van Satudarah is, is geen sprake van het in de zin van artikel 140 lid 2 Sr strafbaar voortzetten van de werkzaamheid van een verboden vereniging, omdat de eventuele voortzetting niet gepaard gaat met het plegen van strafbare feiten of met gedragingen die in strijd zijn met de openbare orde. Daarmee is het hoogst onwaarschijnlijk dat het hesje van klager later verbeurd zal worden verklaard dan wel zal worden onttrokken aan het verkeer.
- standpunt van de officier van justitie -
De officier van justitie heeft betoogd zich te verzetten tegen teruggave van het inbeslaggenomen hesje aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Vooropgesteld wordt dat de vaststelling of Singa 19 al dan niet een voortzetting van een verboden organisatie is en of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 140 lid 2 Sr of overtreding van artikel 2:81 lid 1 van de APV Hoorn, gezien het marginale karakter van de raadkamerbehandeling, niet in de raadkamer, maar later door de zittingsrechter zal plaatsvinden. Op de terechtzitting zal naar de inschatting van de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring van het motorhesje worden gevorderd.
Uit het dossier kan opgemaakt worden dat het chapter Satudarah North Coast (Hoorn) en de leden daarvan, na de verbodenverklaring, doorgegaan zijn als Singa 19 North Coast.
Hetzelfde clubhuis wordt gebruikt, dezelfde kleuren worden toegepast, de leden komen overeen en de leeuwenkop in de zogeheten “colors” is afkomstig van supportclub Saudarah van Satudarah. Volgens het Openbaar Ministerie heeft klager gehandeld in strijd met artikel 140 lid 2 Sr door in het openbaar de colors van Singa 19, feitelijk de colors van Satudarah, te dragen.
Ten aanzien van artikel 2.81 APV Hoorn heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat dit artikel de openbare orde beoogt te beschermen Het artikel sluit aan bij de verbodenverklaring vanwege “de werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde”.
- de rechtbank overweegt het volgende -
Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv draagt een summier karakter. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in hierna volgende aan te leggen toetsingsmaatstaven.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt.Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor - in dit geval - artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat het voortduren van het beslag nodig maakt.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient daarom te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Uit het dossier blijkt dat klager zich op de openbare weg heeft begeven, terwijl hij een hesje droeg met daarop de aanduidingen "singa 19", "holland mc", "president", "northcoast", "apa datang", "datang", "1403","singa 19 mc". Uit het dossier blijkt dat Singa 19 direct na de verbodenverklaring van Satudarah gebruik is gaan maken van wat voorheen het clubhuis van Satudarah was, dat de kleuren in het clubhuis intact zijn gelaten en dat leden van Satudarah North Coast nu lid zijn van Singa 19.
Voorts heeft de voorzieningenrechter op 21 januari 2021 in verband met de sluiting van het betreffende clubhuis ten aanzien van het logo het volgende overwogen1.:
De gelijkenis tussen Chapter Northcoast van Singa 19 en het verboden Satudarah is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zodanig, dat dit op zichzelf al de vrees wettigt dat het openblijven van het pand een ernstig gevaar zal opleveren voor de openbare orde. Immers is Satudarah vanwege schendingen van de openbare orde en vrees op herhaling daarvan verboden verklaard. De voorzieningenrechter acht in dit verband naast het voorgaande van belang dat Singa 19 naar het schijnt alleen het logo en de naam van Satudarah heeft laten vallen, maar verder in het geheel geen afstand lijkt te hebben genomen van het verboden Satudarah. In tegendeel, Signa 19 heeft ten aanzien van de kleuren verklaard dat zij die draagt uit respect voor Satudarah.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er mogelijk een nauwe verwevenheid bestaat tussen de verboden organisatie Satudarah (North Coast) en Singa 19. Deze verwevenheid is, op basis van een globale en terughoudende beoordeling te typeren als van zodanige aard en inhoud dat een veroordeling wegens één van de feiten waarop de verdenking thans betrekking heeft, niet kan worden uitgesloten. Nader onderzoek daarnaar overstijgt het summiere karakter van behandeling van het klaagschrift in raadkamer en dient te geschieden tijdens de behandeling van de strafzaak. Uit de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren of zal onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift ongegrond.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2021.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑06‑2021