Rb. Noord-Holland, 21-01-2020, nr. AWB - 19 , 5454
ECLI:NL:RBNHO:2020:676
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
21-01-2020
- Zaaknummer
AWB - 19 _ 5454
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2020:676, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 21‑01‑2020; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
art. 174 Gemeentewet
Uitspraak 21‑01‑2020
Inhoudsindicatie
De gelijkenis tussen Chapter Northcoast van Singa 19 en het verboden Satudarah is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zodanig, dat dit op zichzelf al de vrees wettigt dat het openblijven van het pand in .. een ernstig gevaar zal opleveren voor de openbare orde. Immers is Studarah vanwege schendingen van de openbare orde en vrees op herhaling daarvan verboden verklaard. De voorzieningenrechter acht in dit verband naast het voorgaande van belang dat Singa 19 naar het schijnt alleen het logo en de naam van Satudarah heeft laten vallen, maar verder in het geheel geen afstand lijkt te hebben genomen van het verboden Satudarah. In tegendeel, Signa 19 heeft ten aanzien van de kleuren verklaard dat zij die draagt uit respect voor Satudarah. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat verweerder het clubhuis van Singa 19 heeft mogen sluiten.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5454
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 januari 2020 in de zaak van tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. J.J.J. van Rijsbergen),
en
de burgemeester van de gemeente Hoorn, verweerder
(gemachtigde: mr. M.E. Biezenaar).
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker bekend gemaakt dat is besloten om het bedrijfspand op het adres [adres] op 16 december 2019 om 10.00 uur te sluiten, omdat het pand in strijd met de openbare orde in gebruik is als bijeenkomstenruimte/clubhuis van een chapter van de ontbonden en verboden verklaarde informele vereniging Satudarah.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 januari 2020 op zitting behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [naam] .
Overwegingen
2.1
Bij uitspraak van 18 juni 2018 heeft de rechtbank te Den Haag de informele vereniging Satudarah verboden verklaard en met onmiddellijke ingang ontbonden (ECLI:NL:RBDHA:2018:7183).
2.2
Het gerechtshof heeft genoemde uitspraak voor wat betreft de verbodenverklaring en ontbinding op 18 juni 2019 bevestigd (ECLI:NL:GHDHA2019:1451).
3. Verweerder is op grond van de bestuurlijke rapportages gedateerd 18 februari 2017 en 21 maart 2019 en de rapportages controle van 5 maart 2019 en 17 september 2019 tot de conclusie gekomen dat het bedrijfspand op het adres [adres] (het pand) in gebruik was en is gebleven als clubhuis van (leden van de) verboden Outlaw Motorcycle Gang (OMG) Satudarah, dat eiser deel uitmaakt van die OMG en dat het pand daarnaast deels gebruikt wordt door eiser voor exploitatie van zijn [bedrijf] “ [naam bedrijf] ”.
4. Volgens verweerder is het ondanks de wijziging van de naam “Satudarah” in de naam “Singa 19” gelet op bovengenoemde rapportages voldoende aannemelijk dat het pand na het verbod van Satudarah in gebruik is gebleven als clubhuis van Satudarah, omdat er sinds het verbod feitelijk niets is veranderd. De bestuurders/leiders zijn dezelfde gebleven, de rolverdeling is hetzelfde gebleven, dezelfde of soortgelijke kleuren en symbolen (voor kleding en voor het clubhuis) worden gebruikt, het pand is voor wat betreft de inrichting van het clubhuisgedeelte ongewijzigd gebleven en het pand wordt nog steeds gebruik als clubhuis waar clubactiviteiten worden georganiseerd. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om aan te nemen dat de verboden vereniging Satudarah zijn activiteiten ondanks het verbod daarop heeft voortgezet onder de naam Singa 19 en derhalve dat het pand aan de [adres] dus als clubhuis in gebruik is door een verboden organisatie. Verweerder vreest daarom voor verstoring van de openbare orde en heeft besloten het pand te sluiten. Verweerder heeft de bevoegdheid tot sluiting van het pand ontleend aan het bepaalde in artikel 174 van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 2:78 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Hoorn (Apv).
Juridisch kader
5.1
Artikel 174 van de Gemeentewet luidt als volgt:
1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
2 De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
3 De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 2:78, eerste lid, aanhef en onder a, van de Apv kan de burgemeester besluiten tot sluiting van een van een voor publiek openstaand gebouw of erf als zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat.
Beoordeling
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de een deel van de benedenverdieping en de bovenverdieping van het pand aan de [adres] voorheen in gebruik waren door de inmiddels verboden motorclub Satudarah. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat op de begane grond op een wand een wandtekening is aangebracht met het 1%-teken, een aanduiding die gebruikt werd door Satudarah en andere OMG’s. Evenmin is in geschil dat de bovenverdieping zoals die was ingericht ten tijde van het gebruik door Satudarah, voor wat betreft kleur en inrichting ongewijzigd is gebleven, inclusief een ingerichte vergaderkamer met een afbeelding van een leeuwenkop. Vastgesteld is dat het logo van Saudarah (een bij voornoemde uitspraken tevens verboden zusterclub van Satudarah) nu grotendeels als logo door Singa 19 wordt gebruikt. Voorts is vastgesteld dat het chapter van Singa 19 dat in het pand in [adres] bijeenkomt voor een substantieel deel bestaat uit dezelfde personen als degenen die lid waren van het chapter van Satudarah dat voorheen gebruik maakte van dat clubhuis. Daarbij staat tevens vast dat het logo van Singa 19 voor wat betreft kleur, uitstraling en lettertype sterke overeenkomsten vertoont met de logo’s van zowel Saudarah als Satudarah, en dat de toevoeging “Chapter Northcoast” als door Satudarah voor het chapter werd gehanteerd ook door Singa 19 wordt gebruikt. Daarbij heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de rangorde binnen de groep die samenkomt in het pand in [adres] in grote lijnen dezelfde lijkt te zijn als de rangorde zoals die gold ten tijde van het gebruik van het pand door Satudarah.
6.2
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de gelijkenis tussen Chapter Northcoast van Singa 19 en het verboden Satudarah naar het oordeel van de voorzieningenrechter zodanig, dat dit op zichzelf al de vrees wettigt dat het openblijven van het pand in [adres] een ernstig gevaar zal opleveren voor de openbare orde. Immers is Studarah vanwege schendingen van de openbare orde en vrees op herhaling daarvan verboden verklaard. De voorzieningenrechter acht in dit verband naast het voorgaande van belang dat Singa 19 naar het schijnt alleen het logo en de naam van Satudarah heeft laten vallen, maar verder in het geheel geen afstand lijkt te hebben genomen van het verboden Satudarah. In tegendeel, Signa 19 heeft ten aanzien van de kleuren verklaard dat zij die draagt uit respect voor Satudarah.
7. De stelling van verzoekers dat verweerder niet bevoegd was over te gaan tot sluiting van het pand, omdat geen sprake is van een voor publiek openstaand lokaal in de zin van artikel 2:78 van de Apv, volgt de voorzieningenrechter niet. Niet is aannemelijk geworden dat Singa 19 een besloten groep is die bij zijn bijeenkomsten geen aspirant-leden of anderen heeft toegelaten of zal toelaten. Zo zijn geen statuten, geen notulen van vergaderingen en ook geen andere stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Daarbij komt dat Singa 19 niet alleen uit personen bestaat die voorheen lid waren van Satudarah maar ook uit andere leden. Dit duidt erop dat het, anders dan door verzoeker is gesteld, na het verbod op Satudarah wel degelijk mogelijk was – en wellicht nog steeds is – om als nieuw lid aansluiting te zoeken bij Singa 19. Daarnaast staat vast dat een deel van het pand volgens verzoeker in gebruik is als tattooshop. Ook dat maakt het een voor publiek toegankelijk lokaal.
8. De stelling dat de besluitvorming van verweerder inhoudt dat oud-leden van Satudarah in feite het recht op vereniging wordt ontnomen volgt de voorzieningenrechter evenmin. Het staat de oud-leden ondanks het verbod op Satudarah immers vrij om zich opnieuw te verenigen. De vraag die thans voorligt is of de vereniging Signa 19 een voortzetting is van Satudarah. Bij die beoordeling kan worden betrokken dat oud-leden van Satudarah daarvan deel uitmaken.
9. Ook de stelling dat de sluiting van het pand niet kan worden gebaseerd op een nog niet onherroepelijk geworden verenigingsverbod treft naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doel. Onherroepelijkheid speelt een rol bij de beoordeling van artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Die beoordeling ligt thans niet voor. Naast het strafrechtelijke traject heeft echter ook verweerder de taak te waken over de openbare orde, en wel op grond van de Gemeentewet. Bij vrees voor ernstige verstoring daarvan is verweerder bevoegd over te gaan tot sluiting van een pand. Bij beoordeling van die vrees kunnen alle omstandigheden worden betrokken, waaronder ook (het ontbreken van) onherroepelijkheid. Gelet op alle omstandigheden als hiervoor genoemd is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in dit geval geen doorslaggevend belang heeft hoeven toekennen aan het ontbreken van onherroepelijkheid.
10. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek afwijzen.
11. Bij deze beslissing bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Maarleveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.