NJB 2011, 937:Het verweer dat de agenten B en S niet bevoegd waren tot het doen van opsporingsbevoegdheden ter zake van de snelheidsovertreding als bedoeld bij art. 20 Reglement verkeersregels en verkeerstekens, is door het hof ten onrechte verworpen, omdat het ofwel uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en zo dat niet het geval is van een ontoereikende motivering. In het bijzonder is het ontbreken van de akte van beëdiging met vastlegging van welke opsporingsbevoegdheden zij mogen uitoefenen, hier van belang