NJB 2011, 937
Het verweer dat de agenten B en S niet bevoegd waren tot het doen van opsporingsbevoegdheden ter zake van de snelheidsovertreding als bedoeld bij art. 20 Reglement verkeersregels en verkeerstekens, is door het hof ten onrechte verworpen, omdat het ofwel uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en zo dat niet het geval is van een ontoereikende motivering. In het bijzonder is het ontbreken van de akte van beëdiging met vastlegging van welke opsporingsbevoegdheden zij mogen uitoefenen, hier van belang
HR 05-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6693
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2011
- Magistraten
(Mrs. Van Dorst, De Savornin Lohman, Ilsink, Splinter-van Kan en Loth
- Zaaknummer
09/00933
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BO6693
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO6693, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO6693, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2010
- Wetingang
Essentie
Het verweer dat de agenten B en S niet bevoegd waren tot het doen van opsporingsbevoegdheden ter zake van de snelheidsovertreding als bedoeld bij art. 20 Reglement verkeersregels en verkeerstekens, is door het hof ten onrechte verworpen, omdat het ofwel uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en zo dat niet het geval is van een ontoereikende motivering. In het bijzonder is het ontbreken van de akte van beëdiging met vastlegging van welke opsporingsbevoegdheden zij mogen uitoefenen, hier van belang
Uitspraak
De verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot een geldboete van € 432 en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.