Uit het proces-verbaal met betrekking tot het uitluisteren vertrouwelijke communicatie, bewijsmiddel 6, volgt dat de verdachte in de nacht van 28 op 29 januari 2013 om 22.40 uur tegen zijn een van zijn medeverdachten zegt dat “hij een schroevendraaier moet meenemen”. Om 23.33 uur vraagt de verdachte aan zijn medeverdachten voordat zij de auto verlaten: “Schroevendraaier alles bij?”
HR, 28-02-2017, nr. 15/00651
ECLI:NL:HR:2017:325
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-02-2017
- Zaaknummer
15/00651
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:325, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑02‑2017; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:91, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2015:472, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2017:91, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:325, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Serie vermogensdelicten regio Den Bosch. HR: art. 80a RO. Samenhang met 15/00382 en 15/00654.
Partij(en)
28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/00651
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 januari 2015, nummer 20/000761-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2017.
Conclusie 24‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Serie vermogensdelicten regio Den Bosch. HR: art. 80a RO. Samenhang met 15/00382 en 15/00654.
Nr. 15/00651 Zitting: 24 januari 2017 (bij vervroeging) | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 23 januari 2015 ter zake 2. “diefstal door twee of meer verenigde personen”, 4 en 5. “poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak” en 6. “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek als bedoeld in art. 27 Sv. Voorts heeft het hof een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 15/00382 en 15/00654. In deze zaken zal ik vandaag eveneens concluderen.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt — kort gezegd — over de onder 2 bewezenverklaarde gekwalificeerde diefstal van een Volkswagen Caddy met het kenteken [AA-00-AA] alsook over de onder 4 bewezenverklaarde poging tot gekwalificeerde diefstal van een Volkswagen Caddy met het kenteken [BB-00-BB]. Het tweede middel klaagt over de onder 5 bewezenverklaarde poging tot gekwalificeerde diefstal van een Volkswagen Caddy met het kenteken [CC-00-CC]. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
5. Anders dan de steller van het middel in de toelichting betoogt, heeft het hof, met toepassing van de juiste maatstaf, uit de gebezigde bewijsmiddelen zonder meer kunnen afleiden dat de verdachte, door zowel in de nacht van 28 op 29 januari 2013 als in de nacht van 21 op 22 maart 2013 als bestuurder van een auto met twee medeverdachten rond te rijden, concrete gesprekken met hen te voeren over waar en op welke wijze het beste witte en of grijze Caddy’s kunnen worden weggenomen, de medeverdachten te wijzen op het meenemen van gereedschap op de momenten dat zij de auto verlaten,1.of door hen te waarschuwen zodra er tijdens hun bezigheden een auto nadert,2.bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten bij het plegen van — kort gezegd — de diefstal in vereniging van de witte Volkswagen Caddy met het (originele) kenteken [AA-00-AA],3.de poging diefstal in vereniging van de grijze Volkswagen Caddy met het kenteken [BB-00-BB],4.alsook de poging diefstal in vereniging van de witte Volkswagen Caddy met het kenteken [CC-00-CC].5.6.Afgezien van de aangiften,7.vindt de bewezenverklaring, anders dan de steller van het middel kennelijk wil, bovendien steun in die bewijsmiddelen waaruit blijkt dat in beide nachten geen andere melding of aangifte van diefstal van een dergelijk voertuig dan wel een poging daartoe werd gedaan.8.Inzake de diefstal van de witte Caddy met het kenteken [AA-00-AA] kan die steun voorts ook worden gevonden in de omstandigheid dat een van verdachte’s medeverdachten in de periode volgend op de diefstal verschillende keren in de Caddy is waargenomen.9.In beide gevallen betreft de toelichting op het middel een duidelijk geval van napleiten en miskent het de rechterlijke wegings- en waarderingsvrijheid. De eerste twee middelen kunnen klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
6. Het derde middel, waarin met een beroep op art. 6, eerste lid, EVRM wordt geklaagd over de overschrijding van de redelijke (inzend)termijn in cassatie, behoeft gezien het lot van het de eerste twee middelen geen bespreking.10.
7. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑01‑2017
Het proces-verbaal met betrekking tot het uitluisteren vertrouwelijke communicatie, bewijsmiddel 19, houdt in dat de verdachte, wachtend in de auto terwijl de twee medeverdachten zijn uitgestapt, om 22.04 toetert wanneer er een auto nadert, waarop de medeverdachten weer instappen.
Het bewezenverklaarde onder 2.
Het bewezenverklaarde onder 4.
Het bewezenverklaarde onder 5.
Zie de bewijsmiddelen 6 en 7 in verband met de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten alsook bewijsmiddel 19 en 20 inzake het onder 5 bewezenverklaarde.
Zie bewijsmiddel 3 (feit 2), bewijsmiddel 1 (feit 4) en bewijsmiddel 16 (feit 5).
Zie bewijsmiddel 4 ter zake de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten en bewijsmiddel 17 ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde.
Zie de bewijsmiddelen 8 tot en met 13.
Zie HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, rov. 2.4.2.