HR, 10-11-2009, nr. 08/00534
ECLI:NL:HR:2009:BJ6927
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10-11-2009
- Zaaknummer
08/00534
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BJ6927
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Verkeersrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ6927, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ6927
ECLI:NL:PHR:2009:BJ6927, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ6927
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. Overtreding art. 34 WAM. Begrip ‘verkeersveiligheid’. Gelet op art. 30.6 WAM heeft de wetgever bij overtreding van art. 34.1 WAM de veiligheid van het verkeer betrokken geacht. Het Hof heeft in zijn strafmotivering derhalve terecht het belang van de verkeersveiligheid in aanmerking genomen (vgl. HR LJN AD0076).
10 november 2009
Strafkamer
nr. 08/00534
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 februari 2008, nummer 22/003831-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Breda, locatie Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen" te Breda.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de strafmotivering niet zonder meer begrijpelijk is.
2.2. Het Hof heeft ter motivering van de strafoplegging het volgende overwogen:
"Het hof heeft de op te leggen straf en bijkomende straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2007, is de verdachte reeds eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Daarbij is in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gedurende het tijdvak 6 januari 2006 tot en met 2 juli 2006 de verplichting gehad haar motorrijtuig te verzekeren. Door haar motorrijtuig niet te verzekeren heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Tevens heeft zij nagelaten om aan een daartoe bevoegde ambtenaar schriftelijk aan te tonen dat het motorrijtuig wel was verzekerd.
Het hof is dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke werkstraf in de vorm van een taakstraf van na te melden duur, gecombineerd met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen passend en geboden is."
2.3. Art. 34, derde lid, in verbinding met art. 30, zesde lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) houdt in dat bij veroordeling van degene die niet aan de in art. 34, eerste lid, WAM bedoelde vordering tot het aantonen dat aan de verzekeringsplicht is voldaan, hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste een jaar kan worden ontzegd. Deze bepaling duidt erop dat de wetgever bij overtreding van art. 34, eerste lid, WAM de veiligheid van het verkeer betrokken acht. Het Hof heeft in zijn strafmotivering dus terecht het belang van de verkeersveiligheid in aanmerking genomen (vgl. HR 24 november 1987, LJN AD0076, NJ 1989, 84).
2.4. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 10 november 2009.
Conclusie 01‑09‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte = verzoekster]
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verzoekster wegens overtreding van art. 34 WAM veroordeeld tot een taakstraf van 28 uur subsidiair 14 dagen hechtenis. Voorst is verzoekster veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
2.
Namens verzoeker heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel komt op tegen de strafmotivering.
4.
Die houdt —voor zover voor het middel van belang— in:
‘Daarbij is in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft gedurende het tijdvak 6 januari 2006 tot en met 2 juli 2006 de verplichting gehad haar motorrijtuig te verzekeren. Door haar motorrijtuig niet te verzekeren heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.’
5.
De steller van het middel acht het zonder nadere toelichting onbegrijpelijk dat de verkeersveiligheid negatief zou worden beïnvloed door het al dan niet voldoen aan de verzekeringsplicht.
6.
Het begrip verkeersveiligheid moet niet te eng worden opgevat. Het omvat het geheel aan waarborgen en regels ten einde de situatie op de weg ordelijk en veilig te laten verlopen en een zeker vangnet te bieden wanneer er op de weg iets misgaat. Verzoekster heeft door niet te voldoen aan de verzekeringsplicht blijk gegeven van onverschilligheid ten opzichte van dat stelsel van waarborgen en regels. Bovendien kan de omstandigheid dat een kentekenhouder niet aan zijn verzekeringsplicht voldoet in het algemeen een stimulans zijn om het vluchtmisdrijf van art. 7 WVW 1992 te plegen indien hij betrokken raakt bij een aanrijding.
7.
De onderhavige strafmotivering is niet ongebruikelijk bij onverzekerd rijden en is zijdelings aan de orde geweest in HR 18 mei 2004, AO5850 en HR 13 mei 2008 BC6804, waar zij niet tot ambtshalve ingrijpen aanleiding gaf. Dit zegt overigens op zichzelf nog niet zoveel.
8.
Het oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk.
9.
Het middel faalt en leent zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde verkorte motivering. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden