Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/149
149 Inleiding
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691467:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Bomhoff 2004.
Ook een verklaring voor recht waarbij eiser een negatief geformuleerd rechtsgevolg inroept zoals bijv. vernietiging wegens dwaling, valt niet onder het begrip een negatieve verklaring voor recht.
Hof Amsterdam 10 april 2008, zaak/rolnummer 106.005.487/01, JBPr 2009/3 met nt. A.S. Rueb. Eiser heeft (al of niet op grond van zijn substantiëringsverplichting) gereageerd op het verweer van verweerder. Het hof belastte kennelijk J.R.R. (het hof geeft aan dat J.R.R. niet voldoende bewijs voor de door hem bedoelde schenking heeft bijgebracht) met het bewijsrisico van de schenking. Evenals Rueb ben ik het niet eens met deze bewijslastverdeling: er waren bovendien ruimschoots mogelijkheden om de bewijslast voor D. te verlichten.
Rb. Rotterdam 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7915.
HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1736, RvdW 2020/1179.
Het leerstuk van de verklaring voor recht is van belang voor het onderzoek naar bevrijdende verweren. Een bij een bepaalde rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon kan vorderen dat de rechter omtrent die rechtsverhouding een verklaring voor recht uitspreekt (art. 3:302 BW).1 De verklaring voor recht stelt bindend het bestaan van een rechtsverhouding vast of preciseert bindend de inhoud.
Als een eiser een vordering instelt waarbij hij beoogt vast te laten stellen dat een beweerde vordering van verweerder tot veroordeling tot een prestatie niet bestaat, is sprake van een vordering strekkende tot een negatieve verklaring voor recht.2 Eiser wil een einde maken aan onzekerheid. Eiser meent dat hij geconfronteerd kan worden met een mogelijke vordering van verweerder; hij kan er belang bij hebben dat in rechte wordt vastgesteld dat die mogelijke vordering van verweerder niet bestaat. Hij wenst duidelijkheid over zijn rechtspositie. De hypothetische vordering wordt dan afgeweerd.
Afbakening
Eiser kan ook anticiperen op een mogelijk verweer van de wederpartij en zijn vordering strekkende tot een verklaring voor recht formuleren met een ontkenning van wat zijn wederpartij betoogt. Indien het eiser daarbij te doen is om daarmee een opmaat tot een titel te verkrijgen, introduceer ik voor deze variant de term ‘vordering strekkende tot een pseudonegatieve verklaring voor recht’.3 Eiser wil zijn positie veilig stellen via een vordering strekkende tot een verklaring voor recht. Eiser doet daarbij een beroep op een rechtsgevolg en verweerder voert een grondslagverweer. Eiser heeft bij een dergelijke vordering stelplicht en bewijslast.
Voorbeelden van vorderingen strekkende tot een pseudonegatieve verklaring voor recht
(De bewindvoerder van) D. vordert voor recht te verklaren dat een overschrijving van D. aan J.R.R. geen schenking was. D. had in het verleden een bankvolmacht verleend aan J.R.R. De stelling van D. komt erop neer dat het bewuste bedrag zal moeten worden teruggegeven omdat aan de overboeking een beheersovereenkomst ten grondslag lag. J.R.R. voert verweer en stelt gemotiveerd dat sprake was van een schenking. Het geschil betreft daarmee de vraag of een geldige titel aan de overboeking ten grondslag lag.4 De verklaring voor recht kan leiden tot een verplichting tot terugbetaling. D. zal stelplicht hebben ter zake van de door haar gestelde feiten.
Een stichting wenst een verklaring voor recht dat de wederpartij (een ex-bestuurder) op grond van de statuten van de stichting niet gerechtigd was tot betaling (…).5 De verklaring voor recht kan leiden tot een verplichting tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling. De Stichting moet de onverschuldigdheid stellen en bewijzen.
Eiser heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de verzekeraar de uitkering aan hem ten onrechte heeft gestaakt. De eis betreft een opmaat voor de vordering tot uitkering van een verzekeringsovereenkomst.6 Eiser heeft stelplicht en bewijslast.
Bij een zuivere vordering strekkende tot een negatieve verklaring voor recht is het verweerder die met de gedachte speelt een vordering tegen eiser in te stellen. Eiser wil dat verhinderen. Bij een pseudonegatieve verklaring voor recht anticipeert eiser op een mogelijk verweer van de wederpartij.
Later zal blijken dat het onderscheid tussen een vordering strekkende tot een pseudonegatieve verklaring voor recht en een (zuiver) negatieve verklaring voor recht gevolgen heeft voor de stelplicht- en bewijslastverdeling. Nr. 152 e.v. is gewijd aan de stelplicht- en bewijslastverdeling bij de zuivere vordering strekkende tot een negatieve verklaring voor recht.