Procestaal: Duits.
HvJ EU, 02-10-2014, nr. C-101/13
ECLI:EU:C:2014:2249
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
02-10-2014
- Magistraten
L. Bay Larsen, M. Safjan, J. Malenovský, A. Prechal, K. Jürimäe
- Zaaknummer
C-101/13
- Conclusie
N. Jääskinen
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2014:2249, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 02‑10‑2014
ECLI:EU:C:2014:296, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie, 30‑04‑2014
Uitspraak 02‑10‑2014
L. Bay Larsen, M. Safjan, J. Malenovský, A. Prechal, K. Jürimäe
Partij(en)
In zaak C-101/13,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) bij beslissing van 6 februari 2013, ingekomen bij het Hof op 28 februari 2013, in de procedure
U
tegen
Stadt Karlsruhe,
wijst
HET HOF (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Safjan, J. Malenovský (rapporteur), A. Prechal en K. Jürimäe, rechters,
advocaat-generaal: N. Jääskinen,
griffier: M. Aleksejev, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 januari 2014,
gelet op de opmerkingen van:
- —
U, vertegenwoordigd door R. Faller, Rechtsanwalt,
- —
de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en A. Wiedmann als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Wils en W. Bogensberger als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 30 april 2014,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 (PB L 142, blz. 1, en rectificatie PB L 188, blz. 127; hierna ‘verordening nr. 2252/2004’).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen U en de Stadt Karlsruhe over de weigering door de Stadt Karlsruhe om de weergave van zijn geboortenaam op zijn Duitse paspoort te wijzigen.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
In de punten 2 tot en met 4 van de considerans van verordening nr. 2252/2004 heet het:
- ‘(2)
Bij een resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 oktober 2000 zijn minimumveiligheidsnormen voor paspoorten vastgesteld […]. Deze resolutie dient nu door een communautaire maatregel te worden geactualiseerd om te komen tot betere geharmoniseerde veiligheidsnormen voor paspoorten en reisdocumenten ter bescherming tegen vervalsing. Tegelijkertijd moeten er biometrische identificatiemiddelen in het paspoort worden opgenomen, zodat een betrouwbaar verband kan worden gelegd tussen de rechtmatige houder en het document.
- (3)
Met de harmonisatie van de veiligheidskenmerken en de integratie van biometrische identificatiemiddelen wordt, met het oog op toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau, een belangrijke stap gezet naar het gebruik van nieuwe elementen die het reisdocument veiliger maken en een betrouwbaarder verband tot stand brengen tussen de houder en het paspoort of reisdocument, hetgeen in belangrijke mate bijdraagt tot de bescherming ervan tegen frauduleus gebruik. Er moet rekening worden gehouden met de specificaties van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), met name die welke zijn opgenomen in document nr. 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten.
- (4)
Deze verordening gaat alleen over de harmonisatie van de veiligheidskenmerken, waaronder biometrische identificatiemiddelen, voor de paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten. […]’
4
Artikel 1, lid 1, eerste alinea, van die verordening luidt:
‘Door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten voldoen aan de in de bijlage vervatte minimumveiligheidsnormen.’
5
De bijlage bij die verordening, met als opschrift ‘Minimumveiligheidsnormen voor door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten’, bevat een punt 2 met als opschrift ‘Pagina met persoonsgegevens’, waarvan de eerste alinea bepaalt:
‘Het paspoort bevat een machineleesbare pagina met persoonsgegevens die beantwoordt aan de specificaties inzake machineleesbare paspoorten in ICAO-document nr. 9303 betreffende machineleesbare paspoorten (deel 1); de wijze van afgifte daarvan moet met die specificaties stroken.’
Document 9303 van de ICAO, deel 1
6
De inleiding van document 9303 van de ICAO, deel 1, vijfde alinea, geeft aan:
‘[…] De ICAO stelt internationale normen op die de verdragsluitende staten moeten toepassen […]. Een grondbeginsel bij het opstellen van deze normen is dat de overheden, om de inspectieformaliteiten voor de grote meerderheid van de luchtreizigers te verlichten, een voldoende mate van vertrouwen moeten hebben in de betrouwbaarheid van de reisdocumenten en de doeltreffendheid van de inspectieprocedures. Het vaststellen van standaardspecificaties voor reisdocumenten en de daarin vervatte gegevens heeft tot doel dit vertrouwen te scheppen.’
7
Afdeling IV van document 9303 van de ICAO, deel 1, met als opschrift ‘Technische specificaties voor het machineleesbare paspoort’, bevat een punt 5.2 dat bepaalt:
‘Om rekening te houden met de verscheidenheid van de vereisten van de wetten en gebruiken van de Staten en om rekening houdend met deze vereisten een maximale standaardisatie te verzekeren, is de pagina met gegevens van het [machineleesbare paspoort (MLP)] verdeeld in zeven zones, als volgt:
Voorkant van de pagina met gegevens van het MLP
Zone I Verplicht opschrift
Zone II Verplichte en facultatieve elementen van persoonsgegevens
Zone III Verplichte en facultatieve elementen van documentgegevens
Zone IV Verplichte handtekening of gebruikelijk teken van de houder (origineel of reproductie)
Zone V Verplicht identificatie-element
Zone VII Verplichte machineleesbare zone (MLZ)
Achterkant van de pagina met gegevens van het MLP of een aangrenzende pagina
Zone VI Optionele gegevenselementen’.
8
Punt 8.4 van die afdeling IV luidt als volgt:
‘Vakken. Behoudens andersluidende bepalingen in het register hieronder moeten alle vakken bestemd voor de verplichte gegevenselementen in de [Visuele inspectiezone (zones I tot en met VI)] worden geïdentificeerd met een aanduiding in de officiële taal van de Staat van afgifte of in de werktaal van de organisatie van afgifte. Indien de aanduidingen in de officiële taal van de Staat van afgifte zijn opgesteld, of in de werktaal van de organisatie van afgifte, in een andere taal dan het Frans, het Engels of het Spaans, moet een cursief gedrukte vertaling naar een van deze drie talen worden verstrekt.’
9
Wat de inhoud van de vakken 06 en 07 van zone II van de pagina met gegevens van het machineleesbare paspoort betreft, bepaalt punt 8.6 van die afdeling:
‘Volledige naam van de houder, zoals geïdentificeerd door de Staat of organisatie van afgifte. Indien mogelijk wordt de naam in twee delen gesplitst, waarvan het eerste het door de Staat of de organisatie als ‘primair identificatiekenmerk’ van de houder omschreven deel voorstelt (bijvoorbeeld familienaam, meisjesnaam en uit het huwelijk verkregen naam, patroniem), en het tweede alle andere bestanddelen van de naam van de houder (bijvoorbeeld voornamen, initialen) die de Staat of organisatie van afgifte in hun geheel als een ‘secundair identificatiekenmerk’ beschouwen. De twee delen (primaire en secundaire identificatiekenmerken) samen vormen de naam van de houder van het paspoort.
Indien de Staat of organisatie van afgifte bepaalt dat de naam van de houder niet in twee delen kan worden gesplitst zoals hierboven aangegeven, dan wordt de volledige naam van de houder als het primaire identificatiekenmerk omschreven.’
10
Wat meer specifiek vak 06 betreft, bestemd voor het primaire identificatiekenmerk, luidt punt 8.6 van afdeling IV van document 9303 van de ICAO, deel 1, als volgt:
‘Hoofdbestandde(e)l(en) van de naam van de houder, zoals hierboven beschreven. In gevallen waarin het hoofdbestanddeel of de hoofdbestanddelen van de naam van de houder (bijvoorbeeld indien deze bestaat uit samengestelde namen) niet in hun geheel of in dezelfde volgorde kunnen worden ingeschreven, omdat er geen plaats meer is in de vakken 06 en/of 07 of vanwege het nationale gebruik, worden de (door de Staat of de organisatie bepaalde) belangrijkste bestanddelen van het primaire identificatiekenmerk ingeschreven.’
11
Wat vak 07 betreft, bestemd voor het secundaire identificatiekenmerk, wordt in punt 8.6 van afdeling IV van document 9303 van de ICAO, deel 1, vastgesteld:
‘Secundair(e) bestandde(e)l(en) van de naam van de houder, zoals hierboven beschreven. Het belangrijkste bestanddeel of de belangrijkste bestanddelen van het secundaire identificatiekenmerk van de houder moeten, binnen de maximale afmetingen van het kader van het vak, in hun geheel worden ingeschreven. De andere bestanddelen mogen in voorkomend geval met initialen worden weergegeven. Indien de naam van de houder enkel uit hoofdbestanddelen bestaat, wordt dit vak voor gegevens open gelaten. Een Staat kan naar eigen goeddunken de volledige zone met de vakken 06 en 07 als één vak gebruiken. In dat geval wordt het primaire identificatiekenmerk eerst geplaatst, gevolgd door een komma en een spatie, gevolgd door het secundaire identificatiekenmerk.’
12
Wat vak 13 van zone II van de pagina met gegevens betreft, bestemd voor ‘Facultatieve elementen van persoonsgegevens’, wordt in punt 8.6 van afdeling IV van deel 1 van document 9303 van de ICAO het volgende uiteengezet:
‘Facultatieve persoonsgegevens, bijvoorbeeld persoonlijk identificatienummer of digitale vingerafdrukken, zoals bepaald door de Staat of organisatie van afgifte. […]’
Duits recht
13
In zijn verzoek om een prejudiciële beslissing geeft de verwijzende rechter aan dat volgens zijn nationaal recht inzake de burgerlijke staat van personen de naam van een persoon uit enkel zijn voornamen en zijn familienaam bestaat. Hij preciseert dat naar Duits recht de familienaam van een persoon in beginsel zijn volgens § 1616 en § 1617 van het Bürgerliches Gesetzbuch (Duits Burgerlijk Wetboek) vastgestelde geboortenaam is, maar dat met name in geval van huwelijk het gebruik van de geboortenaam als familienaam kan worden opgegeven.
14
Wat het opstellen van de paspoorten betreft, bepaalt § 4, lid 1, eerste en tweede volzin, van het Passgesetz (paspoortwet) van 19 april 1986 (BGBl. 1986 I, blz. 537), zoals laatstelijk gewijzigd bij wet van 30 juli 2009 (BGBl. 2009 I, blz. 2437):
‘Paspoorten moeten volgens uniforme modellen worden afgegeven; zij bevatten een serienummer. Het paspoort bevat naast de pasfoto van de houder ervan, zijn handtekening, de vermelding van de autoriteit van afgifte, de datum van afgifte en de laatste dag van de geldigheidsduur, uitsluitend de volgende vermeldingen over zijn persoon:
- 1.
Familienaam en geboortenaam,
- 2.
Voornamen,
[…]’
15
Voetnoot 6 van bijlage 11 bij de Passverordnung (Duits uitvoeringsbesluit van de paspoortwet) luidt als volgt:
‘Wanneer sprake is van een geboortenaam, wordt daaraan minstens een volledige regel toegekend. Aan het begin van die regel worden vijf tekens ingenomen door de opeenvolgende tekens ‘GEB.’ of ‘geb.’.’
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
16
De familienaam van verzoeker in het hoofdgeding is U en zijn voornamen zijn S P. Zijn geboortenaam, die geen deel uitmaakt van zijn familienaam, is E. Uit de stukken van het dossier blijkt bovendien dat verzoeker de titel ‘Doktor’ heeft behaald, die volgens het Duitse recht als bestanddeel van de naam wordt beschouwd.
17
In het met ‘Name/Surname/Nom’ aangeduide vak van zijn paspoort is het volgende ingeschreven, op twee regels:
‘DR [U]
GEB. [E]’
18
Verzoeker in het hoofdgeding meent dat deze weergave van zijn naam in zijn paspoort onjuist is en dat dit tot misverstanden leidt wanneer hij zich om professionele redenen naar het buitenland moet begeven. Hij meent dat het feit dat in zijn paspoort in het vak dat wordt gebruikt voor de familienaam zijn geboortenaam is opgenomen — die geen deel uitmaakt van zijn naam zoals omschreven door het interne recht inzake de burgerlijke stand — voorafgegaan door de afkorting ‘GEB.’ ter vervanging van het adjectief ‘geboren’, tot gevolg heeft dat hij in zijn zakenrelaties met particulieren en bij de afgifte van visa bijvoorbeeld ‘M. GEB [E]’, M. [E U].’, ‘Dr [U] GEB [E]’ of nog ‘[SE] Dr [U]’ werd genoemd.
19
Om deze reden heeft verzoeker in het hoofdgeding de Stadt Karlsruhe verzocht om de gegevens op zijn paspoort te wijzigen, zodat ondubbelzinnig blijkt, met name ten aanzien van niet-Duitsers, dat zijn naam ‘DR U’ is. De Stadt Karlsruhe heeft dit verzoek afgewezen.
20
Verzoeker in het hoofdgeding heeft bezwaar gemaakt bij het Regierungspräsidium Karlsruhe, en vervolgens, nadat dit was afgewezen, een beroep tot vernietiging ingesteld bij het Verwaltungsgericht Karlsruhe, welk beroep op zijn beurt werd verworpen. Verzoeker in het hoofdgeding heeft de zaak vervolgens bij de verwijzende rechter aanhangig gemaakt.
21
Daarop heeft het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Moet overeenkomstig de bijlage bij [verordening nr. 2252/2004] de wijze van afgifte van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten afgegeven paspoorten beantwoorden aan alle verplichte specificaties [van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO]?
- 2)
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon bestaat uit zijn voornamen en familienaam, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van afdeling IV van [deel 1 van document 9303 van de ICAO] gerechtigd ook de geboortenaam als primair identificatiekenmerk in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?
- 3)
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon bestaat uit zijn voornamen en familienaam, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van afdeling IV van [deel 1 van document 9303 van de ICAO] gerechtigd ook de geboortenaam als secundair identificatiekenmerk in vak 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?
- 4)
Indien de tweede of de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, is een lidstaat volgens het naamrecht waarvan de naam van een persoon uit zijn voornamen en familienaam bestaat, op grond van de bescherming van de naam van een persoon overeenkomstig artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘Handvest’) en artikel 8 van het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verplicht om in de aanduiding van het vak van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort waarin de geboortenaam wordt ingeschreven, te vermelden dat in dat vak ook de geboortenaam wordt ingeschreven?
- 5)
Indien de vierde vraag ontkennend wordt beantwoord, is een lidstaat volgens het naamrecht waarvan de naam van een persoon uit zijn voornamen en familienaam bestaat en volgens het nationale paspoortrecht waarvan de aanduidingen van de vakken voor gegevens op de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort ook in het Engels en het Frans worden vermeld en in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort op een eigen regel ook de geboortenaam en vóór deze geboortenaam de afkorting ‘geb.’ voor ‘geboren’ moet worden vermeld, op grond van de bescherming van de naam van een persoon overeenkomstig artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verplicht om de afkorting ‘geb.’ voor ‘geboren’ ook in het Engels en het Frans te vermelden?
- 6)
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en familienaam bestaat, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van afdeling IV van [deel 1 van document 9303 van de ICAO] gerechtigd de geboortenaam als facultatief persoonsgegeven in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
22
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 aldus moet worden uitgelegd dat deze bijlage vereist dat de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten voldoet aan alle verplichte specificaties van deel 1 van document 9303 van de ICAO.
23
Dienaangaande dient om te beginnen te worden opgemerkt dat volgens artikel 1 van verordening nr. 2252/2004 door de lidstaten afgegeven paspoorten moeten voldoen aan de in de bijlage bij deze verordening vervatte minimumveiligheidsnormen. Uit punt 2, met als opschrift ‘Pagina met persoonsgegevens’, eerste alinea, van deze bijlage blijkt dat voor de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten de specificaties inzake machineleesbare paspoorten van deel 1 van document 9303 van de ICAO moeten worden nageleefd.
24
Bijgevolg blijkt uit de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 dat de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten moet voldoen aan alle in deel 1 van document 9303 van de ICAO vastgestelde verplichte specificaties.
25
Bovendien zij vastgesteld dat deze verplichting in overeenstemming is met het door verordening nr. 2252/2004 nagestreefde doel om de veiligheid van reisdocumenten in de Europese Unie te verhogen.
26
In deze omstandigheden dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 aldus moet worden uitgelegd dat deze bijlage vereist dat de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten voldoet aan alle in deel 1 van document 9303 van de ICAO vastgestelde verplichte specificaties.
Tweede en derde vraag
27
Met zijn tweede en derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto deel 1 van document 9303 van de ICAO aldus moet worden uitgelegd dat deze bijlage eraan in de weg staat dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze staat toch de geboortenaam mag vermelden, hetzij als primair identificatiekenmerk in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hetzij als secundair identificatiekenmerk in vak 07 van deze pagina, hetzij in één vak dat bestaat uit deze vakken 06 en 07.
28
Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat volgens document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, de vakken 06 en 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort bestemd zijn voor de gegevens die de Staat van afgifte heeft geïdentificeerd als de ‘volledige naam’ van de houder van het paspoort.
29
In de eerste plaats dient dus te worden bepaald of in een juridische context als door de verwijzende rechter in zijn vragen gepreciseerd, de geboortenaam in die vakken 06 en/of 07 mag worden vermeld.
30
Dienaangaande blijkt uit document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 5.2, dat de specificaties inzake de inhoud van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort zo zijn ontwikkeld dat zij zijn aangepast aan de verscheidenheid van de vereisten van de wetten en gebruiken van de Staten van afgifte. Daaruit vloeit voort dat de verschillende Staten van afgifte binnen de grenzen van de vereisten die inherent zijn aan de gestandaardiseerde weergave van deze pagina, beschikken over speelruimte bij de keuze van de elementen die moeten worden vermeld in de verschillende vakken voor gegevens van die pagina.
31
Gelet op deze aan de Staten verleende speelruimte en aangezien in document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, wordt verwezen naar de ‘volledige naam, zoals geïdentificeerd door de Staat van afgifte’ zonder dit begrip verder te preciseren, dient dit aldus te worden uitgelegd dat aan deze Staten een beoordelingsruimte wordt gelaten voor de keuze van de elementen waaruit de ‘volledige naam’ bestaat. Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat dit document er niet aan in de weg staat dat in een juridische context als door de verwijzende rechter in zijn vragen gepreciseerd, een Staat in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort andere elementen mag vermelden dan de familienaam en de voornamen van de houder, met name zijn geboortenaam.
32
Een dergelijke conclusie vindt steun in het door verordening nr. 2252/2004 nagestreefde doel, zoals vermeld in de punten 2 en 3 van de considerans ervan, om een betrouwbaar verband tot stand te brengen tussen het paspoort en de houder ervan. Aangezien de geboortenaam een element is op basis waarvan een onderscheid kan worden gemaakt tussen personen met dezelfde familienaam, is de vermelding van dit gegeven op een paspoort immers een element waardoor een betrouwbaarder verband tussen dit document en de houder ervan tot stand kan worden gebracht.
33
Gelet op zowel de bewoordingen van document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, als het door verordening nr. 2252/2004 nagestreefde doel, dient dus te worden vastgesteld dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto deel 1 van document 9303 van de ICAO aldus moet worden uitgelegd dat deze bijlage er niet aan in de weg staat dat in een juridische context als door de verwijzende rechter in zijn vragen gepreciseerd, een lidstaat de geboortenaam van de houder van het paspoort mag vermelden in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort.
34
Wat in de tweede plaats de vraag betreft in welk van deze vakken 06 of 07 de geboortenaam van de houder van het paspoort juist mag worden vermeld, blijkt uit document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, dat het aan de Staten van afgifte staat om onder de elementen die de volledige naam van de houder van het paspoort vormen de elementen te identificeren die de hoofdbestanddelen daarvan zijn en die om die reden moeten worden vermeld in vak 06, en de elementen die de secundaire bestanddelen ervan zijn en die moeten worden vermeld in vak 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort. Volgens dit punt 8.6 kunnen de Staten van afgifte ook menen dat de verschillende bestanddelen die de ‘volledige naam’ vormen, niet kunnen worden gesplitst, maar dat zij moeten worden gebruikt als primair identificatiekenmerk, of dat deze vakken 06 en 07 als één vak moeten worden gebruikt.
35
In deze omstandigheden, wanneer een lidstaat beslist om op het machineleesbare paspoort de geboortenaam van de houder ervan te vermelden, heeft hij de mogelijkheid om deze in te schrijven hetzij als primair identificatiekenmerk in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hetzij als secundair identificatiekenmerk in vak 07 van deze pagina, hetzij in één vak dat bestaat uit deze vakken 06 en 07.
36
Gelet op het voorgaande dient op de tweede en de derde vraag te worden geantwoord dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto deel 1 van document 9303 van de ICAO aldus moet worden uitgelegd dat deze bijlage er niet aan in de weg staat dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze Staat toch de geboortenaam mag vermelden, hetzij als primair identificatiekenmerk in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hetzij als secundair identificatiekenmerk in vak 07 van deze pagina, hetzij in één vak dat bestaat uit deze vakken 06 en 07.
Zesde vraag
37
Met zijn zesde vraag, die vervolgens moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze bijlage eraan in de weg staat dat deze Staat de geboortenaam als facultatief persoonsgegeven in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort mag inschrijven.
38
Dienaangaande zij opgemerkt dat volgens dat punt 8.6, vak 13 van die pagina bestemd is voor facultatieve gegevenselementen. Daaruit volgt dat enkel de gegevenselementen waarvoor nog niet is bepaald dat zij, vanwege hun aard, in een ander vak voor gegevens moeten worden vermeld en dus dat zij verplicht zijn, in vak 13 mogen worden vermeld.
39
Aangezien krachtens dat punt 8.6 de Staten van afgifte in de vakken 06 en 07 van die pagina de gegevenselementen moeten vermelden die de ‘volledige naam’ van de houders van de door hen afgegeven paspoorten vormen, en dus noodzakelijkerwijs het geheel van de elementen van de naam, dient te worden vastgesteld dat dit vak 13 geen van deze gegevenselementen meer mag bevatten.
40
Deze conclusie wordt bevestigd door, ten eerste, de omstandigheid dat de in dat punt 8.6 gegeven voorbeelden over vak 13 van die pagina, namelijk een persoonlijk identificatienummer en de digitale vingerafdrukken van de betrokkene, slechts betrekking hebben op gegevens die van een compleet verschillende aard zijn dan de gegevens inzake de naam van de houder.
41
Ten tweede blijkt met name uit de inleiding van document 9303 van de ICAO, deel 1, vijfde alinea, dat de in dit document uitgevaardigde specificaties tot doel hebben om middels een voldoende gestandaardiseerde weergave van de relevante gegevens een voldoende mate van vertrouwen in de betrouwbaarheid van de reisdocumenten te waarborgen, en dat zo de inspectieformaliteiten worden verlicht. Indien de Staten van afgifte elementen in verband met de naam zouden mogen inschrijven in andere vakken dan de daartoe uitdrukkelijk voorziene vakken, dan zou daaruit echter een gevaar voortvloeien dat bepaalde overheden worden misleid bij de identificatie van de houder van een paspoort, hetgeen tegen dit doel zou indruisen.
42
Gelet op het voorgaande dient op de zesde vraag te worden geantwoord dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze bijlage eraan in de weg staat dat deze Staat de geboortenaam als facultatief persoonsgegeven in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort mag inschrijven.
Vierde vraag
43
Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto deel 1 van document 9303 van de ICAO, in het licht van artikel 7 van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, indien deze Staat er toch voor kiest om de geboortenaam van de houder van het paspoort te vermelden in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hij in de aanduiding van deze vakken moet aangeven dat de geboortenaam daar wordt ingeschreven.
44
Opgemerkt zij dat aangezien het in punt 41 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte doel tot gevolg heeft dat de juistheid van de informatie in de verschillende vakken van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van een paspoort door de autoriteiten van de andere Staten gemakkelijk en doeltreffend kunnen worden onderzocht, de weergave van de verschillende bestanddelen van de naam van de houder ervan vrij moet zijn van elke dubbelzinnigheid, en bijgevolg van elk gevaar voor verwarring.
45
Wanneer een lidstaat in een juridische context als door de verwijzende rechter in zijn vragen gepreciseerd, beslist om de geboortenaam van de houder van het paspoort op te nemen in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, is hij er dientengevolge toe gehouden om in de aanduiding van deze vakken ondubbelzinnig te preciseren dat de geboortenaam daar wordt ingeschreven.
46
Gelet op document 9303 van de ICAO, deel 1, afdeling IV, punt 8.4, moet deze aanduiding bovendien zijn opgesteld in de officiële taal van deze Staat, in voorkomend geval met een cursief gedrukte vertaling naar een van de door die bepaling aangeduide talen.
47
Bijgevolg is niet voldaan aan die eisen indien in een paspoort de inschrijving van de geboortenaam van de betrokkene wordt aangegeven middels een afkorting, die bovendien niet in een van de vereiste talen is vertaald.
48
Een dergelijke uitlegging wordt bovendien bevestigd door de vereisten inzake het in artikel 7 van het Handvest neergelegde recht op bescherming van de identiteit en het privéleven, waarvan het respect voor de naam deel uitmaakt (zie in die zin arrest Runevič-Vardyn en Wardyn, C-391/09, EU:C:2011:291, punt 66).
49
Hoewel een Staat bij het nastreven van de doelstellingen van verordening nr. 2252/2004 de mogelijkheid heeft om aan de naam van de houder van het paspoort, zoals omschreven door zijn interne recht inzake de burgerlijke stand, andere elementen, met name de geboortenaam, toe te voegen, neemt dit dienaangaande niet weg dat van deze mogelijkheid moet worden gebruikgemaakt op een wijze die het recht op privéleven van de betrokkene eerbiedigt. Om dit recht te eerbiedigen, moet de naam van de houder ook duidelijk worden onderscheiden van deze aanvullende elementen, waarbij een dergelijke verduidelijking overigens geenszins belet dat de doelstellingen van verordening nr. 2252/2004 worden gerealiseerd.
50
Vaststaat immers dat de dubbelzinnige of onjuiste weergave van de naam van een persoon op de door een Staat ten bewijze van zijn identiteit afgegeven documenten, voor deze persoon ernstige ongemakken in zijn privé- en beroepsleven kan veroorzaken, aangezien hij de kans loopt om twijfel te wekken over zijn werkelijke identiteit, de echtheid van zijn paspoort of de waarheidsgetrouwheid van de daarin vervatte informatie (zie in die zin arresten Grunkin en Paul, C-353/06, EU:C:2008:559, punt 23, en Sayn-Wittgenstein, C-208/09, EU:C:2010:806, punt 69).
51
Gelet op het voorgaande, dient op de vierde vraag te worden geantwoord dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto deel 1 van document 9303 van de ICAO, in het licht van artikel 7 van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, indien deze Staat er toch voor kiest om de geboortenaam van de houder van het paspoort te vermelden in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hij in de aanduiding van deze vakken ondubbelzinnig moet aangeven dat de geboortenaam daar wordt ingeschreven.
Vijfde vraag
52
Gelet op het antwoord op de vierde vraag, hoeft de vijfde vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
53
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:
- 1)
De bijlage bij verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 moet aldus worden uitgelegd dat deze bijlage vereist dat de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten voldoet aan alle in deel 1 van document 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) vastgestelde verplichte specificaties.
- 2)
De bijlage bij verordening nr. 2252/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 444/2009, juncto deel 1 van document 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie moet aldus worden uitgelegd dat deze bijlage er niet aan in de weg staat dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze Staat toch de geboortenaam mag vermelden, hetzij als primair identificatiekenmerk in vak 06 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hetzij als secundair identificatiekenmerk in vak 07 van deze pagina, hetzij in één vak dat bestaat uit deze vakken 06 en 07.
- 3)
De bijlage bij verordening nr. 2252/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 444/2009, juncto document 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, deel 1, afdeling IV, punt 8.6, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, deze bijlage eraan in de weg staat dat deze Staat de geboortenaam als facultatief persoonsgegeven in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort mag inschrijven.
- 4)
De bijlage bij verordening nr. 2252/2004, zoals gewijzigd bij verordening nr. 444/2009, juncto deel 1 van document 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie moet in het licht van artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voornamen en zijn familienaam bestaat, indien deze Staat er toch voor kiest om de geboortenaam van de houder van het paspoort te vermelden in de vakken 06 en/of 07 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, hij in de aanduiding van deze vakken ondubbelzinnig moet aangeven dat de geboortenaam daar wordt ingeschreven.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 02‑10‑2014
Conclusie 30‑04‑2014
N. Jääskinen
Partij(en)
Zaak C-101/131.
U
tegen
Stadt Karlsruhe
[verzoek van het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) om een prejudiciële beslissing]
I — Inleiding
1.
Het door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) aan het Hof voorgelegde verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen een Duitse staatsburger, U, en de Stadt Karlsruhe (Duitsland) over de weigering van laatstgenoemde stad om de weergave van zijn geboortenaam op zijn Duits paspoort te wijzigen.
2.
De toepasselijke Duitse regeling bepaalt namelijk dat in het paspoort met name de ‘naam en geboortenaam’, ‘voornamen’ en ‘doctortitel’ van de houder moeten worden vermeld. Derhalve is in de onderhavige zaak de geboortenaam van verzoeker in het hoofdgeding in zijn paspoort vermeld, naast zijn familienaam, hoewel de geboortenaam volgens de verwijzende rechter juridisch geen deel uitmaakt van de naam.
3.
In dat verband rijzen bij de verwijzende rechter vragen over de uitlegging van verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten2., zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 20093. (hierna: ‘verordening nr. 2252/2004’). In die verordening wordt verwezen naar document nr. 9303 (machineleesbare reisdocumenten) van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ICAO, meer bepaald naar deel 1 ervan betreffende machineleesbare paspoorten (hierna: ‘deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO’)4., waarin de wijze van weergave is vastgesteld.
4.
De verwijzende rechter verzoekt het Hof met name uitspraak te doen over de vraag of en op welke wijze een geboortenaam die geen deel meer uitmaakt van de naam van de persoon, in het paspoort kan worden vermeld als primair identificatiekenmerk (vak 6 van het paspoort), als secundair identificatiekenmerk (vak 7) of als optioneel persoonsgegeven (vak 13), mede gelet op de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘Handvest’) en van artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 (hierna: ‘EVRM’).
II — Toepasselijke bepalingen
A — Recht van de Unie
5.
Verordening nr. 2252/2004 actualiseert een resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 oktober 2000, waarbij minimumveiligheidsnormen voor paspoorten waren vastgesteld. Die verordening beoogt te komen tot betere geharmoniseerde veiligheidsnormen voor paspoorten en reisdocumenten ter bescherming tegen vervalsing.5.
6.
De punten 8 en 9 van de considerans luiden:
- ‘(8)
Op de persoonsgegevens die in verband met paspoorten en reisdocumenten moeten worden verwerkt, is richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens van toepassing. Er moet op worden toegezien dat in het paspoort geen andere informatie wordt opgenomen dan die welke wordt genoemd in deze verordening, in de bijlage bij deze verordening of in het reisdocument.
- (9)
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor het bereiken van de fundamentele doelstelling, namelijk de invoering van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en interoperabele biometrische identificatiemiddelen, noodzakelijk en passend dat voorschriften worden vastgesteld voor alle lidstaten die de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 toepassen. Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.’
7.
De bijlage bij genoemde verordening beoogt het minimumveiligheidsniveau vast te stellen waaraan paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten moeten voldoen. De bepalingen van die bijlage hebben in eerste instantie betrekking op de pagina met persoonsgegevens van het paspoort.6. Volgens de hierna volgende bewoordingen van de bijlage is document nr. 9303 van de ICAO, deel 1, van toepassing.7.
‘Het paspoort bevat een machineleesbare pagina met persoonsgegevens die beantwoordt aan de specificaties inzake machineleesbare paspoorten in [ICAO-document nr. 9303, deel 1]; de wijze van afgifte daarvan moet met de specificaties inzake machineleesbare paspoorten stroken.’
B — Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO
8.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO heeft betrekking op machineleesbare paspoorten.8. Het document bevat vier secties waarvan de laatste, sectie IV, technische specificaties bevat die op dergelijke paspoorten van toepassing zijn. Sectie IV bepaalt in wezen het hierna volgende.
9.
De voorzijde van de pagina van een paspoort met machineleesbare gegevens is onderverdeeld in zones I tot en met V, die samen een ‘zone voor visuele controle’ vormen, en een zone VII, die overeenstemt met een ‘machineleesbare zone’.9. Zone II bevat een aantal persoonsgegevens.10.
10.
De ‘naam’ wordt vermeld in het paspoort, op de pagina met persoonsgegevens, in de vakken 6 en 7 van zone II.
11.
Vak 6 is bestemd voor ‘het primaire identificatiekenmerk’, terwijl vak 7 voor ‘het secundaire identificatiekenmerk’ bestemd is.
12.
In vak 13 mogen ‘optionele persoonsgegevens worden vermeld, zoals het persoonlijk identificatienummer of de vingerafdruk, indien de uitgevende staat of organisatie dat wenst’.11.
C — Duitse wettelijke regeling
1. Naamrecht
13.
De geboortenaam (‘Geburtsname’), te weten de naam die in de geboorteakte van een persoon is vermeld, is de familienaam van de ouders of van een van de ouders.
14.
De familienaam (‘Familienname’) is de geboortenaam of een naam die naar aanleiding van een naamswijziging is verworven.
15.
Een familienaam kan namelijk worden gewijzigd naar aanleiding van een huwelijk op grond van het Bürgerliche Gesetzbuch (burgerlijk wetboek, hierna: ‘BGB’)12., of na een krachtens het Namensänderungsgesetz13. (wet betreffende de naamswijziging) van 5 januari 1938 ingediend verzoek tot naamswijziging. Blijkens de verwijzingsbeslissing maakt de geboortenaam, tenzij dat specifiek is bepaald, na de wijziging juridisch geen deel meer uit van naam14., in tegenstelling tot wat de toepasselijke wettelijke regelingen in andere lidstaten bepalen.15. Uit de formulering van de prejudiciële vragen blijkt dat de onderhavige zaak laatstgenoemd geval betreft.
16.
Voorts moet worden opgemerkt dat naar Duits recht overeenkomstig § 21, lid 1, punt 1, van het Personenstandsgesetz (wet op de burgerlijke stand) van 19 februari 200716. eenieder een familienaam en minstens één voornaam (‘Vorname’) moet hebben. Verder maken adellijke aanduidingen krachtens het grondwettelijk recht van de Weimarrepubliek17. deel uit van de naam. Een academische titel, zoals ‘Doktor’, maakt echter geen deel uit van de eigenlijke naam, maar is een bijkomend gegeven, dat wordt opgenomen in de burgerlijke stand en in het paspoort naast de familienaam wordt vermeld. § 12 BGB beschermt het recht op een naam.
2. Wettelijke regeling inzake paspoorten
17.
Uit § 1, lid 1, eerste volzin, van het Passgesetz (paspoortwet) van 19 april 198618. volgt dat Duitsers die het grondgebied waar die wet geldt, binnenkomen of verlaten, een geldig paspoort bij zich moeten dragen en hun identiteit aan de hand van daarvan bekend moeten maken.
18.
Volgens § 4, lid 1, tweede volzin, van de paspoortwet ‘wordt op het paspoort naast de pasfoto van de houder diens handtekening opgenomen en worden verder vermeld de naam van de autoriteit die het heeft afgegeven, de datum waarop het paspoort is afgegeven en de datum waarop het verstrijkt en, wat de personalia van de houder van het paspoort betreft, uitsluitend de volgende gegevens:
- 1.
Familienaam en geboortenaam,
- 2.
Voornamen,
- 3.
Doctortitel,
- 4.
Religieuze naam, artiestennaam. […]’
19.
Punt 6 van bijlage 11 bij de Passverordnung (uitvoeringverordening van de paspoortwet) van 19 oktober 200719. bepaalt dat, ‘wanneer er een geboortenaam is, daaraan minstens een volledige regel wordt besteed. Die regel begint met een opeenvolging van vijf letters ‘GEB’ of ‘geb’. Die uitdrukking, die ‘geboren’ betekent in het Duits, is niet in andere talen vermeld.
III — Hoofdgeding, prejudiciële vragen en procesverloop voor het Hof
20.
In het hoofdgeding vordert verzoeker, U, dat de wijze waarop zijn geboortenaam in zijn Duits paspoort is vermeld, wordt gewijzigd.20. Zijn familienaam is F. en zijn voornamen zijn S.P. Hij heeft een doctortitel. Zijn geboortenaam is E. en maakt geen deel uit van zijn naam. In het vak ‘Name/Surname/Nom’ van zijn paspoort is op twee regels vermeld:
‘DR F.
GEB. E.’
21.
Volgens verzoeker in het hoofdgeding is zijn naam in zijn paspoort onjuist weergegeven en leidt dat tot misverstanden wanneer hij om beroepsredenen naar het buitenland reist. Hij voert aan dat de vermelding in zijn paspoort, in het vak bestemd voor de familienaam, van zijn geboortenaam, voorafgegaan door de afkorting ‘GEB.’, die geen deel uitmaakt van zijn naam, tot gevolg heeft dat hij in zakenrelaties met particulieren en bij de afgifte van visa, bijvoorbeeld ‘Mr. Geb. E.’, ‘Mr. E. F.’, ‘DR. F. GEB E.’, of ‘S. E. Dr F.’ is genoemd.
22.
Daarom heeft hij gevorderd dat de gegevens van zijn paspoort aldus worden gewijzigd dat de onjuiste weergave wordt verwijderd en dat — ook voor niet-Duitsers — duidelijk is dat zijn naam ‘Dr. F.’ is. Hij geeft evenwel niet aan hoe dat zou kunnen gebeuren: door zijn geboortenaam te schrappen, door een specifiek daarvoor bestemd vak (‘Geburtsname/Birthname/Nom de naissance’) in te voeren of op een geheel andere manier. Hij vraagt niet dat de vermelding van zijn geboortenaam als dusdanig van zijn paspoort wordt verwijderd, maar enkel dat de onjuiste vermelding van zijn paspoort wordt verwijderd.
23.
In die omstandigheden heeft het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg, bij beslissing van 26 februari 2013, ingekomen bij het Hof op 28 februari 2013, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:
- ‘1.
Moet overeenkomstig de bijlage bij [verordening nr. 2252/2004] de wijze van afgifte van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten afgegeven paspoorten beantwoorden aan alle verplichte specificaties [van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO]?
- 2.
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon bestaat uit zijn voor- en familienaam, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van sectie IV [van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO] gerechtigd ook de geboortenaam als primair identificatiekenmerk in vak 6 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?
- 3.
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon bestaat uit zijn voor- en familienaam, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van sectie IV [van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO] gerechtigd ook de geboortenaam als secundair identificatiekenmerk in vak 7 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?
- 4.
Indien de tweede of de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, is een lidstaat volgens wiens naamrecht de naam van een persoon uit zijn voor- en familienaam bestaat, op grond van de bescherming van de naam van een persoon overeenkomstig artikel 7 van het [Handvest] en artikel 8 van het [EVRM] verplicht om in de aanduiding van het vak voor gegevens van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort waarin de geboortenaam wordt ingeschreven, te vermelden dat in dat vak ook de geboortenaam wordt ingeschreven?
- 5.
Indien de vierde vraag ontkennend wordt beantwoord, is een lidstaat volgens wiens naamrecht de naam van een persoon uit zijn voor- en familienaam bestaat en volgens wiens nationale paspoortrecht de aanduidingen van de vakken voor gegevens op de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort ook in het Engels en het Frans worden vermeld en in vak 6 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort op een eigen regel ook de geboortenaam en vóór deze geboortenaam de afkorting ‘geb.’ voor ‘geboren’ moet worden vermeld, op grond van de bescherming van de naam van een persoon overeenkomstig artikel 7 van het Handvest en artikel 8 EVRM verplicht om de afkorting ‘geb.’ voor ‘met geboortenaam’ ook in het Engels en het Frans te vermelden?
- 6.
Wanneer volgens het naamrecht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voor- en familienaam bestaat, is de lidstaat dan overeenkomstig de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van sectie IV [van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO] gerechtigd de geboortenaam als optioneel persoonsgegeven in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort te vermelden?’
24.
Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door verzoeker in het hoofdgeding, de Duitse regering en de Europese Commissie, die allen vertegenwoordigd waren ter terechtzitting van 15 januari 2014.
IV — Bespreking
A — Inleidende opmerkingen
25.
Allereerst wijs ik erop dat de naam van een persoon een bestanddeel is van zijn identiteit en zijn privéleven, waarvan de bescherming is neergelegd in artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het EVRM. Hoewel dat artikel 8 de naam niet uitdrukkelijk noemt, betreft de naam van een persoon immers niettemin zijn of haar privéleven en gezinsleven, aangezien de naam een middel is tot identificatie van een persoon en een band met een gezin uitdrukt.21.
26.
De vermelding van de geboortenaam in een bepaalde context, moet dan ook objectief gerechtvaardigd zijn in de zin van artikel 8 van het Handvest, waarin het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens is verankerd. Dit lijkt me het geval te zijn indien die vermelding noodzakelijk is voor de identificatie van een persoon. In dat verband wijs ik erop dat Duitsland geen omvattende methode heeft om personen te identificeren op basis van een sociaalzekerheidsnummer of een persoonlijk identificatiekenmerk, zodat de geboortenaam het enige ‘blijvende’ onderdeel van de naam is aan de hand waarvan een onderscheid kan worden gemaakt tussen personen die dezelfde naam dragen en op dezelfde dag in dezelfde stad, of zelfs in dezelfde gemeente, zijn geboren.
27.
Wat de specifieke vraag betreft welke soorten persoonsgegevens in het paspoort mogen worden opgenomen, diende het Hof zich in de zaak Schwarz22. uit te spreken over de geldigheid van artikel 1, lid 2, van verordening nr. 2252/2004, betreffende de opname van biometrische gegevens in het paspoort, in het licht van het Handvest.
28.
In de onderhavige zaak hoeft dus niet in detail te worden ingegaan op de meer algemene vraag of het Handvest al dan niet toestaat dat de geboortenaam van een persoon in zijn paspoort wordt vermeld, wanneer die geboortenaam op grond van de toepasselijke rechtsregels geen deel uitmaakt van de naam van de persoon. Volgens mij zou een dergelijke vermelding evenwel kunnen indruisen tegen de doelstelling betrokkene in staat te stellen af te zien van zijn vorige naam en, in voorkomend geval, het risico op indirecte discriminatie op grond van nationaliteit of etnische afstamming kunnen verhogen.
29.
In de tweede plaats, wat de rechtspraak van het Hof betreft, moet worden vastgesteld dat de onderhavige zaak verschilt van een aantal andere recente aan het Hof voorgelegde zaken betreffende namen van personen, meer in het bijzonder in grensoverschrijdende situaties, zoals Garcia Avello23., Grunkin en Paul24., Sayn-Wittgenstein25. en Runevič-Vardyn en Wardyn.26. Die zaken, waarin algemene vragen betreffende het vrij verkeer van personen of het Europese burgerschap aan de orde waren, bieden niet direct een antwoord op de vragen die in de onderhavige zaak zijn gerezen. De problemen waarmee U stelt te maken te hebben, zouden zich echter binnen de Europese Unie kunnen voordoen, voor zover hij zijn paspoort als reisdocument gebruikt voor reizen naar lidstaten die geen deel uitmaken van het Schengengebied.
30.
In de derde plaats wordt het Hof in de onderhavige zaak gevraagd te preciseren of en, in voorkomend geval, in welke omstandigheden, een naar Duits recht verplicht gegeven, te weten de geboortenaam, in het paspoort mag worden vermeld, gelet op de bepalingen van verordening nr. 2252/2004 en van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, waarnaar die verordening verwijst.
31.
Ik herinner eraan dat U zich er niet tegen verzet dat zijn geboortenaam in zijn paspoort wordt vermeld, maar enkel vraagt dat de gegevens op duidelijke en ondubbelzinnige wijze in het paspoort worden vermeld.
32.
Het Hof zal in de onderhavige zaak bij zijn uitspraak rekening moeten houden met een document van een internationale organisatie dat krachtens een verwijzing ernaar in verordening nr. 2252/2004 van toepassing is verklaard in de Unie. De door de ICAO aangenomen documenten, zoals deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, beogen de nationale praktijken tot op zekere hoogte te uniformiseren. Die specifieke context mag bij de uitlegging van dat document niet uit het oog worden verloren.
33.
Wat de reisdocumenten betreft, dient voorts te worden gewezen op het onderscheid tussen paspoorten en identiteitskaarten, aangezien voor paspoorten, anders dan voor identiteitskaarten, een regeling van de Unie bestaat. Hoewel zowel inzake identiteitskaarten als inzake paspoorten resoluties van de Raad zijn vastgesteld, zijn immers alleen voor paspoorten dwingende bepalingen vastgesteld, in het kader van verordening nr. 2252/2004. Met betrekking tot identiteitskaarten is enkel een resolutie van 2006 vastgesteld door de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen.27. Artikel 1, lid 3, tweede volzin, van verordening nr. 2252/2004 bepaalt echter uitdrukkelijk dat de verordening niet op identiteitskaarten van toepassing is. Dat verklaart waarom de geboortenaam in de lidstaten op paspoorten en op identiteitskaarten anders kan worden weergegeven.28.
34.
Ten slotte wijs ik erop dat de derde en de zesde vraag in feite hypothetische vragen zijn, aangezien zij betrekking hebben op keuzes voor wettelijke regelingen waartoe de Duitse wetgever niet heeft besloten. Voor de verwijzende rechter kan een antwoord op die vragen evenwel nuttig blijken voor het geval dat de uitlegging van de relevante bepalingen van het Unierecht voor hem noodzakelijk is voor de conforme uitlegging van de paspoortwet. Derhalve beschouw ik die vragen als ontvankelijk.
B — Juridische gevolgen van de verwijzing in verordening nr. 2252/2004 naar deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO
35.
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of volgens de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 de gedeeltelijk machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgemaakte paspoorten moet beantwoorden aan alle verplichte specificaties van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO.
36.
In dat verband merkt de verwijzende rechter terecht op dat het hoofddoel van verordening nr. 2252/2004 erin bestaat reisdocumenten in de Unie veiliger te maken door biometrische gegevens in te voeren (biometrische weergave van de gelaatsfoto en de vingerafdrukken). Volgens de verwijzende rechter zijn de lidstaten krachtens de bewoordingen van de bijlage bij die verordening verplicht om alle specificaties van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO in acht te nemen.
37.
Volgens mij volgt uit die bijlage dat de pagina met machineleesbare persoonsgegevens in overeenstemming moet zijn met deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO. Voorts is de manier waarop de naam wordt weergegeven van doorslaggevend belang voor het bewijs van de identiteit van een persoon, dat het hoofddoel is van een paspoort en waarvan de veiligheid van het document afhangt. Daarbij komt het aspect van de uniformisering van de paspoorten in het internationale verkeer, dat essentieel is met het oog op de veiligheid. Sinds 1981 hebben verschillende resoluties naam en voornaam als elementen van het paspoort van uniform model tot voorwerp gehad.29.
38.
Op internationaal vlak heeft deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO weliswaar slechts de waarde van een niet-bindende aanbeveling, doch uit artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2252/2004, juncto de bijlage ervan, volgt dat de Unie die aanbevelingen heeft onderschreven en in zijn afgeleid recht heeft ingevoerd in de vorm van dwingende bepalingen.30. Met andere woorden, de wetgever van de Unie wenste tot meer uniformiteit te komen. Dit vindt zijn verklaring in de doelstellingen die door de verordening worden nagestreefd in het kader van de totstandbrenging van de interne markt en de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Dat uniformiteit wordt nagestreefd, blijkt ook uit het feit dat voor een verordening is gekozen en niet voor bijvoorbeeld een richtlijn of een aanbeveling.
39.
De specificaties inzake machineleesbare paspoorten in deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO vormen bijgevolg een bindend deel van verordening nr. 2252/2004 en dus van de krachtens het Unierecht dwingende bepalingen, zonder er evenwel deel van uit te maken. Dit is niet het enige geval waarin het Unierecht een juridisch dwingende werking verleent aan bepalingen van handelingen van internationaal recht of van internationale of Europese normen.31.
40.
Derhalve geef ik het Hof in overweging om de eerste vraag van de verwijzende rechter aldus te beantwoorden dat volgens de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten moet beantwoorden aan de specificaties van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO.
C — Recht van de lidstaten om te bepalen dat de geboortenaam in de vakken 6 (primair identificatiekenmerk) of 7 (secundair identificatiekenmerk) van het paspoort wordt vermeld
41.
Met zijn tweede en zijn derde vraag, die samen moeten worden behandeld, wenst de verwijzende rechter te vernemen of de geboortenaam van verzoeker mag worden vermeld in vak 6 van de pagina met persoonsgegevens van het paspoort als primair identificatiekenmerk (vraag 2) of in vak 7 als secundair identificatiekenmerk (vraag 3), in het geval dat de geboortenaam krachtens het toepasselijke nationale recht geen deel uitmaakt van de wettelijke naam van de betrokken persoon
42.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO voert een gestandaardiseerd kader in voor de gegevens die in een paspoort moeten worden opgenomen alsmede voor de wijze waarop zij moeten worden weergegeven.
43.
De naam van een persoon wordt vermeld in de vakken 6 en 7. De inhoud van vak 6 (primair identificatiekenmerk)32. en vak 7 (secundair identificatiekenmerk)33. is beschreven in genoemd document.
44.
Ik zal in dat verband mijn betoog baseren op een concreet voorbeeld: in het geval van een persoon die Anna Maria Eriksson heet, wordt in vak 6 dus de familienaam (Eriksson) vermeld en worden in vak 7 de voornamen (Anna Maria) vermeld. Genoemd document bevat evenwel andere voorbeelden die wijzen op de veelvoud van namen die binnen de 191 ICAO-staten kunnen bestaan en die overeenkomstig de richtsnoeren van dat document op paspoorten moeten worden vermeld34..
45.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO somt in een tabel35. de gegevens op die moeten worden vermeld in de ‘zone voor visuele controle’ van de machineleesbare pagina met inlichtingen van het paspoort. In die tabel komen bepalingen voor met betrekking tot de naam in de rubrieken ‘06/07/II’, ‘06/II’ en ‘07/II’. Voor zover mogelijk, wordt de naam in twee delen onderverdeeld: het eerste deel geeft het deel van de naam weer dat de uitgevende staat als primair identificatiekenmerk omschrijft (‘bijvoorbeeld familienaam, meisjesnaam met naam van echtgenoot, patroniem’) en het tweede deel geeft de andere bestanddelen van de naam weer die de uitgevende staat als secundair identificatiekenmerk beschouwt (‘bijvoorbeeld voornamen, initialen’). Het primaire identificatiekenmerk omvat de belangrijkste bestanddelen van de naam. Dat deel van de naam moet in vak 6 worden vermeld. Het secundaire identificatiekenmerk omvat de andere bestanddelen van de naam en moet in vak 7 worden vermeld.36.
46.
Volgens mij streven verordening nr. 2252/2004 en deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO een zekere uniformiteit na op het vlak van de weergave van namen, een materie die van land tot land op zeer uiteenlopende wijze is geregeld. Een paspoort heeft namelijk als voornaamste functie autoriteiten van andere landen toe te staan een buitenlandse staatsburger te identificeren, ook al wordt het vaak ook gebruikt als identificatiedocument op nationaal niveau. Een dergelijke identificatie kan om meerdere redenen noodzakelijk zijn, met name in geval van naturalisatie, immigratie- of asielverzoek.37.
47.
Het kan gebeuren dat een lidstaat bepaalt dat de geboortenaam juridisch deel blijft uitmaken van de naam, zelfs na verwerving van een andere naam naar aanleiding van een huwelijk of een naamswijziging. Volgens de verwijzende rechter is dit evenwel niet het geval in de Bondsrepubliek Duitsland. Een lidstaat die geen bepalingen in die zin heeft vastgesteld, mag derhalve de geboortenaam niet vermelden in vak 6, naast de familienaam, en volgens mij evenmin in vak 7. Hoewel de staat over een zekere beoordelingsmarge beschikt om de bestanddelen van de wettelijke naam te rangschikken als primair identificatiekenmerk of als secundaire identificatiekenmerken, mag hij evenwel in het vak van het primaire identificatiekenmerk of in dat van de secundaire identificatiekenmerken geen bestanddelen vermelden die krachtens zijn eigen interne rechtsorde geen deel uitmaken van de wettelijke naam. Dat geldt, in voorkomend geval, zowel voor de geboortenaam als voor de afkorting ‘GEB.’, die thans naar Duits recht in het vak bestemd voor het primaire identificatiekenmerk worden vermeld.
48.
Die uitlegging vindt steun in de bepalingen betreffende de vermelding van academische titels en andere soortgelijke vermeldingen als bedoeld in deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO. De enige uitzondering die is toegestaan is namelijk het geval waarin ‘de betrokken lidstaat een voor- of achtervoegsel beschouwt als een wettelijk deel van de naam’.38. (cursivering van mij).
49.
Voorts dient erop te worden gewezen dat verordening nr. 2252/2004 zich er niet tegen verzet dat een lidstaat meerdere begrippen ‘wettelijke naam’ naast elkaar laat bestaan door bijvoorbeeld een onderscheid te maken tussen de civielrechtelijke naam en de bestuursrechtelijke naam. Dat kan de staat een ruimere beoordelingsmarge verlenen inzake de keuze van het primaire identificatiekenmerk. Dit lijkt me evenwel niet het geval te zijn in de Bondsrepubliek Duitsland.
50.
Wat vak 6 betreft, rijst de vraag naar de beoordelingsmarge van de lidstaten inzake de bepaling van het primaire identificatiekenmerk wanneer het een familienaam betreft die uit meerdere woorden is samengesteld zodat die naam niet past binnen de ruimte die in het paspoort voor dat vak bestemd is.
51.
Voorts moet in dat verband worden gewezen op de vermelding voor getrouwde vrouwen van hun meisjesnaam, indien het nationale recht toestaat dat de meisjesnaam wordt behouden en de naam van de echtgenoot daaraan wordt toegevoegd zodat een samengestelde naam ontstaat, of bepaalt dat de naam van een getrouwde vrouw vanuit juridisch oogpunt bestaat uit haar meisjesnaam en haar huwelijksnaam. Die benadering kan evenwel niet rechtvaardigen dat een bestanddeel wordt vermeld dat juridisch geen deel uitmaakt van de naam.
52.
Ook vak 7 is volgens mij alleen bestemd voor bestanddelen die deel uitmaken van de wettelijke naam en in het bijzonder voor voornamen of, in het geval van erg lange namen, voor de initialen ervan, zoals uitdrukkelijk is bepaald in deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO.
53.
Ik voeg daaraan toe dat een restrictieve benadering ten aanzien van de bestanddelen die in de vakken 6 en 7 mogen worden vermeld, ook wordt gerechtvaardigd door het feit dat de inhoud van die twee vakken, onder het voorbehoud van transcriptie volgens de in het document zelf gestandaardiseerde voorschriften, in de machineleesbare zone van het onderste deel van de pagina van het paspoort moet worden weergegeven. Het Duitse recht lijkt mij een andere inhoud vast te stellen voor de vakken 6 en 7 dan voor de machineleesbare zone, wat niet aan de eisen van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO voldoet.39.
Voorlopige conclusie
54.
Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging op de tweede en de derde vraag te antwoorden dat de bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van sectie IV van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, aldus moet worden uitgelegd dat een lidstaat, wanneer in zijn recht is bepaald dat de naam van een persoon bestaat uit diens voornamen en familienaam, niet mag bepalen dat de geboortenaam wordt vermeld als primair identificatiekenmerk in vak 6 of als secundair identificatiekenmerk in vak 7 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort.
55.
Ik stel vast dat de verwijzende rechter de vierde vraag enkel heeft gesteld in het geval dat de tweede of de derde vraag bevestigend zou worden beantwoord. Aangezien dit niet het geval is, behoeft die vraag niet te worden beantwoord.
56.
Evenzo is de vijfde vraag enkel door de verwijzende rechter gesteld in het geval dat de vierde vraag ontkennend zou worden beantwoord. Aangezien ik het Hof in overweging heb gegeven de vierde vraag niet te beantwoorden, behoeft ook de vijfde vraag niet te worden beantwoord.
D — Recht van een lidstaat om te bepalen dat de geboortenaam in vak 13 van het paspoort wordt vermeld
57.
Met zijn zesde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of, wanneer volgens het recht van een lidstaat de naam van een persoon uit zijn voor- en familienaam bestaat, de geboortenaam van verzoeker dan mag worden vermeld als ‘optioneel persoonsgegeven’ in vak 13 van pagina met persoonsgegevens van het paspoort.40.
58.
De Commissie voert terecht aan dat die prejudiciële vraag aldus moet worden opgevat dat het antwoord op die vraag voor de verwijzende rechter slechts van belang is, indien de geboortenaam geen deel uitmaakt van de volledige naam van betrokkene en dus niet als ‘secundair identificatiekenmerk’ in vak 7 kan worden vermeld.41.
59.
Uit deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO blijkt dat de inhoud van vak 13 grotendeels ter beoordeling van de uitgevende staat wordt gelaten42., behoudens het bepaalde in de punten 8 en 9 van de considerans van verordening nr. 2252/2004, die de gegevens die in het paspoort mogen vermeld, beperken. De in deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO aangehaalde voorbeelden betreffen hoofdzakelijk gegevens die van dwingend algemeen belang zijn voor de identificatie van de persoon.43.
60.
Met de Commissie ben ik van mening dat een geboortenaam die geen deel uitmaakt van de volledige naam van een persoon, wanneer er een dwingend algemeen belang bestaat, als optioneel persoonsgegeven kan worden vermeld in vak 13 van de pagina met persoonsgegevens van het paspoort, met dien verstande dat genoemd vak in meerdere talen moet worden aangeduid.
61.
Zoals ik reeds heb uiteengezet, is het voor Duitse staatsburgers mogelijk hun naam te wijzigen en bestaat er in Duitsland geen omvattende methode voor de identificatie van personen. Daardoor zou een dergelijk dwingend algemeen belang erin kunnen bestaan dat het mogelijk wordt gemaakt gegevensbestanden (bijvoorbeeld een lijst van wanbetalers of het strafregister) te raadplegen door de geboortenaam als zoekcriterium te gebruiken, gezien de betrekkelijke stabiliteit ervan.44.
62.
Gelet op de tweede volzin van punt 8 van de considerans van verordening nr. 2252/2004 in samenhang met het belang dat het paspoort overal ter wereld kan worden begrepen, moeten vermeldingen van de geboortenaam in vak 13 echter voldoen aan de vormvereisten inzake aanduiding en meertaligheid van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO. Volgens dat document moeten de vakken die bestemd zijn voor de verplichte gegevens in de zone voor visuele controle worden aangeduid in het Frans, het Engels of het Spaans.45.
63.
Zoals ik in punt 26 van de onderhavige conclusie reeds heb uiteengezet, mag de geboortenaam dan ook in vak 13 worden vermeld, mits dit gerechtvaardigd is uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest.46. In dat geval moet het opschrift van het vak evenwel in het Frans, het Engels of het Spaans verduidelijken dat in bedoeld vak de geboortenaam van de houder is vermeld. De verduidelijking mag niet in het vak zelf gebeuren, want dat zou tot verwarring kunnen leiden.
64.
Derhalve geef ik het Hof in overweging om de zesde prejudiciële vraag aldus te beantwoorden dat de lidstaat, wanneer de geboortenaam niet in de vakken 6 of 7 van het paspoort mag worden vermeld, niettemin kan bepalen dat de geboortenaam als optioneel persoonsgegeven wordt vermeld in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, mits daartoe een dwingend algemeen belang bestaat en in het opschrift van vak 13 in het Frans, het Engels of het Spaans wordt verduidelijkt dat daarin de geboortenaam is vermeld.
65.
Ten slotte dient, ten overvloede, te worden opgemerkt dat die informatie, naast de voor persoonsgegevens bestemde pagina, ook elders kan worden vermeld, indien dit gerechtvaardigd is. De keerzijde van de pagina met persoonsgegevens of een pagina daarnaast bevat namelijk een zone VI met een vak 20, dat bedoeld is voor ‘bijkomende optionele gegevens’, en voorziet in een geschikte plaats waar, in voorkomend geval, de geboortenaam kan worden vermeld, samen met een vermelding van dat gegeven in meerdere talen. De geboortenaam zou dan worden beschouwd als een ‘bijkomend optioneel gegeven’.47. In de onderhavige zaak is daarover evenwel geen prejudiciële vraag gesteld.
V — Conclusie
66.
Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) te beantwoorden als volgt:
- ‘1)
Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten, en de bijlage erbij, moeten aldus worden uitgelegd dat de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van de door de lidstaten opgestelde paspoorten moet beantwoorden aan de specificaties van deel 1 van document nr. 9303 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) (machineleesbare paspoorten).
- 2)
De bijlage bij verordening nr. 2252/2004 juncto punt 8.6 van sectie IV van deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO (machineleesbare paspoorten) moet aldus worden uitgelegd dat:
- —
een lidstaat, wanneer in zijn recht is bepaald dat de naam van een persoon bestaat uit diens voornamen en familienaam, niet mag bepalen dat ook de geboortenaam, als primair identificatiekenmerk in vak 6 of als secundair identificatiekenmerk in vak 7 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, wordt vermeld;
- —
de lidstaat, wanneer de geboortenaam niet mag worden vermeld in de vakken 6 of 7 van het paspoort, niettemin kan bepalen dat de geboortenaam als optioneel persoonsgegeven wordt vermeld in vak 13 van de machineleesbare pagina met persoonsgegevens van het paspoort, mits daartoe een dwingend algemeen belang bestaat en in het opschrift van vak 13 in het Frans, het Engels of het Spaans wordt verduidelijkt dat daarin de geboortenaam is vermeld.’
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑04‑2014
Oorspronkelijke taal: Frans.
PB L 385, blz. 1.
PB L 142, blz. 1, en rectificatie PB L 188, blz. 127.
Het betreft band I (Paspoorten met machineleesbare gegevens die zijn opgeslagen in een formaat van optische herkenning van lettertekens), zesde uitgave (2006), van genoemd document nr. 9303 van de ICAO, deel 1. Dat document kan worden geraadpleegd op de website van die organisatie (http://www.icao.int), met name, wat de officiële talen van de Unie betreft, in het Spaans, het Engels en het Frans.
Punt 2 van de considerans.
Eerste alinea van de inleiding van de bijlage.
Eerste alinea van punt 2 van de bijlage en punt 3 van de considerans van verordening nr. 2252/2004. Zie tevens laatste alinea van punt 5 van de bijlage: ‘De pagina met persoonsgegevens moet volgens [deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO], worden opgemaakt […]’.
De ICAO wordt op de website ervan (www.icao.int) omschreven als een ‘gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, die in 1944 is ingesteld bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het Verdrag van Chicago). In overleg met de 191 staten die het Verdrag hebben ondertekend en met de internationale organisaties uit de luchtvaartsector stelt de ICAO internationale normen en aanbevolen werkwijzen (Standards and Recommended Practices — SARP) vast die de lidstaten vervolgens kunnen gebruiken bij het opstellen van hun nationale wettelijke regelingen inzake burgerluchtvaart’.
Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punten 5.2, 6.1, 6.2 alsmede bijlagen 1 en 2 erbij.
De keerzijde van de pagina met gegevens of de pagina ernaast van een dergelijk paspoort vormt een zone VI, waarin optionele persoonsgegevens mogen worden opgenomen.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.6.
§ 1355, lid 1, BGB.
Gesetz über die Änderung von Familiennamen und Vornamen.
§ 1355, lid 4, BGB. De geboortenaam (Geburtsname) kan evenwel enkel worden gewijzigd in geval van adoptie.
Zie conclusie van advocaat-generaal Jacobs in de zaak Garcia Avello (C-148/02, EU:C:2003:311).
BGBl. 2007 I, blz. 122.
Zie conclusie van advocaat-generaal Sharpston in de zaak Sayn-Wittgenstein (C-208/09, EU:C:2010:608, punt 21).
BGBl. 1986 I, blz. 537, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2009 over de vervolging van de voorbereiding van ernstige gewelddaden die een bedreiging voor de staat vormen (BGBl. 2009 I, blz. 2437) (hierna: ‘paspoortwet’).
BGBl. 2007 I, blz. 2386, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 25 oktober 2010 tot wijziging van de uitvoeringsverordening van de paspoortwet, van de verordening betreffende het invoeren van paspoortgegevens, van de verordening betreffende de overdracht alsmede van andere bepalingen (BGBl. 2010 I blz. 1, blz. 1440).
Op verzoek van de verwijzende rechter is de naam van de verzoekende partij tijdens de schriftelijke procedure door de griffie van het Hof anoniem gemaakt door gebruik van de letter ‘U’. Voor de onderhavige conclusie zullen echter specifieke afkortingen worden gebruikt om een duidelijk onderscheid te maken tussen de huidige familienaam (F.), de voornamen (S. P.) en de geboortenaam (E.) van verzoeker in het hoofdgeding.
Zie met name arrest Sayn-Wittgenstein (C-208/09, EU:C:2010:806, punt 52), EHRM, arresten Burghartz/Zwitserland van 22 februari 1994, (volume A, nr. 280-B, blz. 28, § 24, en Stjerna/Finland van 25 november 1994, volume A nr. 299-B, blz. 60, § 37).
Zie voor de rechtvaardiging arrest Schwarz (C-291/12, EU:C:2013:670, punten 31 e.v.).
Arrest Garcia Avello (C-148/02, EU:C:2003:539).
Arrest Grunkin en Paul (C-353/06, EU:C:2008:559).
Arrest Sayn-Wittgenstein (C-208/09, EU:C:2010:806).
Arrest Runevič-Vardyn en Wardyn (C-391/09, EU:C:2011:291).
Zie document van de Raad nr. 15356/06 ‘Ontwerp-resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake gemeenschappelijke minimumveiligheidsnormen voor de nationale identiteitsbewijzen van de lidstaten’ (alleen beschikbaar in het Engels op de website van de Raad), vastgesteld tijdens de 2768e vergadering van de Raad ‘Justitie en Binnenlandse zaken’ op 4 december 2006.
Voor een volledig overzicht van reisdocumenten die in de Unie zijn toegestaan (met name paspoorten en identiteitskaarten), zie website http://prado.consilium.europa.eu/
De resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen, in het kader van de Raad bijeen, van 23 juni 1981 over de invoering van een paspoort van uniform model in de lidstaten van de Europese Gemeenschappen (PB C 241, blz. 1) en de aanvullende resoluties van 30 juni 1982 (PB C 179, blz. 1), 14 juli 1986 (PB C 185, blz. 1), 10 juli 1995 (PB C 200, blz. 1) en 17 oktober 2000 (PB C 310, blz. 1), wezen naam en voornaam reeds aan als kenmerken van het paspoort van uniform model.
Zie ook punt 3 van de considerans van verordening nr. 2252/2004.
Zie mijn standpuntbepaling in de zaak McB. (C-400/10 PPU, EU:C:2010:544, punt 40) over de verhouding tussen een verordening en een internationaal verdrag, dat volgens het Unierecht van toepassing is tussen de lidstaten, zonder er evenwel deel van uit te maken. Op maritiem gebied, zie bijvoorbeeld richtlijn 2001/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PB L 136, blz. 17), die betrekking heeft op het STCW-Verdrag en de STCW-Code, die louter door verwijzing [in het Unierecht] is opgenomen (zie punten 9, 11, 21 en 24 van de considerans). Zie tevens Rosas, A., ‘The Status in EU Law of International Agreements Concluded by EU Member States’, Fordham International Law Journal, 5(34), 2011, blz. 1304-1345, met name blz. 1327.
Wat vak 6 betreft: ‘Belangrijkste bestandde(e)l(en) van de naam van de houder, zoals hierboven beschreven. In het geval dat het belangrijkste bestanddeel of de belangrijkste bestanddelen van de naam van de houder (wanneer het bijvoorbeeld een samengestelde naam betreft) niet volledig of niet in dezelfde volgorde kunnen worden vermeld wegens plaatsgebrek in de velden 6 en/of 7 of wegens nationale gebruiken, wordt het belangrijkste bestanddeel of worden de belangrijkste bestanddelen (door de staat of de organisatie bepaald) van het primaire identificatiekenmerk vermeld’ (nadruk door mij toegevoegd). Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.6.
Wat vak 7 betreft: ‘Secundaire bestandde(e)l(en) van de naam van de houder, zoals hierboven beschreven. Het belangrijkste bestanddeel of de belangrijkste bestanddelen van het secundaire identificatiekenmerk van de houder moeten volledig worden vermeld, tot aan de buitenlijnen van het vak. De andere bestanddelen kunnen, in voorkomend geval, door initialen worden weergegeven. […]’ (nadruk door mij toegevoegd). Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.6.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punten 12.10.2–12.10.4 en bijlage 5 erbij. Naast namen waarvan de structuur vanuit een Europees standpunt makkelijk te begrijpen is (‘Anna Maria Eriksson’, op het paspoort vermeld als ‘ERIKSSON, ANNA MARIA’), halen de punten 12.10.2 tot en met 12.10.4 tevens voorbeelden aan die vanuit een Europees standpunt minder gebruikelijk zijn, zoals een naam zonder secundair identificatiekenmerk (‘Arkfreith’, op het paspoort vermeld als ‘ARKFREITH’), een naam met een zeer lang secundair identificatiekenmerk (‘Nilavadhanananda Chayapa Dejthamrong Krasuang’, op het paspoort vermeld als ‘NILAVADHANANANDA, CHAYAPA DEJTHAMRONG KRASUANG’) of een naam met een zeer lang primair identificatiekenmerk (‘Dingo Potoroo Bennelong Wooloomooloo Warrandyte Warnambool’, op het paspoort vermeld als ‘BENNELONG WOOLOOMOOLOO WARRANDYTE WARNAMBOOL, DINGO POTOROO’). Wat de twee laatstgenoemde voorbeelden betreft, meen ik dat indien in het midden van een dergelijke naam een in de taal van afkomst vermelde afkorting voorkomt, deze in bepaalde situaties verkeerd zou kunnen worden begrepen.
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.6.
Een lidstaat mag evenwel — indien hij dit wenst — de vakken 6 en 7 als een enkel vak gebruiken.
Wanneer niet is verduidelijkt welke middelen ter identificatie gelden, kan dit tot rechtsonzekerheid leiden waardoor de rechten van particulieren nadelig kunnen worden beïnvloed. In Finland is naturalisatie bijvoorbeeld niet mogelijk, wanneer de identiteit van de verzoeker niet vaststaat. Dit is het geval indien er tegenstrijdigheden bestaan tussen de relevante documenten, zoals de geboorteakte en het paspoort of andere voorgelegde reisdocumenten, tenzij andere documenten dit gebrek aan coherentie kunnen verklaren of het probleem te wijten is aan verschillen in schrijfwijze of aan problemen bij de transcriptie uit de oorspronkelijke taal.
Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 11.3: ‘Het verdient aanbeveling om in de [zone voor visuele controle] geen voorvoegsels of achtervoegsels te vermelden, zoals titels, beroepskwalificaties of academische kwalificaties, ere-onderscheidingen, toegekende prijzen of geërfde status. Indien de uitgevende staat of organisatie een voor- of achtervoegsel beschouwt als een wettelijk deel van de naam, mag dat voor- of achtervoegsel echter wel in de [zone voor visuele controle] worden vermeld. […]’.
Zie § 4, leden 1 en 2, van de paspoortwet.
De inhoud van vak 13 is als volgt geformuleerd: ‘Optionele persoonsgegevens, bijvoorbeeld een persoonlijk identificatienummer of een vingerafdruk, volgens de beoordeling van de uitgevende staat of organisatie. […]. Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.6.
De Duitse regering is van oordeel dat die vraag hypothetisch is omdat in intern recht niet is bepaald dat de geboortenaam in vak 13 van de pagina met persoonsgegevens wordt vermeld. Zoals ik hierboven heb uiteengezet, kan het antwoord op die vraag evenwel van belang zijn voor de verwijzende rechter met het oog op een conforme uitlegging van het nationale recht.
In mijn conclusie in de zaak Runevič-Vardyn en Wardyn (C-391/09, EU:C:2010:784, voetnoot 52) heb ik een voorbeeld aangehaald waarin een lidstaat van een dergelijke mogelijkheid gebruik maakt.
Arresten Schwarz (EU:C:2013:670) en Runevič-Vardyn en Wardyn (EU:C:2011:291, punt 91).
Zie punt 14 van de onderhavige conclusie.
Zie deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 8.4.
Arrest Schwarz (EU:C:2013:670, punten 31 e.v.).
Deel 1 van document nr. 9303 van de ICAO, sectie IV, punt 5.42: ‘De keerzijde van de [machineleesbare] pagina met inlichtingen [van het paspoort] of een pagina ernaast: Zone VI — Optionele gegevens’ en bijlage 1 van sectie IV, schema 1.