Ingevolge art. 404 Sv is tegen een algehele vrijspraak geen hoger beroep voor de verdachte mogelijk. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9420, NJ 2011/19 beslist dat in een geval als het onderhavige de verdachte kan worden ontvangen in zijn beroep in cassatie tegen het vonnis van de rechtbank.
HR, 26-11-2019, nr. 18/00579
ECLI:NL:HR:2019:1790
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-11-2019
- Zaaknummer
18/00579
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1790, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:985
ECLI:NL:PHR:2019:985, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1790
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer van auto terwijl verdachte is vrijgesproken, art. 36b.3.b Sr. Het betreft een 'doorgeleiding' door het Hof van het ingestelde beroep (conversie). Tegen een dergelijke beslissing staat alleen cassatie open. Verdachte wordt ontvangen in cassatieberoep. HR: art. 81.1 R.O
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/00579
Datum 26 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 januari 2018, nummer 22/003799-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2019.
Conclusie 08‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Conversie. Verdachte is door de Rb vrijgesproken. Daarnaast is de onttrekking aan het verkeer gelast van de in beslag genomen auto; art. 36b lid 1 aanhef en sub 3 Sr. De AG adviseert de Hoge Raad het beroep te verwerpen.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer18/00579
Zitting 8 oktober 2019
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
De Rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 19 juli 2017 de betrokkene (i) vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, (ii) aan hem de teruggave bevolen van een inbeslaggenomen geldbedrag en (iii) een onder hem inbeslaggenomen personenauto (Mercedes-Benz G 320; kenteken [kenteken]) onttrokken aan het verkeer.
Blijkens de akte rechtsmiddel is namens de betrokkene op 25 juli 2017 beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Mercedes-Benz. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 17 januari 2018 – terecht1.– het ingestelde hoger beroep als een beroep in cassatie verstaan en de zaak doorgeleid naar de Hoge Raad.2.
3. Nu volgens ingewonnen inlichtingen door de griffie van de Hoge Raad op 4 september 2018 de auto zich nog altijd bij de Domeinen bevindt, kan, meen ik, de betrokkene (ook om die reden) worden ontvangen in het geconverteerde cassatieberoep.
4. Namens de betrokkene heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
5. Het middel richt zich met verschillende klachten tegen de beslissing van de rechtbank tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Mercedes-Benz.
6. De rechtbank heeft, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, haar beslissing als volgt gemotiveerd:
“4. Waardering van het bewijs
[…]
4.2.
Vrijspraak (personenauto/Mercedes)
[…]
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de informatie in het dossier kan worden vastgesteld dat het voertuigidentifïcatienummer zoals door de fabrikant aangebracht op de Mercedes tegen de rechter chassisbalk achter de vooras (nummer eindigend op [001]) is vervangen door een ander nummer (eindigend op [002]). Het is een feit van algemene bekendheid dat voertuigen die zijn voorzien van een vals chassisnummer geheel of gedeeltelijk van diefstal of een soortgelijk misdrijf afkomstig plegen te zijn. Bij de politie heeft de verdachte aanvankelijk verklaard dat de Mercedes van zijn schoonzus is. Uit de verklaring van zijn zwager is echter gebleken dat de Mercedes alleen op naam van de schoonzus is gezet, omdat de verdachte dat had gevraagd, De verdachte heeft de Mercedes gekocht bij [A] en hier meer dan € 52.500 contant voor betaald.
Bovenstaande feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de Mercedes uit enig misdrijf afkomstig is en van de verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
5. In beslag genomen voorwerpen
[…]
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om de zaak aan te houden zodat een onpartijdige deskundige kan worden benoemd ten aanzien van de auto. Het betreft een auto uit het buitenland. Er is wellicht wat veranderd aan de auto, maar er is geen sprake van omkatten. De auto is legaal gekocht.
5.3.
Beoordeling
[…]
Personenauto’s die voorzien zijn van een vals voertuigidentificatienummer plegen geheel of gedeeltelijk van enig misdrijf afkomstig te zijn, zoals bijvoorbeeld het in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf. Op die grond kan worden gezegd dat het ongecontroleerde bezit van dergelijke voertuigen, in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan, afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van dergelijke misdrijven. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen personenauto, die aan de verdachte toebehoort, dient te worden onttrokken aan het verkeer en daarvoor vatbaar is aangezien er een strafbaar feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. De in beslag genomen personenauto zal worden onttrokken aan het verkeer.
De auto is voor onderzoek aangeboden aan het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV). Bij dat onderzoek is een niet door de fabrikant aangebracht nummer aangetroffen. Bij het LIV heeft men een laklaag verwijderd, schuursporen aangetroffen en met een etsbehandeling het door de fabrikant aangebrachte en bij de auto behorende voertuigidentificatienummer vastgesteld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen van het LIV en acht een nader onderzoek door een deskundige dan ook niet noodzakelijk.
Dat het een auto uit het buitenland betreft verandert niets aan deze bevindingen, voertuigidentificatienummers zijn immers niet landgebonden.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke gedane verzoek tot het benoemen van een deskundige dan ook af.”
7. Op grond van art. 36b, eerste lid aanhef en onder 3°, Sr kan de maatregel van onttrekking aan het verkeer worden opgelegd “bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.”
8. Anders dan het middel wil, heeft de rechtbank dus wel degelijk een wettelijke rechtsgrond voor het opleggen van de onderhavige maatregel. Voorts heeft de rechtbank blijkens haar, hierboven weergegeven, overwegingen niet onbegrijpelijk geoordeeld dat sprake is van een strafbaar feit als bedoeld in art. 36b, eerste lid aanhef en onder 3°, Sr. Ik volsta hier met de opmerking dat de rechtbank ter onderbouwing van dat oordeel onder meer heeft gewezen op de uitkomsten van het onderzoek van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit en daarbij heeft overwogen dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van het LIV. Omdat zij geen reden heeft om aan de juistheid van die bevindingen te twijfelen, is het voorwaardelijk gedane verzoek van de verdediging tot het ter rapportering benoemen van een deskundige afgewezen. Ook deze afwijzing is niet onbegrijpelijk, waarbij ik mede in aanmerking neem dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 5 juli 2017 door de verdediging enkel is aangevoerd dat het om een auto uit het buitenland gaat, dat geen sprake is van omkatten en dat de auto legaal is gekocht. De klacht dat “de rechtbank niet een dusdanig zware maatregel [mocht] opleggen zonder een nader onderzoek door een deskundige als door de verdediging verzocht, waardoor de afwijzing van het verzoek tot de benoeming van een onafhankelijk onderzoeker, niet voldoet aan de daaraan te stellen (motiverings)eisen”, vindt geen steun in het recht.
9. Het middel faalt in alle onderdelen en leent zich voor afdoening met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑10‑2019
Zie over deze vorm van conversie: A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, negende druk 2018, p. 43.