Einde inhoudsopgave
Besluit nr. 1105/2011/EU betreffende de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 24-11-2011
- Bronpublicatie:
25-10-2011, PbEU 2011, L 287 (uitgifte: 04-11-2011, regelingnummer: 1105/2011/EU)
- Inwerkingtreding
24-11-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2011, PbEU 2011, L 287 (uitgifte: 04-11-2011, regelingnummer: 1105/2011/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Burgerzaken / Reisdocumenten
Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011, betreffende de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Op grond van artikel 17, lid 3, onder a), van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 gesloten Akkoord van Schengen(2) werd in de besluiten SCH/ Com-ex (98) 56 (3) en SCH/Com-ex (99) 14 (4) het handboek vastgesteld met reisdocumenten welke recht geven op overschrijding der buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht. Deze besluiten moeten aan het institutionele en juridische kader van de Unie worden aangepast.
- (2)
De lijsten van door derde landen afgegeven reisdocumenten moeten systematisch worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de autoriteiten van de lidstaten die visumaanvragen verwerken en grenscontroles uitvoeren, over correcte informatie beschikken over de door onderdanen van derde landen overgelegde reisdocumenten. De uitwisseling van informatie tussen lidstaten over afgegeven reisdocumenten en over de erkenning van deze reisdocumenten door lidstaten en de openbare beschikbaarstelling van de hele verzameling moeten worden gemoderniseerd en efficiënter worden gemaakt.
- (3)
Het doel van de lijst van reisdocumenten is tweeledig: enerzijds kunnen grenstoezichtinstanties aan de hand ervan nagaan of een bepaald reisdocument erkend is voor het overschrijden van de buitengrenzen, zoals bepaald in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (5); anderzijds kan consulair personeel aan de hand ervan nagaan of lidstaten een bepaald reisdocument erkennen voor het aanbrengen van een visumsticker.
- (4)
Op grond van artikel 48, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (6) moet in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking een volledige lijst van door het gastland afgegeven reisdocumenten worden opgesteld.
- (5)
Er moet een mechanisme worden ingesteld dat ervoor zorgt dat de lijst van reisdocumenten voortdurend wordt bijgewerkt.
- (6)
Gelet op het belang van de veiligheid van de reisdocumenten met betrekking tot hun mogelijke erkenning, moet de Commissie waar nodig, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, voorzien in een technische beoordeling.
- (7)
De lidstaten zijn en moeten bevoegd blijven tot de erkenning van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visumsticker kan worden aangebracht.
- (8)
De lidstaten moeten over alle reisdocumenten hun standpunt te kennen geven en ernaar streven hun standpunten over de verschillende soorten reisdocumenten te harmoniseren. Aangezien het verzuim van een lidstaat om zijn standpunt met betrekking tot een reisdocument kenbaar te maken voor problemen kan zorgen voor de houders van dit reisdocument, moet een mechanisme worden ingesteld dat de lidstaten verplicht hun standpunt te kennen te geven over de erkenning of niet-erkenning van deze documenten. Dit mechanisme moet niet beletten dat lidstaten op ieder moment een wijziging van hun standpunt kenbaar kunnen maken.
- (9)
Er moet op lange termijn een online databank worden gecreëerd waarin modellen van alle reisdocumenten zijn opgenomen, om zo het onderzoeken van reisdocumenten door grenstoezichtinstanties en consulair personeel te vergemakkelijken. Deze databank moet worden bijgewerkt als zich wijzigingen voordoen betreffende een vroeger gemelde erkenning of niet-erkenning van een bepaald reisdocument door lidstaten.
- (10)
De Commissie moet ter informatie een niet-limitatieve lijst opstellen met bekende fantasie- en camouflagepaspoorten waarop ze door de lidstaten is gewezen. De erkenning of niet-erkenning zou niet van toepassing mogen zijn op de fantasie- en camouflagepaspoorten die opgenomen zijn in deze lijst. Ze zouden de houder ervan niet het recht mogen geven de buitengrenzen te overschrijden en mogen niet met een visum worden bekrachtigd.
- (11)
Om uniforme voorwaarden voor het samenstellen en bijwerken van de lijst van reisdocumenten te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (7).
- (12)
Voor het opstellen en bijwerken van de lijst van reisdocumenten moet de raadgevingsprocedure gelden, omdat het hierbij slechts gaat om het verzamelen van reeds afgegeven reisdocumenten.
- (13)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (9).
- (14)
Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (11).
- (15)
Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (12).
- (16)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (17)
Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis niet deelneemt (13). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit, en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (18)
Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (14); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.
- (19)
Wat Cyprus betreft, vormt dit besluit een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.
- (20)
Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 september 2011.
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 207.
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 298.
PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.
PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.
PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.
PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.