Rb. Den Haag, 12-10-2022, nr. 09-837305-20
ECLI:NL:RBDHA:2022:10386
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
12-10-2022
- Zaaknummer
09-837305-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:10386, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑10‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBDHA:2021:8421, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 30‑06‑2021; (Beschikking)
ECLI:NL:RBDHA:2021:6770, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 14‑05‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor doodslag door verwurging. Oplegging van en een gevangenisstraf van 12 jaren en een ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/837305-20 en 09/062660-20 (TUL)
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1994,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Alphen aan den Rijn,
locatie Maatschapslaan.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 1 maart 2021, 25 mei 2021, 18 juni 2021, 13 september 2021, 17 september 2021, 6 december 2021, 14 februari 2022, 13 mei 2022, 10 augustus 2022 (alle pro forma) en 28 september 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.F. Deen en raadsman mr. S. van der Eijk (hierna gezamenlijk: de verdediging) naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 20 september 2020 tot en met 19 oktober 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer]
- met zijn, verdachtes, hand(en) bij de nek en/of keel en/of hals vastgepakt en/of
- ( vervolgens) (met kracht) de nek en/of keel en/of hals dichtgeknepen en/of dichtgehouden, waardoor [slachtoffer] is overleden.
3. De bewijsbeslissing
3.1
Vooraf
Op 24 oktober 2020 is het levenloze lichaam van [slachtoffer] in haar woning in Den Haag gevonden. Zij lag op de bank in de woonkamer onder een stapel dekens, kussen en andere goederen. De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte haar opzettelijk om het leven heeft gebracht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de forensische onderzoeksresultaten noch op zichzelf beschouwd noch in samenhang met de overige belastende omstandigheden tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Op de specifieke standpunten en verweren gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt, kort samengevat, tot het volgende oordeel. De verdachte is dagenlang in de woning geweest terwijl het levenloze lichaam van [slachtoffer] daar lag. De verdachte moet dat hebben geweten. Gelet op de doodsoorzaak, verwurging, en het op haar hals aangetroffen DNA van de verdachte, kan het niet anders zijn dan dat hij haar opzettelijk om het leven heeft gebracht. Hierna wordt dit oordeel nader gemotiveerd.
Postmortale tijdsinval
Vast staat dat op 24 oktober 2020 het levenloze lichaam van [slachtoffer] in haar woning in Den Haag is gevonden. Haar lichaam verkeerde op dat moment al in staat van ontbinding. Verspreid over het lichaam was schimmelgroei aanwezig. Van de schimmels zijn foto’s gemaakt. De rechter-commissaris heeft [naam 1] en [naam 2] als deskundigen benoemd en hen op basis van foto’s van schimmels verzocht een inschatting te maken van het zogeheten postmortale tijdsinterval, oftewel: de tijd die verstreken is sinds het overlijden. De deskundigen hebben beschreven dat het onderzoek de nodige beperkingen kende: er was slechts fotomateriaal van de schimmels voorhanden, zodat de schimmels niet heel nauwgezet en gedetailleerd konden worden geïdentificeerd en de voor hun onderzoek gebruikelijke methoden en protocollen niet konden worden gevolgd. Uit het rapport blijkt niettemin duidelijk dat de deskundigen zich van deze beperkingen bewust zijn geweest en dat zij daar bij het trekken van hun conclusie rekening mee hebben gehouden. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris hebben de deskundigen bevestigd dat zij ondanks alle beperkingen met vertrouwen hebben kunnen concluderen dat [slachtoffer] ten tijde van het aantreffen van haar lichaam op 24 oktober 2020 al minimaal twee weken, en mogelijk zelfs al langer, niet meer in leven was.
Was de verdachte na het overlijden van [slachtoffer] in haar woning?
De rechtbank stelt – uitgaande van het minimum van twee weken – vast dat [slachtoffer] in elk geval op 10 oktober 2020 niet meer in leven was. Het dossier laat geen andere conclusie toe dan dat de verdachte na die datum in de woning van [slachtoffer] heeft verbleven, en niet, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, slechts in de buurt van haar voordeur was om contact te kunnen maken met het wifi-netwerk van de bovenbuurman.
Zo blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op 12 oktober 2020 een aankoop heeft gedaan bij een Albert Heijn in de buurt van de woning van [slachtoffer] . Het pinbonnetje hiervan is aangetroffen in die woning.
Verder maakt de rechtbank uit meerdere getuigenverklaringen van omwonenden op dat de verdachte zich na 10 oktober 2020 regelmatig in de woning van [slachtoffer] heeft bevonden. [getuige 1] heeft verklaard dat zij ‘de vriend van [slachtoffer] ’ vanaf 12 oktober 2020 de sleutel van de portiekdeur heeft zien gebruiken, terwijl hij aanvankelijk buiten, bij het portiek, moest aanbellen voordat hij door [slachtoffer] binnen werd gelaten. [getuige 2] heeft verklaard dat zij de man in de 14 dagen voor 24 oktober 2020 regelmatig bij de woning van [slachtoffer] heeft gezien. Het viel [getuige 2] op dat de man de voordeur van de woning op slot draaide als hij wegging. Hij draaide de sleutel dan twee keer om, terwijl hij dat daarvoor niet deed. Ook heeft zij gezien dat de man binnen een minuut nadat de politie op 17 oktober 2020 voor de eerste keer bij de woning van [slachtoffer] was geweest, de woning verliet. De man had volgens [getuige 2] toen een beige pet op. Deze verklaring wordt ondersteund door camerabeelden van dezelfde datum van coffeeshop Het Achterhuis (die zich in de buurt van de woning van [slachtoffer] bevindt). Op die camerabeelden is de verdachte met een dergelijke pet te zien. [getuige 3] heeft verklaard dat de ‘vriend van [slachtoffer] ’ op 14 oktober 2020 bij haar een pakketje voor [slachtoffer] heeft opgehaald. Dit pakketje dateerde van 13 oktober 2020 en het afhaalbericht is in de woning van [slachtoffer] gevonden. Al deze getuigen geven in de kern het volgende signalement van ‘de man’ of ‘de vriend’: licht getint, donker haar, baardje en petje dat achterstevoren werd gedragen. De verdachte voldeed ten tijde van zijn aanhouding aan dit signalement.
Op 17 oktober 2020 zagen de verbalisanten door de hele woning heen op de vloer diverse goederen, waaronder kledingstukken, gebruikt servies met en zonder etensresten, lege blikjes en flessen drank, benodigdheden voor drugsgebruik, gebruikte condooms en verpakkingen hiervan. Op de bank lag op het zitgedeelte een stapel dekens, kussens en andere goederen, waaronder later het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen. Op het chaise longue gedeelte was plaats om te zitten of liggen. Op de leuning van de bank, aan de kant van het chaise longue gedeelte, lag een blikje bier, een gebruikt condoom en een etensbord met een mes en een kleine vork.
Uit informatie van Marktplaats en Google blijkt dat er op 11 oktober 2020 vanaf het IP-adres van de bovenbuurman een advertentie op Marktplaats is geplaatst van goederen uit de woning van [slachtoffer] .
Op camerabeelden in de buurt van de woning van [slachtoffer] is te zien dat de verdachte van 12 tot en met 16 oktober 2020 een rood-blauw-zwarte pet droeg en op 15 en 16 oktober 2020 een blauwe jas aan had. Dezelfde soort kledingstukken zijn tijdens de doorzoeking in de woning van [slachtoffer] gevonden. Hoewel het om verplaatsbare objecten gaat, deze niet zijn bemonsterd en er meerdere van dit soort petten en jassen bestaan, past het aantreffen van de kledingstukken in de woning in het totaalbeeld dat de verdachte na 10 oktober 2020 in de woning van [slachtoffer] heeft verbleven. Ten slotte maakt de rechtbank uit het dossier op dat het dagelijks leven van de verdachte zich gelet op diverse pintransacties tot 17 oktober 2020 hoofdzakelijk rondom de woning van [slachtoffer] afspeelde. Daarna verplaatste het dagelijks leven van de verdachte zich naar - vooral - Zoetermeer. Op 17 oktober 2020 heeft de politie de woning van [slachtoffer] verzegeld en toen zij op 24 oktober 2020 opnieuw binnentraden en het lichaam van [slachtoffer] aantroffen was er in de woning, met uitzondering van de door de politie in beslag genomen goederen, niets veranderd of verplaatst. In het bijzonder was de stapel dekens, kussens en andere goederen waaronder het lichaam van [slachtoffer] werd gevonden, nog exact hetzelfde als op 17 oktober 2020.
Al deze omstandigheden zijn – in hun onderlinge samenhang bezien – redengevend voor het bewijs. Ter terechtzitting heeft de verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven.
Tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de (tussen)conclusie dat de verdachte na 10 oktober 2020 en tot 17 oktober 2020 in de woning van [slachtoffer] heeft verbleven. Het levenloze lichaam van [slachtoffer] heeft in die periode op de bank in de woonkamer gelegen, bedekt onder een stapel dekens, kussens en andere goederen. Gelet hierop kan het niet anders dan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van het lichaam van [slachtoffer] .
De doodsoorzaak en de rol van de verdachte daarbij
Op basis van het sectierapport van 18 mei 2021 van [naam 3] , forensisch patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, concludeert de rechtbank dat [slachtoffer] door een misdrijf om het leven is gekomen. Het overlijden kan volgens [naam 3] worden verklaard door een (samen)drukkende krachtsinwerking op de hals, zoals verwurgen. Van een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
Het dossier bevat verder de resultaten van DNA-onderzoek. Op verschillende plekken van het lichaam van [slachtoffer] is DNA gevonden dat afkomstig kan zijn van haarzelf en van de verdachte. De bewijskracht hiervan is steeds meer dan 1 miljard. In het oog springt het DNA van de verdachte dat op de hals van [slachtoffer] is aangetroffen. Dit is een voor de verdachte zeer belastende constatering, aangezien [slachtoffer] door verwurging om het leven is gekomen. Op het lichaam van [slachtoffer] is geen DNA van anderen dan de verdachte en [slachtoffer] zelf aangetroffen. Ook overigens is enig ander scenario dat de dood van [slachtoffer] kan verklaren, niet aannemelijk geworden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging over de mogelijkheid van contaminatie van sporen in de woning van [slachtoffer] . Om de kans op contaminatie zo klein mogelijk te houden, wordt bij het forensisch onderzoek zoveel mogelijk gewerkt volgens forensische richtlijnen. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft in de onderhavige zaak geen aanwijzingen gevonden dat bij het forensisch onderzoek is afgeweken van de hiervoor geldende forensisch technische richtlijnen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat contaminatie ook kan hebben plaatsgevonden voordat het forensisch onderzoek op 24 oktober 2020 is aangevangen, wordt dit verweer verworpen omdat het voor het bewijs gebruikte DNA is aangetroffen op het lichaam van [slachtoffer] , dat tussen 17 oktober 2020 en 24 oktober 2020 onaangeroerd op de bank heeft gelegen onder een stapel kussens, dekens en andere goederen.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte [slachtoffer] , door verwurging, opzettelijk om het leven heeft gebracht.
Aanwijzingen dat [slachtoffer] al vóór 10 oktober 2020 was overleden
Het dossier bevat meerdere aanwijzingen dat [slachtoffer] al eerder dan 10 oktober 2020 was overleden. Uit het overzicht van dataverkeer van de verdachte en [slachtoffer] maakt de rechtbank het volgende op. Op 21 september 2020 om 11:29 uur belde [slachtoffer] naar haar moeder. Zij was toen dus nog in leven. [slachtoffer] belde haar moeder hieraan voorafgaand niet dagelijks, maar deed dat wel zeer regelmatig. Na 21 september 2020 zijn er met het telefoonnummer van [slachtoffer] geen uitgaande gesprekken meer geregistreerd naar haar moeder. Verder heeft [slachtoffer] op 20 september 2020 voor het laatst ingelogd op internetbankieren, terwijl zij dat normaal gesproken dagelijks meerdere keren deed. Op 21 september 2020 om 23:37 uur werd met het telefoonnummer van [slachtoffer] gedurende 201 seconden gebeld naar de moeder van de verdachte. Die moeder heeft echter aangegeven [slachtoffer] nooit te hebben gezien of gesproken. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon van [slachtoffer] wel eens gebruikte. Daarnaast bevat het dossier meerdere gesprekken tussen [slachtoffer] en derden, maar die derden geven, gelet op de toonzetting van de tekstberichten, aan niet het idee te hebben met [slachtoffer] te communiceren. Op 24 september 2020 is met het [account naam] de app van de ASN-bank geïnstalleerd, terwijl de verdachte bij die bank klant is en [slachtoffer] uitsluitend over een account bij de ING beschikte. Op 25 september 2020 is tevergeefs geprobeerd het wachtwoord van het ING-account van [slachtoffer] te wijzigen. Op 27 september 2020 is gepind bij een geldautomaat in Den Haag, eerst met de bankpas van [slachtoffer] , waarbij drie keer een foutieve pincode wordt ingetoetst, en vervolgens, slechts enkele seconden later, met de bankpas van de verdachte, waarbij wel geld werd opgenomen. Verdachte heeft voorts tussen 26 en 28 september 2020 verschillende malen met het account van [slachtoffer] , en op haar kosten, aankopen gedaan bij Social Deals. In de woning is ten slotte een brief aangetroffen, gedateerd 6 oktober 2020, met daarop een vingerafdruk van de verdachte.
Eindconclusie
In het voorgaande ziet de rechtbank sterke aanwijzingen dat [slachtoffer] al op of vrij kort na 21 september 2020 niet meer in leven was. Vast staat in ieder geval dat zij op 10 oktober 2020 niet meer leefde. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] op een moment in de periode van 21 september tot en met 10 oktober 2020 opzettelijk om het leven heeft gebracht.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 21 september 2020 tot en met 10 oktober 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer]
- bij de hals vastgepakt en
- vervolgens met kracht de hals dichtgeknepen en/of dichtgehouden,
waardoor [slachtoffer] is overleden .
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De oplegging van de straf en maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS en de TBS-maatregel) met een bevel tot verpleging van overheidswege aan de verdachte wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in geval van een bewezenverklaring verzocht om het advies van de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) terzijde te schuiven en om aan de verdachte geen TBS met dwangverpleging op te leggen, omdat het bestaan van een stoornis onvoldoende wordt onderbouwd in de rapportages.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft het slachtoffer opzettelijk om het leven gebracht. Hij heeft haar het meest fundamentele recht, haar recht op leven, ontnomen. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een van de zwaarste misdrijven die de Nederlandse strafwet kent. Op dergelijke ernstige feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur van deze straf gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd en in het bijzonder met het volgende rekening gehouden.
De verdachte heeft het slachtoffer op een gewelddadige wijze gedood en haar vervolgens verstopt onder een berg met dekens en andere spullen. Daarna is hij gebruik blijven maken van haar woning en hij heeft daar een enorme bende gemaakt. De verdachte heeft gedurende een langere tijd verbleven in de woning van het slachtoffer, terwijl hij wist dat haar levenloze lichaam op de bank lag. De verdachte heeft gewoon door geleefd alsof er niets aan de hand was. Deze gruwelijke handelwijze is ronduit schokkend. Hier komt nog bij dat de verdachte geprobeerd heeft van de situatie te profiteren. Hij heeft spullen van het slachtoffer, zoals haar laptop en telefoon, uit de woning meegenomen, zodat hij deze zelf kon gebruiken. Hij heeft spullen van het slachtoffer op Marktplaats gezet om te voorkopen en hij heeft geprobeerd toegang te krijgen tot haar rekeningnummer. Ook zijn sieraden van het slachtoffer verdwenen uit haar woning. Daarnaast heeft hij via Social Deal vouchers besteld op het account van het slachtoffer en ervoor gezorgd dat deze werden betaald door middel van een automatische incasso van het rekeningnummer van het slachtoffer. Vervolgens is hij van die vouchers uit eten gegaan en heeft hij een hotelovernachting geboekt. Ten slotte rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij de familie van het slachtoffer lange tijd in onzekerheid heeft laten leven. Tot op de dag van vandaag heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven over wat er zich precies in de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld. Tijdens de inhoudelijke behandeling is de verdachte niet veel verder gekomen dan bloot ontkennen en ‘het niet meer weten’. Het handelen van de verdachte getuigt al met al van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. De verdachte heeft aan de nabestaanden groot en onherstelbaar leed toegebracht. Dit is ook tot uitdrukking gekomen in de aangrijpende verklaringen van de moeder en de zussen van het slachtoffer die ter terechtzitting zijn voorgelezen. Daarnaast schokt een feit als dit ook de samenleving als geheel.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat hij de vijf jaren voorafgaand aan het feit eerder is veroordeeld voor mishandeling, bedreiging en diefstallen.
Rapportage PBC
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen het Pro Justitia-rapport van het PBC, opgemaakt door [naam 4] (psycholoog) en [naam 5] (psychiater), van 10 december 2021.
Stoornissen en toerekenbaarheid
In het rapport staat dat er bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast heeft de verdachte beperkingen in verstandelijke zin. In het PBC is de verdachte op zijn intelligentie getest en hij kwam hier als zwakbegaafd uit naar voren. Niet valt uit te sluiten dat het forse alcoholgebruik in de afgelopen jaren mede heeft bijgedragen aan het mindere functioneren van het werkgeheugen. Deze psychische stoornissen en de zwakbegaafdheid waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.
Deels samenhangend met de beperkte intelligentie, maar ook los hiervan, heeft de verdachte problemen op het gebied van de impulscontrole en de emotie- en agressieregulatie. Hij heeft daarbij beperkte zelfreflectie. Als hij iets als onprettig ervaart, ontkent hij het of dempt hij het met middelen. De ontwikkeling van zijn persoonlijkheid op allerlei gebieden gestagneerd geraakt en scheefgegroeid, als gevolg van een combinatie van aanlegfactoren en de wijze waarop zijn leven is gelopen. De verdachte lijkt in aanleg kwetsbaar op het gebied van zowel de verstandelijke vermogens als de regulering van zijn driften en impulsen. Doordat hij daarbij al vanaf jonge leeftijd veel (ook verschillende soorten) verdovende middelen gebruikt, heeft hij nooit geleerd met problemen of moeilijke emoties om te gaan. Hij heeft zeer weinig copingvaardigheden om tegenslagen te verdragen en is emotioneel beperkt. Hij voelt zijn eigen emoties niet goed aan, verdraagt deze niet goed en lijkt er geen weg mee te weten. Vermoedelijk, in elk geval deels, samenhangend met de scheiding van zijn ouders, die hij nooit lijkt te hebben verwerkt of geaccepteerd, en met zijn zwakke zelfbeeld, is hij in intieme relaties erg angstig voor verlating. Dit overdekt en overschreeuwt hij door intimiteit te spreiden (verschillende relaties naast elkaar) en relationele verbindingen onmiddellijk te verbreken zodra hij het gevoel heeft ook maar in enige zin te worden bedreigd door de aanwezigheid van een rivaal. De verdachte stelt zich hierin egocentrisch op en heeft weinig invoelingsvermogen voor de ander. De agressieregulatie is ook verstoord. Zijn voorgeschiedenis maakt duidelijk dat hij zowel op frustraties in bredere zin als op spanningen binnen intieme relaties relatief snel met agressie kan reageren. Ook in het PBC is het tot agressie gekomen, wanneer hij tijdens het voetballen een conflict met een medeobservandus krijgt waarna hij gedurende tien minuten in een 'waas' lijkt te zitten. De boosheid die betrokkene op dat moment uitstraalt wordt door omstanders als bedreigend ervaren.
Op basis van het diagnostisch onderzoek wordt een rol van de geconstateerde psychische
beperkingen in de totstandkoming van het ten laste gelegde verondersteld. Door het sociaal-maatschappelijk afglijden in de afgelopen jaren was er bij de aanwezige beperkingen voorafgaand aan het ten laste gelegde sprake van toenemend gripverlies. De verdachte had met het slachtoffer een conflictueuze relatie met veel ruzies en onderling geweld. Zoals beschreven, is de verdachte vanuit zijn beperkingen slecht in staat een stabiele relatie te onderhouden. Een basaal negatief zelfbeeld en grote angst voor verlating maken dat hij het gedrag van de ander relatief gauw interpreteert als een gevaar voor de relationele stabiliteit, waarbij hij snel de greep verliest en vervolgens moeilijk om kan gaan met de ontstane gevoelens van angst en spanning. Het vele drank- en drugsgebruik door de verdachte zal zijn impulsiviteit hebben vergroot. Ook zonder het gebruik van middelen raakt de verdachte evenwel het overzicht dermate snel kwijt, en heeft hij zo weinig probleemoplossende vaardigheden in huis, dat hij relatief snel tot agressie overgaat. De beperkingen van de verdachte hebben ongetwijfeld een grote rol gehad in het tot stand komen van het ten laste gelegde. Ook al was hij onder invloed van middelen, door zijn verslavingsziekte en het feit dat middelengebruik een functie heeft binnen de geconstateerde problematiek, was hij dan niet handelingsvrij in het gebruiken hiervan. De verdachte kan het feit echter wel deels worden toegerekend omdat er geen aanwijzingen zijn dat betrokkene ernstig oordeels- en kritiekgestoord was ten tijde van het laste gelegde. Alles overziende wordt geadviseerd om betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Advies omtrent een op te leggen maatregel
De rapporteurs concluderen dat het risico op recidive van partnergeweld in algemene zin hoog is, voortvloeiend uit de eerdergenoemde constellatie van zijn behoeften en beperkingen. Hij is verhoogd impulsief en komt zo relatief snel tot agressie. Het forse middelengebruik is daarbij een risicoverhogende factor maar zoals reeds beschreven komt betrokkene ook zonder middelengebruik tot agressie. Er zijn nagenoeg geen beschermende, recidive verlagende factoren aanwezig, wat betekent dat betrokkene zonder behandeling afhankelijk is van extern toezicht en structuur.
Bij een bewezenverklaring adviseren de rapporteurs behandeling van de verdachte binnen het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging te laten plaatsvinden. Vanwege het hoge risico op een ernstige recidive vanuit de vastgestelde psychische problematiek is het noodzakelijk dat de verdachte een langer durende klinische behandeling krijgt voor zijn beperkingen. De zwakbegaafdheid zal in engere zin niet behandelbaar zijn, in de zin dat deze zal verminderen, maar op het terrein van de persoonlijkheidsstoornis en verslaving is behandeling zeker mogelijk. Te denken valt aan het verwerven van meer zelfinzicht (inzicht in de eigen kwetsbaarheden, zowel emotioneel als verstandelijk), het versterken van het zelfgevoel, het aanleren van oplossingsgerichte vaardigheden en mogelijkheden om met spanningen om te gaan, en uiteindelijk resocialisatie (leren van een vak, huisvesting, signaleringsplan). Vooralsnog heeft de verdachte te weinig inzicht in zijn problematiek om zich te kunnen committeren aan voorwaarden. Met name het risico op terugval in middelengebruik wordt als hoog ingeschat, waarmee er een groot risico is dat hij zich niet aan de voorwaarden zal houden.
Oordeel rechtbank over PBC-rapportage
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat de rapportage van het PBC inzichtelijk tot stand is gekomen. De conclusies volgen logisch uit de onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusies van de rapporteurs ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte dan ook over. Op grond van deze conclusies is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, dat deze stoornis bij hem van invloed is geweest op het plegen van het bewezen verklaarde feit en dat dit in verminderde mate aan de verdachte toegerekend kan worden.
TBS-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel. Het bewezen verklaarde feit is immers een misdrijf zoals genoemd in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Ook bestond tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts ligt er in deze strafzaak een met redenen omkleed advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is het begane strafbare feit redengevend en hetgeen blijkt uit voornoemde rapportage omtrent de problematiek van de verdachte en het geschatte recidiverisico. Het is daarom onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat aan de verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd.
Uit al het voorgaande volgt dat oplegging van de TBS-maatregel in overeenstemming is met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en noodzakelijk is op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten. Uit voornoemde rapportage blijkt dat de verdachte thans niet in staat is om zich aan de voorwaarden te houden van een eventuele TBS-maatregel met voorwaarden. Bovendien zal de verdachte (zoals hierna zal blijken) ook worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstaf die de duur van vijf jaar te boven gaat, zodat oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden wettelijk is uitgesloten.
Gelet hierop zal de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Duur van de maatregel
De verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Daarom kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren overschrijden. De rechtbank zal de maatregel ongemaximeerd aan de verdachte opleggen, omdat op dit moment nog niet duidelijk is hoe veel tijd de door de gedragsdeskundigen voorgestelde behandeling van de verdachte zal vergen.
Straf
Naast het opleggen van TBS met dwangverpleging is de rechtbank van oordeel dat ook een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij zowel de ernst van het feit, zoals hierboven is overwogen, als hetgeen is gebleken over de persoon van de verdachte in aanmerking. De rechtbank overweegt, gelijk de officier van justitie, dat een doodslag gebruikelijk bestraft wordt met 8 tot 12 jaren gevangenisstraf. Enerzijds werkt de verminderde toerekeningsvatbarheid van de verdachte strafmatigend. Anderzijds maken de gruwelijkheid van wat de verdachte omtrent en met name na de dood van het slachtoffer heeft gedaan, een hogere bestraffing passend. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[naam 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 24.777,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.277,20 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade.
[naam 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 690,25, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich in geval van bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [naam 6]
Materiële schade
De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank acht de wettelijke rente eveneens toewijsbaar. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente als volgt vast:
- het bedrag van € 7.013,70: vanaf 2 november 2020, omdat op die dag de uitvaart van [slachtoffer] plaatsvond;
- het bedrag van € 241,50: vanaf 30 oktober 2020, omdat de bloemen op die datum zijn aangeschaft;
- het bedrag van € 49,-: vanaf 27 oktober 2022, omdat de sari op die datum is aangeschaft.
Affectieschade
In het Besluit vergoeding affectieschade is uitdrukkelijk bepaald wie voor affectieschade in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat de moeder van het slachtoffer tot de kring van gerechtigden behoort en dat een forfaitair bedrag van € 17.500,00 geldt voor ouders van een meerderjarig, niet thuiswonend kind dat als gevolg van een misdrijf is overleden. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 17.500,00 vanwege affectieschade toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 oktober 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen tot een bedrag van € 24.777,20, bestaande uit € 7.277,20 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 24.777,20, bestaande uit € 7.277,20, vermeerderd met de wettelijke zoals hierboven bepaald, en € 17.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020, tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6]
De vordering van [naam 7]
Materiële schade
De vordering is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering van € 690,25 dan ook toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 februari 2021, de factuurdatum van de verklaring van erfrecht.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 690,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 7] .
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 januari 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/062660-20 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 11 juni 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 48 dagen ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen, nu toewijzing daarvan niet opportuun is gelet op de straf en de maatregel die de verdachte in de hoofdzaak opgelegd zal krijgen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (onder de parketnummers 09/837305-20 en 09/842654-20), bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
de vordering van de benadeelde partij [naam 6] en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 24.777,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente als volgt vast:
- het bedrag van € 7.013,70: vanaf 2 november 2020, tot de dag van algehele voldoening;
- het bedrag van € 241,50: vanaf 30 oktober 2020, tot de dag van algehele voldoening;
- het bedrag van € 49,-: vanaf 27 oktober 2020, tot de dag van algehele voldoening;
- het bedrag van € 17.500,-: vanaf 10 oktober 2022, tot de dag van algehele voldoening;
De verdachte moet de gehele vordering betalen aan [naam 6] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 24.777,20, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierboven is bepaald, tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6]
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 158 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 7] en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 690,25 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2021 tot de dag van algehele voldoening, te betalen aan [naam 7] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 690,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 7] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 13 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09/062660-20;
wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2022.
Bijlage I
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek TGO India 20 met het [nummer 3] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen, te weten het algemeen zaaksdossier (doorgenummerd pagina 1 t/m 2240) en het forensisch dossier (doorgenummerd pagina 1 t/m 427).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 63, algemeen zaaksdossier):
Op 24 oktober 2020 werd de doorzoeking van de woning [adres 1] geopend. In deze woning werd in de woonkamer een stoffelijk overschot aangetroffen die in staat van ontbinding verkeerde. In overleg met de forensische opsporing werd gelet op de aangetroffen toestand van het stoffelijk overschot het vermoeden uitgesproken dat het vrouwelijke slachtoffer al zeker minimaal één circa meerdere weken geleden was overleden.
2. Het proces-verbaal van aangifte lijkvinding, opgemaakt op 19 november 2020, voor zover inhoudende (p. 390, algemeen zaaksdossier):
Er werd bij de politie melding gemaakt, dat er op de locatie [adres 1] het lijk is gevonden van:
Overleden
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedag 2] 1984
Geboorteplaats : 's-Gravenhage in Nederland
3. Een geschrift, te weten het pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 mei 2021, opgesteld en ondertekend door forensisch arts en forensisch patholoog drs. [naam 3] , voor zover inhoudende (losbladig):
Resultaten
4. Op het lichaam was verspreid uitgebreide schimmelgroei.
6. Inwendig in de hals, in de spieren gelegen voorwaarts rechts op het schildkraakbeen, was een bloeduitstorting. Er was een breuk van het rechter bovenste hoorntje van het strottenhoofd met ter plekke bloeduitstorting.
7. In de bindvliezen van de oogleden waren enkele puntvormige bloeduitstortingen.
Interpretatie van resultaten
Ten aanzien van de doodsoorzaak wordt het volgende overwogen:
Uitwendig aan de hals waren geen herkenbare letsels. Inwendig waren geringe bloeduitstortingen en was er een breuk van het rechter bovenste hoorntje van het strottenhoofd (sub 6), hetgeen bij leven is ontstaan door een stomp-botsende en/of (samen)drukkende krachtsinwerking, zoals verwurgen. Het overlijden kan derhalve worden verklaard door verwikkelingen van (samen)drukkend geweld op de hals. De bevindingen sub 7, namelijk bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden, passen goed bij dit type krachtsinwerking.
Conclusie
Het overlijden kan worden verklaard door een (samen)drukkende krachtsinwerking op de hals, zoals verwurgen. Er is geen andere doodsoorzaak gebleken.
4. Een geschrift, te weten het rapport schatting van het postmortale tijdsinterval op grond van de schimmelontwikkeling op een kadaver d.d. 12 december 2020, opgesteld en ondertekend door professor [naam 1] en professor [naam 2] voor zover inhoudende (p. 424, forensisch dossier):
Deskundige mening
Met betrekking tot de specifieke vraag die ons is gesteld door de Rechter-Commissaris, gezien onze herhaalde ervaring dat in het VK schimmels geen zichtbare kolonies op de menselijke huid kunnen vormen tot zeven dagen na de dood, en gezien de groei van Penicillium op het lijk gedurende minimaal nog eens zeven dagen of zelfs langer als de groei niet onmiddellijk is aangevangen:
is het onze deskundige mening dat het slachtoffer toen zij werd aangetroffen reeds tenminste twee weken dood was, en voorbehouden in aanmerking nemende, mogelijk drie weken of nog langer.
5. Het proces-verbaal van verhoor van professor [naam 1] en professor
[naam 2] , deskundigen, op 18 januari 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Naam: [naam 1]
Op basis van al het werk dat wij gedaan hebben, kan ik met vertrouwen zeggen dat
de minimale schatting wat betreft dit lijk twee weken is. Echt het minimum.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 4 en 6, algemeen zaaksdossier):
Op 17 oktober 2020 werden wij, verbalisanten, gestuurd naar de woning aan de [adres 1] . Wij zagen dat de woning er erg onverzorgd en rommelig uitzag. Gezien onze bevindingen hebben wij besloten om de woning te benaderen als een mogelijk plaats delict. Wij hebben zo min mogelijk goederen in de woning verplaatst en/of aangeraakt. Bij het verlaten van de woning hebben wij deze laten verzegelen en hebben we een extra slot op de voordeur laten plaatsen.
7. Een geschrift, te weten het niet ondertekende proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 november 2020, voor zover inhoudende (p. 45 t/m 47, forensisch dossier):
Aanvang onderzoek
Op 24 oktober 2020 kwamen wij, verbalisanten, naar aanleiding van een melding van een vermissing meerderjarig persoon, voor een forensisch onderzoek aan op de
locatie [adres 1] .
Bevindingen
Wij zagen dat de woning een onverzorgde indruk maakte. Door de hele woning heen zagen wij op de vloer diverse goederen/voorwerpen waaronder kledingstukken, gebruikt servies met en zonder etensresten/vloeistoffen, lege blikjes en flessen drank, gebruikersartikelen (narcotica), gebruikte condooms en verpakkingen hiervan. Volgens de familie was [slachtoffer] zeer netjes en zou dit niet passen bij haar als persoon.
Woonkamer
In de woonkamer zagen wij op het korte zitgedeelte van de chaise lounge een grote hoeveelheid kleden en kussens. Op het lange gedeelte was plaats om te zitten/liggen.
Hier zagen wij onder andere een oorbel, een zaklantaarn en een open lege condoomverpakking. Op de leuning van de bank, aan de kant van de chaise lounge, zagen wij onder andere een blikje bier, een gebruikt condoom en een etensbord met een mes en een kleine vork. De kussensloop van het rugkussen aan deze kant lag op de stapel met dekens ernaast.
Onderzoek
Ik, [naam 8] , heb de dekens, kussens en overige goederen, welke op het korte
zitgedeelte van de bank lagen, visueel bekeken op mogelijke bloedsporen. Bij het verwijderen van de laatste deken zag ik, [naam 8] , dat onder de berg met dekens, kussens en overige goederen, het stoffelijk overschot van een vrouw lag.
8. Een geschrift, te weten het niet ondertekende proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 november 2022, voor zover inhoudende (p. 458, 459, 462 en 465, algemeen zaaksdossier):
Betreden [adres 1] op 17 oktober 2020
Op 17 oktober 2020 heeft de politie ten behoeve van het onderzoek naar [slachtoffer] , haar woning aan de [adres 1] . De opsporingsambtenaren hebben de woning fotografisch vastgelegd.
Aantreffen lichaam [slachtoffer] op 24 oktober 2020 De FO (afdeling forensische opsporing) heeft de woning op 24 oktober 2020 ter onderzoek betreden. Hierbij heeft FO de woning fotografisch vastgelegd. Nadat vrijwel de gehele woning was gefotografeerd werd op de bank in de woonkamer het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen.
Situatie woning van 17 en 24 oktober
Hieronder worden de foto's van 17 en van 24 oktober 2020 naast elkaar getoond.
Op de bank liggen onder andere meerdere dekens, kleding, een lijst etc. Onder deze goederen is later het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. Op de foto's op hieronder is te zien dat op beide dagen dezelfde goederen op dezelfde wijze op de bank liggen.
9. Een geschrift, te weten het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in 's-Gravenhage op 24 oktober 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 12 november 2020, opgesteld door [naam 9] en bij afwezigheid ondertekend door [naam 10] , voor zover inhoudende (p. 401 t/m 404, forensisch dossier):
Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN Omschrijving bemonstering
AAOL4065NL#01 slo hals links; Tb+
AAOL4069NL#01 slo rechterheup/- flank
AAOL4070NL#01 slo linkerpols
AAOL4071NL#01 slo rechterpols
AAOL4072NL#01 slo bandje om pols linkerhand
AAOL4074NL#01 slo schaamstreek
AAOL4075NL#01 slo linkerbeen enkel
AAOL4076NL#01 slo rechtersok
Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAOL4065NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4069NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4070NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4071NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4072NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4074NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] ongeveer 46duizend
AAOL4075NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
AAOL4076NL#01 [slachtoffer] en zie toelichting l
[verdachte] meer dan l miljard
l. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van [slachtoffer] en omdat het een bemonstering van het lichaam/kleding van [slachtoffer] betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van [slachtoffer] in de bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf. De bewijskracht is daarom niet berekend. Wel is deze aanname gebruikt in de bewijskrachtberekening ten aanzien van [verdachte] .
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 november 2020, voor zover inhoudende (p. 251 t/m 254, algemeen zaaksdossier):
Bankrekening ASN bank [verdachte]
Uit een vordering 126nc aan het verwijzingsportaal banken is gebleken dat [verdachte] in de periode 1 januari 2018 tot en met heden actief rekeninghouder is van een bankrekening bij de ASN Bank. Betaalrekening [rekeningnummer 1] .
Bevindingen klantgegevens
Uit de klantgegevens is gebleken dat [verdachte] momenteel 1 bankpas in bezit heeft met volgnummer 011.Verdachte had in de gevorderde periode geen overige bancaire producten of bankkluizen.
Bevindingen IP log gegevens
Uit de IP log gegevens blijkt dat verdachte dagelijks heeft ingelogd op (mobiel)bankieren. Veelal meerdere keren per dag, waarbij zeer regelmatig gebruik gemaakt wordt van het [ip adres 1] . Het is gebleken dat het slachtoffer van ditzelfde IP-adres gebruik maakt. Verdachte maakt dagelijks van [ip adres 1] gebruik in de periode 24 september 2020 t/m 14 oktober 2020.
Bevindingen banktransacties
Groot gedeelte van de transacties van verdachte zijn tot en met 17 oktober 2020 rondom de leefomgeving van het slachtoffer in 's-Gravenhage, in de nabijheid van haar woning. Vanaf 18 oktober 2020 worden nagenoeg alle transacties in of in de buurt van Zoetermeer gemaakt en niet meer in 's-Gravenhage.
Opvallend is het tijdstip van een geldopname van verdachte op zondag 27 september 2020. Om 20.04 uur op 27 september 2020 neemt verdachte namelijk een bedrag op van 10 euro vanaf zijn eigen bankrekening, bij de Geldmaat aan de Volendamlaan te 's-Gravenhage. Dit is 2 minuten na de mogelijke poging geldopname met de bankpas van het slachtoffer.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2020, voor zover inhoudende (p. 991 t/m 993, algemeen zaaksdossier):
Op 7 december 2020 heeft er een tactische zoeking plaatsgevonden aan de [adres 1] . Ik zag dat er in de Jumbotas 2 'verkorte' kassabonnen zaten welke ik herkende als kassabonnen van supermarkt Albert Heijn. Ik zag op de eerste kassabon een voor mijzelf zichtbare datum 05-10-2020, een bedrag van 0,25 euro, een streepjescode, en de getallen 40, 1801 en 16. Op de tweede kassabon zag ik duidelijk de datum 12-10-2020, een tijdstip 18:05, 1 stuks, een bedrag van 0,59 euro, een streepjescode, en de getallen 34, 1290 en 163.
Ik heb de opgevraagde transacties van bankrekening met [rekeningnummer 1] van rekeninghouder en [verdachte] bekeken.
Op genoemde bankrekening zag ik:
Tijdstip transactie Boekdatum Omschrijving
09:55:03 05-10-2020 ALBERTHEIJN1801 >'S-GRAVEN
5.10.2020 9U55 KV012 561V21 MCC:5411 Mobiele betaling NL [nummer 1]
18:05:25 12-10-2020 AlbertHeijn1290 >'S-GRAVEN 12.10.2020
18U05 KV011 2CMD5X MCC:5411 [nummer 2]
Ik heb hierna de zoekslag 'filiaal Albert Heijn 1290' gemaakt. Ik zag in het resultaat van de zoekvraag dat 1290 kennelijk het nummer van de Albert Heijn aan de Escamplaan 281 te 's-Gravenhage betreft. Dit filiaal van Albert Heijn bevindt zich op 400 meter loopafstand van de woning aan de [adres 1] .
12. Een geschrift, te weten een lijst van banktransacties over de periode van 1-1-2018 tot en met 28-10-2020 van de betaalrekening van [verdachte] , voor zover inhoudende (p. 289 en 290):
Tijdstip boekdatum omschrijving transactiebedrag
transactie
09:55:03 05-10-2020 ALBERT HEIJN1801 0,25
>'S-GRAVEN 5.10.2020
9U55 KV012 561V21
MCC:5411 Mobiele
betaling [nummer 1]
18:05:25 12-10-2020 AlbertHeijn1290 >'S-GRAVEN 0,59
12.10.2020 18U05 KV011
2CMD5X MCC:5411 [nummer 2]
13. Een geschrift, te weten het niet ondertekende proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] ), opgemaakt op 16 december 2020, voor zover inhoudende (p. 134, forensisch dossier)
Onderzoek woning 27 oktober 2020
Onderzoek gang
Door mij, verbalisant, werd de gang onderzocht. Ik zag aan de kapstok in de gang
meerdere kledingstukken hangen. Ik zag dat er onder andere een herenjas en herentrui hingen. Deze zijn door mij veiliggesteld.
Onderzoek badkamer
Ik, verbalisant, heb de badkamer onderzocht. Hierbij zag ik de volgende bijzonderheden liggen:
- een honkbalpetje van de Chicago Bulls
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2020, voor zover inhoudende (p. 1290, 1292, 1296 t/m 1298, 1302 t/m 1304, 1308, algemeen zaaksdossier):
Gedurende het opsporingsonderzoek zijn op diverse locaties camerabeelden opgevraagd. Alle beschikbare beelden zijn bekeken door camerabeeldspecialisten. Daarbij zijn de volgende waarnemingen gedaan.
12 oktober 2020
Waarnemingen door camerabeeldspecialist [naam 11] : Coffeeshop Het Achterhuis, Weimarstraat 328 Den Haag. Tijdverschil beelden is 11 minuten, (pintransactie bankrekening [verdachte] bij Het Achterhuis op 12 oktober 2020, 16:18 uur)
Omstreeks 16:16 uur: De [verdachte] komt vanaf onder in beeld aangelopen. Hij loopt naar binnen bij de Coffeeshop. Hij draagt een zwart/rode Chicago Bulls pet.
13 oktober 2020
Waarnemingen door camerabeeldspecialist [naam 11] : Coffeeshop Het Achterhuis, Weimarstraat 328 Den Haag. Tijdverschil beelden is 11 minuten.
Omstreeks 12:56 uur: [verdachte] komt vanaf boven in beeld aangelopen. Hij zwaait naar een bewaker (welke buiten beeld staat), en hij loopt naar binnen bij de Coffeeshop. Hij heeft exact dezelfde outfit aan als op de voorgaande dag.
16 oktober 2020
Waarnemingen door camerabeeldspecialist [naam 11] : Coffeeshop Het Achterhuis, Weimarstraat 328 Den Haag. Tijdverschil beelden is 11 minuten, (pintransactie bankrekening [verdachte] bij Het Achterhuis op 16 oktober 2020, 15:32 uur).
Omstreeks 15:31 uur: [verdachte] komt vanaf onder in beeld aangelopen. Hij loopt naar binnen bij de Coffeeshop. Hij draagt dezelfde zwart & rode Chicago Bulls pet als voorgaande dagen. Hij draagt een lichtblauwe jas met een embleem op de rechter bovenarm.
17 oktober 2020
Waarnemingen door camerabeeldspecialist [naam 11] : Coffeeshop Het Achterhuis, Weimarstraat 328 Den Haag. Tijdverschil beelden is 11 minuten, (pintransactie bankrekening [verdachte] bij Het Achterhuis op 17 oktober 2020, 16:04 uur).
Omstreeks 16:02 uur: [verdachte] komt vanaf onder in beeld over de stoep van de Weimarstraat aangelopen. Hij draagt een beige petje, met de klep naar achteren.
Resumerend overzicht:
Op 12, 13, 14, 15 en 16 oktober 2020 droeg de [verdachte] een rood met donkerblauw/zwart gekleurde pet van het merk 'Chicago Bulls'. Op 15 en 16 oktober droeg hij een blauwe jas met emblemen op de borst en bovenarm. Deze pet en jas zijn tijdens de doorzoeking gevonden in de woning van [slachtoffer] .
Een vergelijkbare beige pet die verdachte op 17 oktober 2020 droeg, werd in de [adres 2] waar hij sliep, aangetroffen en in beslag genomen. Ook werd daar de groene gewatteerde jas gezien die verdachte op 8, 12, 13, 14 en 17 oktober 2020 droeg.
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 2171, 2172, 2179 t/m 2181, algemeen zaaksdossier):
Eén van de vragen die gevorderd zijn aan Marktplaats is dat het onderzoeksteam inzage wilde hebben in de gehele inhoud van advertentie 1607751418 en alle communicatie die hoort bij deze advertentie. Eén van de andere vragen was dat het onderzoeksteam inzage wilde hebben van deze zelfde gebruiker als van advertentie 1607751418, daarvan alle overige advertenties die aangemaakt of bezocht zijn.
Overzicht 1
Advertentienummer Advertentietitel Datumplaatsing Gebruikers ID E-mailadres
1611138116 Bosch 6000 pro-t 11-10-2020 4188381 [email adres]
heggeschaar
1610571349 Wand klok 10-10-2020 4188381 [email adres]
1610566145 Oven / grill 10-10-2020 4188381 [email adres]
Datum registratie Gebruikersnaam IP gebruiker Postcode advertentie IP advertentie
04-10-2020 [email adres] [ip adres 2] 2547 TR [ip adres 2]
04-10-2020 [email adres] 2547 TR [ip adres 2]
04-10-2020 [email adres] 2547 TR [ip adres 2]
Het [ip adres 2] is gekoppeld aan de [adres 3] waar de bovenbuurman van [slachtoffer] woont. Van dit IP-adres maakten [slachtoffer] en [verdachte] gebruik wanneer zij aanwezig waren in de woning van [slachtoffer] aan de [adres 1] . Tevens staat in het overzicht de [postcode] vermeld. Dit betreft de postcode welke gekoppeld staat aan de [adres 1] .
Overzicht 2
Advertentie 1610566145> oven/grill
In AMB. 208 de bijlage behorende bij proces-verbaal van bevindingen Google Takeout [slachtoffer] zijn diverse afbeeldingen te zien. Eén van de desbetreffende foto's betreft een afbeelding van een oven/grill.
Tijdens de tactische doorzoeking is gebleken dat in de keuken een oven/grill werd aangetroffen op een plank naast de afzuigkap. Dat komt overeen met de foto die werd aangetroffen in het googleaccount van [slachtoffer] . Uit de benaming blijkt dat de foto's is gemaakt op 10 oktober 2020.
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 70, algemeen zaaksdossier):
Op 17 oktober 2020 werd er in de woning [adres 1] , van de bezorgdienst DHL, een 'we hebben je gemist' briefje aangetroffen. Hierop was met pen aangekruist dat het pakketje bezorgd was bij de buren op 66. Bij de buurvrouw van 66 werd vervolgens navraag gedaan of er een pakketje bij haar was opgehaald door de bewoners van [adres 1] . Zij beaamde dat er op woensdag 14 oktober 2020 een pakketje was opgehaald.
17. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 383 en 384, algemeen zaaksdossier):
Ik, verbalisant, bevond mij op 27 oktober en 28 oktober, in de woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar een forensisch onderzoek plaatsvond. Wat mij, verbalisant, opviel in de woning was dat de gehele woning overhoop gehaald leek. Ik zag onder andere dat:
In de kledingkastkamer lag een kapot getrokken kartonnen doos met daarop een
adressticker ten name van ‘ [slachtoffer] , [adres 1] ’, afkomstig van ‘Koopjesdeal, Zoete Inval 4, 4815 HK, Breda’ met een adressticker van DHL,
Zendingsnummer 3SMPK3725124501, datum 13-10-2020.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 61, algemeen zaaksdossier):
Wij, verbalisanten, waren op 19 oktober 2020 op de [adres 1] . Wij belden aan bij nummer 66. Wij zagen dat de bewoonster het raam opendeed en hoorden haar zeggen dat zij de deur niet voor ons open gingen maken. Zij wist dat wij kwamen in verband met haar vermiste bovenbuurvrouw. Ik, verbalisant, vertelde tegen de bewoonster dat wij wisten dat zij een postpakketje aan had genomen voor haar vermiste buurvrouw en dat wij graag zeker wilden weten wie de man was die het pakketje op heeft gehaald. Ik vertelde dat wij haar een foto wilde tonen en wilde weten of deze man het postpakketje op had gehaald. Ik toonde de bewoonster een foto van [verdachte] Wij zagen dat de bewoonster haar bril opzette en naar de foto keek. Wij hoorden haar direct zeggen: "Ja, dat is hem."
19. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , opgemaakt op 10 november 2020, voor zover inhoudende (p. 586, 588 en 589, algemeen zaaksdossier):
Op 10 november 2020 verhoren wij, verbalisanten, in Den Haag aan de [adres 4] de [getuige 3] .
V: Wanneer heeft u dan hem voor het laatst gezien?
Dinsdag was dat. Had ik een pakketje nog voor hem aangenomen, voor hun, op haar naam gewoon [slachtoffer] . Dinsdag niet opgehaald en woensdag kwam hij dan en ja ik zeg ik heb een pakketje voor je. Nou dat nam hij mee naar boven dus dan is hij woensdag nog boven geweest en toen zaterdag volgens mijn buurvrouw maar dat weet ik allemaal niet hoe dat allemaal werkte maar toen heeft ze hem ook nog hierboven gezien.
V: De politie heeft op zaterdag 17 oktober de deur open gemaakt. Wanneer heeft hij dan dat pakketje opgehaald? Was dat de woensdag ervoor of erna?
Nee ik denk ervoor. Ja.
V: Hoe zag hij eruit? Wat had hij aan?
Hij droeg altijd een petje dat is het enige. Volgens mij een rood petje altijd. Een soort basebalcap. Volgens mij altijd die klep naar achteren ofzo.
V: Heeft u een idee wanneer u haar voor het laatst heeft gezien?
Nou weet je, je hoort dan wel iemand boven ofzo dus dat is ook zo heel moeilijk ik hoorde dus wel altijd mensen boven, of iemand boven inderdaad. Maar of zij dat nou was of hij dat weet ik niet. Ik hoorde gewoon iemand. Het was niet leeg boven het was niet zo stil als dat het nu is.
V: Heeft u in de periode dat hij het pakketje bij u ophaalde haar ook nog gezien?
Nou dat weet ik ook niet eigenlijk. Dat was wel op haar naam. Dat pakketje heb ik op dinsdag 13 oktober gehad. En 14 oktober is het opgehaald.
20. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 43, algemeen zaaksdossier):
Op 18 oktober 2020, ging ik, verbalisant, samen met mijn collega, in gesprek met de bewoonster van de woning [adres 5] . Dit betreft de woning rechts onder perceelnummer 68 en bevindt zich op de begane grond.
Zij verklaarde dat:
- zij de vriend van [slachtoffer] bijna elke dag wel zag.
- zij hem zaterdagochtend, nadat de politie aan de deur had gestaan, vanuit het portiek had zien weglopen.
- zij zag dat hij linksaf ging vanuit het portiek, de straat overstak en weer rechtsaf ging.
- zij zag dat hij dus ineens van richting veranderde.
- hij op dat moment een beige hoofddeksel op had en zij vermoedde dat deze van [slachtoffer] was.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 140 t/m 143, algemeen zaaksdossier):
Op 29 oktober 2020 hoorde ik, verbalisant, de getuigen [getuige 4] en [getuige 2] in hun woning aan de [adres 5] .
Zij verklaarden mij het volgende:
De woningen hier zijn redelijk gehorig. En zeker geluiden vanuit het portiek zijn goed hoorbaar. Ik (mw) kan horen welke voordeur er open en dicht gaat. Ze maken allemaal hun eigen geluid.
Zij deed de deur voor hem open. Hij had een tijd lang geen sleutel van de woning.
De afgelopen 14 dagen had hij die wel. Ik/we hebben hem de afgelopen 14 dagen regelmatig bij de woning van [slachtoffer] gezien. Wat mij (mw) opviel was dat hij de voordeur van de woning dan in het slot draaide als hij weg ging. Twee keer de sleutel omdraaien. Dat hoorde ik. Dat deed hij voorheen nooit. Hij trok altijd gewoon de deur achter zich dicht. Dit was echt opvallend afwijkend van normaal.
Ik heb op 2 november 2020 via de telefoon een paar aanvullende vragen gesteld. Ik kreeg [getuige 2] aan de lijn en zij verklaarde mij het volgende: Met de periode van 14 dagen waarover ik verklaarde bedoel ik de periode voorafgaand aan de zaterdag 24 oktober, waarop het lichaam van [slachtoffer] werd gevonden en de politie groot onderzoek deed.
22. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 november 2020, voor zover inhoudende (p. 568 en 569, algemeen zaaksdossier):
Op zondag 22 november 2020 hoorde ik, verbalisant, [getuige 2] , wonende op de [adres 5] :
U vraagt mij naar de muts of het petje dat die jongen op had die de laatste tijd bij [slachtoffer] kwam/woonde en die vertrok op de zaterdag dat de politie ook aan de deur was geweest maar er niet open werd gedaan. Het was een beige pet met een kleine klep. Het was een bol model.
Hij kwam overigens de deur van de woning van [slachtoffer] uit, binnen een minuut nadat de politie was vertrokken. Ik weet zeker dat hij uit woning van [slachtoffer] was gekomen want ik hoorde het geluid van het deurslot van de woning van [slachtoffer] . Ik herken de geluiden van de diverse voordeuren en de sloten in het portiek goed. Het slot werd twee keer rondgedraaid. Daarna hoorde en zag ik hem de trap af lopen. Ik zag dat
omdat ik nieuwsgierig was geworden en naar mijn voordeur was gelopen die één verdieping lager in hetzelfde portiek uitkomt als de voordeur van [slachtoffer] haar woning. Ik had daarvoor, vanuit mijn woonkamer die aan de straatzijde grenst, de politie zien vertrekken. Binnen een minuut hoorde ik dus dat de deur van [slachtoffer] haar woning op slot werd gedraaid en toen ging ik direct kijken bij mijn voordeur in het portiek. Toen zag ik die jongen dus de trap af lopen.
23. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , opgemaakt op 28 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 148 t/m 150, algemeen zaaksdossier):
Ik woon aan de overkant van [slachtoffer] . Zij heeft al een tijdje een vriend. Ik heb hem heel veel daar gezien. Hij heeft donker haar en een baard en hij droeg altijd een petje. Ik denk een dertiger. Hij had een licht getinte huidskleur. Ik was veel thuis in verband met corona en hij kwam vrijwel dagelijks bij [slachtoffer] . Hij belde altijd aan en in de week voor de herfstvakantie zag ik hem weer komen en toen zag ik dat hij met een sleutel
naar binnen ging. Ik vond dat raar, omdat hij daarvoor altijd aanbelde. Ik bedacht mij toen dat ik [slachtoffer] al een tijdje niet had gezien. De week voor de herfstvakantie dus de week vanaf 12 oktober heb ik gezien dat hij toen een sleutel ging gebruiken. Voor het laatst heb ik hem gezien toen hij met de sleutel de portiekdeur opende. Dat is dan de 13, 14 of 15 oktober.
25. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 november 2020, voor zover inhoudende (p. 173 t/m 175, algemeen zaaksdossier):
Bankrekening ING Bank slachtoffer
Uit een vordering 126nc aan het verwijzingsportaal banken is gebleken dat slachtoffer in de periode 1 januari 2018 tot en met heden actief rekeninghouder is van een bankrekening bij de ING Bank. Betaalrekening [rekeningnummer 2] .
Vordering aanvullende informatie ING bank
- Er is 1 betaalpas met volgnummer 6
- Opvallende activiteit op 27 september 2020, om 20.02 uur, is betaalpas van slachtoffer in een pinautomaat (van Geldmaat) gedaan, maar geen geldopname gemaakt. Dit was op de Volendamlaan 670 in Den Haag.
Bevindingen IP log gegevens
Uit de IP log gegevens blijkt dat slachtoffer dagelijks inlogt op (mobiel)bankieren. Veelal tussen de 1 tot 4 keer per dag wordt er ingelogd. Er wordt nagenoeg geen enkele dag niet ingelogd door slachtoffer. Het meest voorkomende IP-adres is het [ip adres 1] . Zeer opvallend is dat de dagelijkse inlog geheel stopt per 21 september 2020. De laatste inlog was op 21 september om 12.12 uur vanaf het 'thuis IP-adres' zijnde [ip adres 1] . Hierna is er geen succesvolle inlog activiteit meer.
Bevindingen transacties
Uit de banktransacties blijkt dat slachtoffer dagelijks gebruik maakt van de bankpas. Er zijn vele pinbetalingen bij dagelijkse uitgaven zoals Jumbo Mieremet, Albert Heijn, Aldi, McDonalds, geldopnames, koffieshop Achterhuis. Groot gedeelte van de transacties zijn rondom de leefomgeving van slachtoffer in 's-Gravenhage, in
de nabijheid van haar woning. Zeer opvallend is dat de dagelijkse pintransacties geheel stoppen na 20 september 2020. De laatste transacties is een uitgave van € 15.00 bij koffieshop Achterhuis om 21.11 uur op 20 september 2020. Na 20 september 2020 worden alleen nog maar automatische incasso's van de rekening
afgeschreven.
Er is contact opgenomen met de ING-bank en navraag gedaan over de laatste betalingen op 20 september 2020. De bankmedewerker heeft aangegeven dat contactloos betalen uitstaat op de pas van slachtoffer. Dit houdt in dat er bij een pinbetaling altijd een pincode ingevoerd dient te worden. De pinbetalingen op 20 september 2020 zijn dus in ieder geval gemaakt met daarbij gebruik makend van de juiste pincode. Dit duidt er op dat slachtoffer haar bankpas en rekening, niet meer actief gebruikt heeft na 20 september 2020 21.11 uur in afwijking op het dagelijks gebruik hieraan voorafgaand.
Poging wachtwoord reset op 25 september 2020
Uit de ontvangen gegevens blijkt dat er 25 september 2020 om 1.27 uur een poging tot wachtwoord reset wordt gedaan, deze mislukt en hierna zijn er geen andere activiteiten meer.
26. Het geschrift, te weten het niet ondertekende proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 4 november 2020 door [verbalisant] , voor zover inhoudende (p. 643 en 644, algemeen zaaksdossier):
Naar aanleiding van de gevorderde en ontvangen financiële (transactie)gegevens van het slachtoffer heb ik, verbalisant, contact gezocht met de ING-bank om wat aanvullende vragen te stellen. Aan de bank is gevraagd of er bekend is of bij de laatste pintransacties (20 september 2020) van het slachtoffer gebruik gemaakt is van contactloos betalen of dat er middels het invullen van een pincode een betaling is verricht. De bankmedewerker wist mij het volgende te vertellen: Op de betreffende betaalpas van slachtoffer staat contactloos betalen uit. Er moet dus altijd pincode worden ingevoerd bij het verrichten van een pinbetaling.
Vervolgens heb ik met de bankmedewerker gesproken over het laatste gebruik van de betaalpas en kwam de opvallende activiteit op 27 september 2020 ter sprake. 27 september 2020 om 20.02u is de betaalpas van het slachtoffer ingevoerd in de Geldmaat geldautomaat aan de Volendamlaan 670 te Den Haag. Hierover heb ik de vraag gesteld of de bank kan zien wat de daadwerkelijk op de geldautomaat uitgevoerde activiteiten zijn na het invoeren van de betaalpas van slachtoffer. Daarover vertelde de bankmedewerker mij het volgende: 27 september 2020 om 20.02u is er een poging tot geldopname gedaan met de pinpas van slachtoffer. Na het invoeren van de pas zijn 3 handelingen geregistreerd op de geldautomaat, op de volgende tijdstippen in seconden nauwkeurig:
20:02:48
20:02:58
20:03:18
Bij navraag blijkt uit het systeem van de bank dat dit 3 keer het invoeren van de verkeerde pincode is geweest. Na 3 keer foutieve invoer pincode is de pas volgens een geautomatiseerd systeem 24 uur lang geblokkeerd. De pinpas is niet ingenomen door de geldautomaat.
27. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 318, algemeen zaaksdossier):
Historische verkeersgegevens 31648226153
Gedurende het onderzoek is naar voren gekomen dat [slachtoffer] de gebruiker is geweest van het mobiele [telefoonnummer 1] . Middels tussenkomst van de officier van justitie zijn de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer over de periode 21-04-2020 tot en met 23-10-2020 gevorderd en verkregen. Uit analyse van de historische verkeersgegevens blijkt dat het mobiele [telefoonnummer 1] actief was vanaf 23-04-2020 tot en met 21-09-2020. Na 21-09-2020 zijn er enkel nog doorgeschakelde oproepen van de voicemail server te zien. Hieruit kan worden afgeleid dat het mobiele [telefoonnummer 1] niet meer werd gebruikt (uit stond). Gedurende de bevraagde periode blijkt dat het mobiele [telefoonnummer 1] enkel gebruikt werd in combinatie met een mobiele telefoon voorzien van het [imei nummer] .
28. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 996 en 997, algemeen zaaksdossier):
Op 7 december 2020 waren politiecollega's van het onderzoeksteam TGO lndia20
aanwezig in de woning van het [slachtoffer] , gelegen aan de [adres 1] , aldaar een tactische doorzoeking van de woning te verrichten. In de kast in de slaapkamer van genoemde woning, trof het onderzoeksteam een lege verpakking aan van een Samsung Galaxy S7. Op deze verpakking stond op de zijkant beschreven dat het ging om een Samsung Galaxy S7 die "gold platinum" van kleur was. Tevens stond op de verpakking het volgende imeinummer vermeld: [imei nummer] . Het laatste getal van een imeinummer wordt bij het opvragen van de historische verkeersgegevens soms weergegevens als
een 0. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het imeinummer op de verpakking van het doosje hetzelfde imeinummer is van het toestel dat [slachtoffer] in gebruik had.
29. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] , opgemaakt op 24 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 50 en 51, algemeen zaaksdossier):
A:Normaal stuurt zij mij al twee jaar lang elke dag een berichtje en vervolgens belt ze.
O: De zus voegt toe dat ze altijd bellen en niet appen.
A: Ze appte me eerste en daarna belde ze me.
V: Maar jullie hadden elke dag in de ochtend even contact?
A: Ja
A: Ik wil nog opmerken dat [slachtoffer] mij altijd belde op de vaste telefoon.
30. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 1586, algemeen zaaksdossier):
Telefoonnummers [verdachte]
heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van het [telefoonnummer 2] , maar dat deze telefoon kapot is gegaan waardoor hij dit nummer niet meer gebruikte. Voorts heeft [verdachte] verklaard dat hij daarna gebruik maakte van het [telefoonnummer 3] .
Analyse historische verkeersgegevens [telefoonnummer 2]
Middels tussenkomst van de officier van justitie zijn de historische verkeersgegevens van het mobiele [telefoonnummer 2] gevorderd en verkregen. Uit analyse van deze verkregen verkeersgegevens blijkt dat het mobiele [telefoonnummer 2]
- in de bevraagde periode gebruikt is van 23-04-2020 tot met 02-10-2020.
Gebruikte devices (telefoons) [verdachte]
In de IP log gegevens is te zien dat [verdachte] gedurende de periode 01-01-2020 tot en met 28-10-2020 verschillende 'devices' oftewel mobiele telefoons of andere datadragers gebruikt om in te loggen op (mobiel)bankieren.
SM-G930F (Samsung Galaxy S7) met [imei nummer] in gebruik bij
[slachtoffer]
De mobiele telefoon voorzien van het [imei nummer] . Dit betreft volgens "Cellid lenS" een SM-G930F ook wel een Samsung Galaxy S7 genoemd.
Chronologische weergave telefoongebruik [verdachte]
24-09-2020
Op 24-09-2020 vanaf 12:03:24 uur maakte [verdachte] vanaf het [ip adres 1] ( [adres 3] ) voor het eerst een aantal malen gebruik van een SM-G930F (Android 8.0.0) ook wel een Samsung Galaxy S7 genoemd om in te loggen op (mobiel)bankieren. Dit IP-adres werd doorgaans ook door [slachtoffer] vanuit haar woning aan de [adres 1] gebruikt om in te loggen op (mobiel)bankieren. De mobiele telefoon die door [verdachte] werd gebruikt, betreft hetzelfde type toestel als de Samsung Galaxy 87 die door [slachtoffer] werd gebruikt in combinatie met het mobiele [telefoonnummer 1] dat na 21-09-2020 niet meer werd gebruikt (uit stond).
Hierna logde [verdachte] gedurende de periode 25-09-2020 vanaf 16:05:30 uur tot en met
14-10-2020 om 11:10:23 uur dagelijks meerdere keren per dag, met uitzondering van 03-10-2020 en 12-10-2020, vanaf het [ip adres 1] ( [adres 3] ) in op (mobiel)bankieren meteen SM-G930F (Android 8.0.0) ook wel een Samsung Galaxy S7 genoemd. [naam 12] verklaarde tijdens zijn tweede getuigenverhoor op 09-02-2021 dat hij een Samsung telefoon bij [verdachte] heeft gezien. Deze Samsung was een beetje goudkleurig, dat kan ook een hoesje zijn geweest.
28-09-2020
Bestelling Social Deal
Op 28-09-2020 om 15:24:17 uur werd bij Social Deal vanaf het [account naam] op naam van [slachtoffer] een voucher aangeschaft voor 1x Entree voor comedyclub ComedyCity in hartje Den Haag. Deze bestelling werd vervolgens om 15:24:29 uur aangepast naar 2x Entree voor comedyclub ComedyCity in hartje Den Haag. De afrekening vond plaats via een eenmalige
machtiging vanaf [rekeningnummer 2] onv [slachtoffer] . Deze bestelling werd geplaatst vanaf het [ip adres 3] , dit betreft een zogenaamd dynamisch IP-adres van KPN.
Kort na deze bestelling logde [verdachte] op 28-09-2020 om 15:31:43 uur, 16:15:58 uur en 17:48:50 uur vanaf dit zelfde [ip adres 3] in op (mobiel)bankieren met een SM-G930F (Android 8.0.0) ook wel een Samsung Galaxy 37 genoemd.
Etentje Rodizio Scheveningen
Uit informatie van Social Deal blijkt dat er eerder op 26-09-2020 om 03:27:34 uur twee vouchers voor 2x AII-You-Can-Eat Braziliaans bij Rodizio zijn aangeschaft via het account van [account naam] op naam van [slachtoffer] . De afrekening vond plaats via een eenmalige machtiging vanaf [rekeningnummer 2] onv [slachtoffer] . Deze bestelling werd geplaatst via [ip adres 1] ( [adres 3] ). Verder blijkt dat er op 28-09-2020 om
02:18 uur een reservering is gemaakt bij Rodizio voor 28-09-2020 om 20:30 uur.
Uit de bankgegevens van [naam 12] bleek dat hij op 28-09-2020 om 21:51 uur voor 7 Euro pint bij restaurant Rodizio. Tijdens zijn tweede getuigenverhoor op 09-02-2021 verklaarde [naam 12] dat hij daar die avond samen met [verdachte] heeft gegeten. [verdachte]
betaalde met een voucher voor 2 personen onbeperkt eten. [verdachte] had deze voucher via de email digitaal. [verdachte] liet de voucher zien op de telefoon. [naam 12] denkt dat dit op de goudkleurige Samsung telefoon was. Op de vraag of [verdachte] alleen die Samsung telefoon had of ook nog andere, antwoordde [naam 12] : "hij had toen alleen die Samsung."
Overnachting Fletcher hotel te Leidschendam
Uit informatie van het Fletcher hotel op de Weigelia 22 te Leidschendam blijkt dat [verdachte] daar op 28-09-2020 is geregistreerd als gast in kamer 104. Bij vertrek staat 29-09-2020 geregistreerd. Er is deels betaald met een voucher SDK2-Z7S9-SX7 (logies en reserveringskosten) en De tax & handling fee 2 x 2,60 Euro zijn contant betaald.
Uit informatie van Social Deal blijkt dat er eerder op 26-09-2020 om 03:25:09 uur een voucher is aangeschaft voor "1x overnachting voor 2 bij fletcher hotels" via het account van [account naam] op naam van [slachtoffer] . Deze bestelling werd geplaats via [ip adres 1] ( [adres 3] ). De afrekening vond plaats via een eenmalige machtiging vanaf [rekeningnummer 2] onv [slachtoffer] . Uit aanvullende informatie van Social
Deal blijkt dat dit een voucher betrof met code SDK2-Z7S9-SX7. Dit betreft dus de voucher waarmee door [verdachte] bij het Fletcher hotel is afgerekend.
30. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 1035 en 1040, algemeen zaaksdossier):
In de analyse van de gegevens was te zien dat een aantal van de laatste transacties op de genoemde rekening van [slachtoffer] betalingen betreffen aan het bedrijf Social Deal. Naar aanleiding van deze analyse werd er contact opgenomen met de medewerkers van Social Deal. Deze verklaarden desgevraagd dat:
Nadat er een aantal keren is besteld bij Social Deal met een succesvolle betaling zoals bijvoorbeeld met IDEAL wordt de bank en bankrekening van de cliënt vertrouwd, hierna kan er voor de betaling van een product de optie eenmalige machtiging worden gekozen. Na de aankoop via eenmalige machtiging wordt het verschuldigde bedrag dan binnen 5 werkdagen van de betreffende rekening afgeschreven. Bij de aankoop met eenmalige machtiging wordt er niet om een verificatie gevraagd.
Betalingen 29-09-2020 en 30-09-2020 aan Social Deal
Eerder beschreven betalingen 9 tot en met 13, welke werden gedaan met de genoemde bankrekening van het slachtoffer, zijn allen "voldaan" via de eerder beschreven optie van de eenmalige machtiging tot afschrijving. Ook bleek uit de analyse van de opgevraagde gegevens dat deze optie tot betaling daarvoor nog niet was gekozen in de aankoopgeschiedenis van het slachtoffer. Tevens bleek dat de genoemde aankopen 9 tot en met 11 op 26 september 2020 en aankopen 12 en 13 op 28 september 2020 werden gedaan. De verschuldigde bedragen voor deze aankopen werden pas later van de betreffende rekening afgeschreven, te weten 26 en 28 september 2020.
32. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 989 en 990, algemeen zaaksdossier):
Op maandag 7 december 2020 heeft er een tactische zoeking plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer] , [adres 1] . Wij zagen een reeds geopende brief (dus zonder envelop) van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het viel ons op de datum van genoemde brief 06-10-2020 was. Wij zagen dat de brief was gericht aan de bewoners van de [adres 1] .
33. Het proces-verbaal vooronderzoek lab, opgemaakt op 2 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 304 en 305, forensisch dossier):
Sporendrager
SIN : AANU0886NL
Object : Papier
Inhoud : Brief van 6 oktober van het ministerie van economische zaken
Onderzoek papier met SIN AANU0886NL
Ik zag dat dit het volgende stuk van overtuiging betrof: een wit A4-papier, met aan beide zijde de tekst: "Ministerie van Economische Zaken en Klimaat".
Veiliggestelde sporen
SIN : AAOK7666NL
Relatie met SIN : AANU0886NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Vanaf A4-papier, voorzijde, rechts, boven
SIN : AAOK7667NL
Relatie met SIN : AANU0886NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Vanaf A4-papier, voorzijde, midden
34. Het geschrift, te weten het rapport van dactyloscopisch onderzoek d.d. 18 februari 2021 , voor zover inhoudende (p. 313, forenisch dossier):
Kenmerk spoor : AAOK7666NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon
geregistreerd in Havank onder: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats] .
35. Het geschrift, te weten het rapport van dactyloscopisch onderzoek d.d. 15 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 317, forenisch dossier):
Kenmerk spoor : AAOK7667NL
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon
geregistreerd in Havank onder: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats] .
Uitspraak 30‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Afwijzing van een vordering ex artikel 181 juncto 177 Sv, die ertoe strekt dat de rechter-commissaris opdracht geeft aan een medewerker van de politie om zich toegang te verschaffen tot een WhatsApp-account en WhatsApp-communicatie veilig te stellen. In casu heeft niet WhatsApp maar Google te gelden als aanbieder van de communicatiedienst. Niet is gebleken waarom geen gebruik is gemaakt van de wettelijke bevoegdheid ex artikel 126ng lid 2 om deze gegevens van Google te vorderen. Overweging ten overvloede over de methode van toegang verschaffen in verhouding tot (het binnendringen op basis van) de hackbevoegdheid van artikel 126nba Sv.
RECHTBANK DEN HAAG
rechter-commissaris in strafzaken
parketnummer : 09/837305-20
RC-nummer : 20/1939
Beschikking op een vordering tot het verrichten van onderzoek: ‘Inloggen op een geautomatiseerd werk en vastleggen van daarin verwerkte gegevens (artikel 181 juncto 177 Sv)’
De rechter-commissaris heeft van de officier van justitie op 25 juni 2021 een vordering (gedateerd 24 juni 2021) ontvangen om een onderzoekshandeling te verrichten met het oog op de opsporing van een strafbaar feit, waarbij als verdachte is aangewezen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[Verblijfplaats]
De vordering
De vordering (bijlage) strekt ertoe dat de rechter-commissaris – door tussenkomst van de officier van justitie – opdracht geeft aan een medewerker van de politie “om zich toegang tot het Whatsapp account van [het slachtoffer] te verschaffen en vervolgens de zich aldaar bevindende Whatsapp communicatie veilig te stellen”.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechter-commissaris de vordering en de beslissing daarop niet aan de verdachte doet toekomen, aangezien de verdachte er nog niet van op de hoogte is dat het deel van het opsporingsonderzoek waarop de vordering betrekking heeft loopt.
De beoordeling van de vordering
De vordering is gebaseerd op de artikelen 181 en 177 Sv. De rechter-commissaris is daarom bevoegd om op de vordering te beslissen.
De vordering heeft betrekking op “Whatsapp communicatie” op het “Whatsapp account van [het slachtoffer]”. Welk account dat precies is, gekoppeld aan welk telefoonnummer, is niet nader omschreven. Kennelijk gaat het ook om alle beschikbare WhatsApp-communicatie op dit account en niet bijvoorbeeld om de communicatie binnen een bepaalde periode.
Uit de vordering volgt dat de WhatsApp-communicatie niet (succesvol) bij de aanbieder van de communicatiedienst WhatsApp kan worden gevorderd:
Het is niet mogelijk om de berichten via WhatsApp op te vragen. Berichten van WhatsApp worden versleuteld via een end-to-end encryptie, waarbij alleen de ontvanger de sleutel heeft om de berichten te ontsleutelen. Het opvragen van berichtenverkeer is evenmin mogelijk omdat afgeleverde berichten door WhatsApp niet bewaard worden.
De WhatsApp-communicatie kan ook niet via (het uitlezen van) een telefoon van het slachtoffer worden veiliggesteld. Uit de vordering volgt dat haar telefoon nooit is teruggevonden, en dat twee andere telefoons die vermoedelijk van haar zijn geweest beide niet recent actief zijn geweest en geen WhatsApp-gegevens bevatten.
In de vordering wordt beschreven op welke wijze toegang tot de WhatsApp-communicatie kan worden verkregen:
Wel is te vinden wat het Google account is van het slachtoffer. Omdat WhatsApp standaard een back-up maakt naar de cloud, zijn daar mogelijk nog gegevens vandaan te halen.
Over het wachtwoord van het Googleaccount hebben we geen beschikking. Google biedt wel een mogelijkheid tot het resetten van het wachtwoord. Eén van de opties is een reset middels een verificatie sms. Daarvoor moet een nieuwe simkaart worden aangevraagd bij de provider met het nummer van het slachtoffer, waarmee de verificatie sms op een testtoestel of via de tap kan worden afgevangen.
De rechter-commissaris overweegt naar aanleiding hiervan als volgt.
Ten eerste is in de vordering niet toegelicht waar de vaststelling dat WhatsApp standaard een back-up maakt op is gebaseerd. Dit hangt af van de gekozen instellingen.1.Dat er een back-up van het WhatsApp-account van het slachtoffer is, kan daarom niet zonder meer als vaststaand worden aangenomen.
Ten tweede – en dat is een wezenlijker punt – strekt de vordering in feite ertoe dat toegang wordt verschaft tot het Google-account van het slachtoffer (in de vordering niet nader omschreven). In “de cloud” (de rechter-commissaris begrijpt: Google Drive) zou de (onversleutelde) WhatsApp-communicatie te vinden zijn.2.Het betreft derhalve gegevens die door Google zijn opgeslagen. Google heeft dan ook te gelden als de aanbieder van de communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g Sv.
Op grond van artikel 126ng lid 2 Sv kunnen deze gegevens van Google worden gevorderd. Uit de vordering blijkt niet waarom van deze wettelijke bevoegdheid geen gebruik is gemaakt. Weliswaar is in de rechtspraak meer dan eens geoordeeld dat inloggen op een account – hoewel niet expliciet bij wet geregeld – onder bepaalde voorwaarden mogelijk is3., maar dat de gegevens niet of niet tijdig van Google kunnen worden verkregen blijft in de vordering onbesproken. Reeds om die reden dient de vordering te worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de rechter-commissaris op dat de methode van toegang verschaffen tot het Google-account vragen oproept naar de verhouding tot de ‘hackbevoegdheid’ als bedoeld in artikel 126nba Sv. Bij de toepassing van de hackbevoegdheid worden over het algemeen meer geavanceerde technieken gebruikt voor het heimelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk.4.De hier gekozen methode – het resetten van het wachtwoord, het afvangen van een verificatie-sms en het inloggen met het nieuw verkregen wachtwoord – gaat in elk geval verder dan het eenvoudig inloggen met een reeds (rechtmatig) verkregen wachtwoord. De vordering bevat echter geen uitleg hoe het binnendringen gekwalificeerd moet worden. In dit verband merkt de rechter-commissaris nog op dat op grond van artikel 126nba Sv alleen kan worden binnengedrongen in een geautomatiseerd werk dat bij de verdachte in gebruik is.
De rechter-commissaris zal, op grond van artikel 181 lid 3 Sv, bepalen dat de vordering en deze beschikking niet eerder aan de verdediging worden verstrekt dan dat de beslissing op de onderhavige vordering onherroepelijk is geworden, aangezien het gewenste onderzoek anders zou kunnen worden doorkruist.
Beslissing
De rechter-commissaris:
- -
wijst de vordering af;
- -
bepaalt dat de vordering en deze beschikking niet aan de verdediging worden verstrekt, zolang deze beschikking nog niet onherroepelijk is geworden, en draagt de officier van justitie op de vordering en deze beschikking onverwijld aan de verdediging te verstrekken zodra dit wel het geval is.
Deze beschikking is gegeven te Den Haag op 30 juni 2021 door mr. M.L. Ruiter, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑06‑2021
Zie bijv. Rechtbank Rotterdam 22 februari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2712.
Zie de memorie van toelichting bij de Wet computercriminaliteit III, Kamerstukken II 2015–16, 34 372, nr. 3, p. 34.
Uitspraak 14‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Toewijzing van een vordering ex artikel 181 juncto 177 Sv om in te loggen op Facebook via een onder de verdachte in beslag genomen tablet, teneinde bepaalde Messenger berichten vast te leggen. Uiteenzetting wettelijk kader voor het veiligstellen van de inhoud van een digitaal account. Voorwaarden voor inloggen, analoge toepassing van artikel 126ng lid 2 Sv. Internationale aspecten: geen rechtshulpverzoek, geen (duidelijke) schending soevereiniteit. Tevens toepassing van artikel 181 lid 3 Sv.
RECHTBANK DEN HAAG
rechter-commissaris in strafzaken
parketnummer : 09/837305-20
RC-nummer : 20/1939
Beschikking op een vordering tot het verrichten van onderzoek: ‘Inloggen op een geautomatiseerd werk en vastleggen van daarin verwerkte gegevens (artikel 181 juncto 177 Sv)’
De rechter-commissaris heeft van de officier van justitie op 12 april 2021 een vordering ontvangen om een onderzoekshandeling te verrichten met het oog op de opsporing van strafbare feiten, waarbij als verdachte is aangewezen:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] te [Geboorteplaats],
[Verblijfplaats].
De vordering
De vordering strekt ertoe dat de rechter-commissaris – door tussenkomst van de officier van justitie – opdracht geeft aan een medewerker van de politie om in te loggen op Facebook via de [Tablet] die onder de verdachte in beslag is genomen en om de gegevens die daarin zijn verwerkt vast te leggen.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechter-commissaris de vordering en de beslissing daarop niet aan de verdachte doet toekomen, aangezien de verdachte er nog niet van op de hoogte is dat het deel van het opsporingsonderzoek waarop de vordering betrekking heeft loopt.
Desgevraagd heeft de officier van justitie het in de vordering genoemde rechtshulpverzoek aan de Verenigde Staten aan de rechter-commissaris ter inzage aangeboden.
De beoordeling van de vordering
Bevoegdheid
De vordering is gebaseerd op de artikelen 181 en 177 Sv. De rechter-commissaris is daarom bevoegd om op de vordering te beslissen.
Wettelijk kader veiligstellen inhoud digitaal account
De vordering ziet op het veiligstellen van berichten die via Messenger zijn verstuurd. Deze gegevens zijn opgeslagen op een geautomatiseerd werk van Facebook, een (buitenlandse) aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g Sv. Blijkens de vordering is niet duidelijk op welke locatie(s) deze gegevens zijn opgeslagen.
Wettelijk/verdragsrechtelijk gezien zijn er (in elk geval) vier mogelijkheden om de inhoud van een digitaal account veilig te stellen:
met toestemming van de verdachte op grond van artikel 32 onder b van het Cybercrimeverdrag;
door middel van een netwerkzoeking op grond van artikel 125j Sv;
door middel van een vordering aan de aanbieder op grond van artikel 126ng lid 2 Sv;
met toepassing van de hackbevoegdheid als bedoeld in artikel 126nba Sv.
Over de eerste mogelijkheid verschaft de vordering geen informatie. De rechter-commissaris heeft kennis genomen van het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 februari 2021 en leidt daaruit af (p. 29) dat de verdachte geen toestemming heeft gegeven.
Over de tweede mogelijkheid is in de vordering vermeld dat ten tijde van de doorzoeking in de woning van de verdachte een netwerkzoeking is gedaan, maar dat daarbij de betreffende gegevens niet zijn bemachtigd. Terecht wordt daaraan toegevoegd dat een netwerkzoeking na de doorzoeking niet meer mogelijk is.1.Er wordt nieuwe wetgeving voorbereid,2.maar ook daar zou de onderhavige situatie niet onder vallen, omdat de tablet al sinds oktober 2020 in het bezit van de politie is (p. 327 van het dossier).
Over de derde mogelijkheid staat in de vordering beschreven dat deze is onderzocht, maar niet tot het gewenste resultaat kon leiden. In dat kader is een rechtshulpverzoek gedaan aan de Verenigde Staten teneinde de inhoud van de Messenger berichten te achterhalen. De rechter-commissaris heeft dit rechtshulpverzoek ingezien. Uit navraag bij de officier van justitie is gebleken dat het rechtshulpverzoek niet is doorgezet, omdat op voorhand duidelijk zou zijn dat niet werd voldaan aan het (door de Amerikaanse autoriteiten gestelde) vereiste van ‘probable cause’, de eis dat de inhoud van de opgevraagde informatie ziet op het gepleegde misdrijf.
De vierde mogelijkheid wordt in de vordering niet benoemd. Het betreft het onder strenge voorwaarden heimelijk en op afstand binnendringen in een geautomatiseerd werk, een verstrekkende bevoegdheid.
Inloggen
De wet voorziet niet in een specifieke bevoegdheid om in te loggen op Facebook en gegevens (Messenger berichten) vast te leggen. In de rechtspraak is inmiddels meer dan eens geoordeeld dat inloggen onder bepaalde voorwaarden mogelijk is.3.Voor de inbreuk op de privacy van de verdachte die deze onderzoekshandeling kan opleveren bestaat een voldoende voorzienbare en kenbare wettelijke basis, onder andere in artikel 126ng lid 2 Sv. Deze bepaling heeft immers ook betrekking op gegevens die zijn opgeslagen in een geautomatiseerd werk. Het verschil is dat ingevolge artikel 126ng lid 2 Sv gegevens van de aanbieder van een communicatiedienst worden gevorderd, terwijl de onderhavige vordering ertoe strekt dat een opsporingsambtenaar zelf inlogt, maar dat verschil is niet wezenlijk. Gericht inloggen op een account levert geen grotere inbreuk op dan toepassing van de hiervoor genoemde, uitdrukkelijk bij wet geregelde bevoegdheden.
De toegang tot de Messenger berichten kan kennelijk worden verkregen via een onder de verdachte inbeslaggenomen [Tablet], waarop een Facebookprofiel op naam van de verdachte te zien is. De inbeslagneming van de tablet is rechtmatig, want de verdachte (die toen nog getuige was) heeft de tablet zelf voor onderzoek afgegeven op het politiebureau (p. 327 van het dossier).
Uit de vordering en de onderliggende stukken volgt dat aan de voorwaarden voor (analoge) toepassing van 126ng lid 2 Sv is voldaan:
- -
het betreft een verdenking van doodslag, zijnde een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv, dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;
- -
het belang van het onderzoek vordert dringend dat op Facebook wordt ingelogd en dat de gegevens die daarin zijn verwerkt (de Messenger berichten) worden vastgelegd, omdat over (bijvoorbeeld het precieze tijdstip van) de dood van het slachtoffer nog onduidelijkheid bestaat, de Messenger berichten betrekking hebben op de periode dat het slachtoffer vermist was en er volgens de officier van justitie geen andere mogelijkheden meer zijn om belastend dan wel ontlastend bewijsmateriaal jegens de verdachte te verkrijgen;
- -
de Messenger berichten betreffen gegevens die klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn of voor hem bestemd zijn, aangezien het blijkens de vordering onder meer gaat over audioberichten die de verdachte op 18 oktober 2020 via Messenger heeft gestuurd.
Volgens de officier van justitie kunnen de gegevens niet worden verkregen door een vordering aan de aanbieder van de communicatiedienst (Facebook), die in de Verenigde Staten is gevestigd. Het daarvoor benodigde rechtshulpverzoek is niet doorgezet, omdat de inschatting is gemaakt dat dit om inhoudelijke redenen zou stranden. Dat staat er echter niet aan de weg dat de officier van justitie de onderhavige vordering om in te loggen op Facebook indient. Deze vordering moet naar maatstaven van Nederlands recht worden beoordeeld en past naar het oordeel van de rechter-commissaris in het Nederlandse systeem van strafvordering. Er is voldaan aan de voorwaarden voor (analoge) toepassing van 126ng lid 2 Sv en tevens aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Soevereiniteit
Het vastleggen van gegevens door middel van inloggen levert naar het oordeel van de rechter-commissaris geen (duidelijke) schending van de soevereiniteit op. Allereerst is niet bekend waar de gegevens precies zijn opgeslagen; dat is niet noodzakelijkerwijs in de Verenigde Staten waar de aanbieder is gevestigd. Daarbij komt dat het onderzoek zich puur richt op gegevens die de verdachte zelf heeft opgeslagen, dat bij dit onderzoek geen gegevens van derden worden ingezien of vastgelegd, dat de gegevens slechts gekopieerd en niet gewijzigd worden, en dat de toegang tot de gegevens door een opsporingsambtenaar zal worden verkregen met gebruikmaking van de (rechtmatig inbeslaggenomen) tablet van de verdachte vanaf Nederlands grondgebied.
Beperking vastleggen gegevens
Uit de vordering blijkt dat het gaat om de Messenger berichten in de periode tussen 2 en 20 oktober 2020. De rechter-commissaris zal daarom, vanuit het oogpunt van proportionaliteit, bepalen dat alleen de berichten uit deze periode mogen worden vastgelegd.
Toepassing artikel 181 lid 3 Sv
De rechter-commissaris zal, op grond van artikel 181 lid 3 Sv, bepalen dat de vordering en deze beschikking thans niet aan de verdediging worden verstrekt. Het onderzoek zou worden doorkruist als een ander eerder op Facebook inlogt en de betreffende Messenger berichten wist. Daarom eist het onderzoeksbelang dat de verdachte nog niet op de hoogte raakt van de gevorderde onderzoekshandeling.
Beslissing
De rechter-commissaris wijst de vordering (gedeeltelijk) toe en zal de hierna omschreven onderzoekshandeling verrichten.
De rechter-commissaris beveelt – door tussenkomst van de officier van justitie – aan een ter zake kundige medewerker van de politie in [Onderzoeksnaam]:
- om via de [Tablet] die onder de verdachte in beslag is genomen in te loggen op het Facebookaccount van de verdachte en de gegevens die daarin zijn verwerkt – te weten de Messenger berichten in de periode van 2 tot en met 20 oktober 2020 – vast te leggen, en
- daarvan verslag te doen in een proces-verbaal en een afschrift hiervan te verstrekken aan de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris bepaalt dat de vordering en deze beschikking thans niet aan de verdediging worden verstrekt, en draagt de officier van justitie op de vordering en deze beschikking onverwijld aan de verdediging te verstrekken zodra het onderzoeksbelang zich daartegen niet meer verzet.
Deze beschikking is gegeven te Den Haag op 14 mei 2021 door mr. M.L. Ruiter, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑05‑2021
Zie Gerechtshof Den Haag 19 december 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3529.
Artikel 557 Sv, onderdeel van de Innovatiewet Strafvordering.
Zie bijv. Rechtbank Rotterdam 22 februari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2712.