Rb. Zeeland-West-Brabant, 10-12-2013, nr. 20883619, E10122013
ECLI:NL:RBZWB:2013:9166
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
10-12-2013
- Zaaknummer
20883619_E10122013
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2013:9166, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10‑12‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Erfrecht. Verzet tegen de rekening en verantwoording ex artikel 4:218 lid 3 BW. Twee erfgenamen hebben, afzonderlijk van elkaar, verzet ingesteld tegen de door de vereffenaar ter inzage gelegde rekening en verantwoording in de nalatenschap van hun moeder. De kantonrechter acht het verzet van beide partijen in zoverre gegrond dat hij met hen van oordeel is dat de thans ingediende rekening en verantwoording te summier is. De vereffenaar zal, na te gelde making van de goederen, dan ook een meer uitgebreide rekening en verantwoording ter inzage dienen te leggen waarbij de kantonrechter de aanwijzing geeft dat deze zal dienen aan te vangen met de (opbrengst van de verkochte) goederen, banksaldi en dergelijke. Voorts dient de rekening en verantwoording al hetgeen de vereffenaar als zodanig voor de nalatenschap heeft ontvangen en uitgegeven, te vermelden. Voorts dient ook te worden vermeld welke schuldeisers er zijn en weke vorderingen zij hebben op de nalatenschap, de enkele opmerking dat de schuldeisers niet kunnen worden voldaan is onvoldoende. Met betrekking tot de vorderingen die beide partijen stellen te hebben is de kantonrechter van oordeel dat deze door hen beide onvoldoende is onderbouwd zodat deze vorderingen niet te hoeven worden opgenomen op te nieuwe ter inzage te leggen rekening en verantwoording en uitdelingslijst.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 2083619 OV VERZ 13-3007
beschikking d.d. 10 december 2013 op bezwaarschriften ex artikel 4:218 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
ingediend door:
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: [verzoeker 1],
gemachtigde: mr. N.M. Lindhout-Schot, advocaat te ’s-Hertogenbosch,
en
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen: [verzoeker 2],
gemachtigde: mr. R.W. La Gro, advocaat te Alphen aan den Rijn.
in de nalatenschap van:
[erflaatster],
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats],
overleden te [woonplaats] op [datum],
nader te noemen: erflaatster.
1. Het verloop van het geding
1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- a.
de op 1 mei 2013 van mr. Snijder ter griffie ontvangen rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 4:218 lid 1 BW;
- b.
het op 10 juni 2013 ter griffie ontvangen verzetschrift van [verzoeker 1], met producties;
- c.
het op 12 juni 2013 ter griffie ontvangen verzetschrift van [verzoeker 2], met producties;
- d.
e bij brief d.d. 14 oktober 2013 door de gemachtigde van [verzoeker 1] toegezonden productie, die dient te worden aangemerkt als vervanging van productie 1 bij het eerder ingediende verzetschrift.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013. Ter zitting waren aanwezig [verzoeker 1] bijgestaan door mr. Lindhout-Schot voornoemd en [verzoeker 2] bijgestaan door mr. La Gro voornoemd, alsmede mr. H.J.M. Snijder, vereffenaar in de voornoemde nalatenschap. De gemachtigde van [verzoeker 2] heeft ter gelegenheid van de zitting zijn pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
2. De verzoeken
2.1
[verzoeker 1] heeft verzocht de vereffenaar te gelasten de rekening en verantwoording aan te passen op de wijze zoals door hem in het verzetschrift is aangegeven alsmede dienovereenkomstig een uitdelingslijst op te maken en neer te leggen, althans een (meer) volledige rekening en verantwoording af te leggen, zoals de kantonrechter in goede justitie nader zal bepalen.
2.2
[verzoeker 2] heeft verzocht te vereffenaar te gelasten zijn vordering ad € 220.912,00 te erkennen als vordering in de nalatenschap en dienovereenkomstig een nieuwe lijst van erkende en betwiste vorderingen neer te leggen, alsmede tot verkoop over te gaan van de opgeslagen inboedel van de nalatenschap en op de door de wet voorgeschreven wijze en binnen de door de wet gestelde termijn over te gaan dot het neerleggen van rekening en verantwoording en de uitdelingslijst als bedoeld in artikel 4:218 BW, althans de vereffenaar op te dragen hetgeen te doen wat de kantonrechter in goede justitie nader zal bepalen.
3. De beoordeling
Standpunt [verzoeker 1]
3.1
heeft aangevoerd dat de rekening en verantwoording niet voldoet aan de eisen die hieraan mogen worden gesteld nu deze slechts bestaat uit een lijst van erkende en betwiste vorderingen. In zijn visie wordt er slechts gedeeltelijk rekening afgelegd en in het geheel geen verantwoording. De vereffenaar geeft immers niet aan hoe het verloop van de nalatenschap onder zijn beheer is geweest. Evenmin wordt volgens [verzoeker 1] toegelicht hoe de huidige stand van de nalatenschap tot stand is gekomen. Voorts stelt [verzoeker 1] dat de rekening en verantwoording qua inhoud in belangrijke mate afwijkt van de eerder ingediende boedelbeschrijving en dat hierop geen toelichting wordt gegeven. Ten slotte stelt [verzoeker 1], kort weergegeven, dat hij een vordering heeft ingediend ter grootte van zijn vadersdeel waarover niets wordt vermeld in de rekening en verantwoording en dat de nalatenschap een vordering heeft ad in totaal € 10.785.885,00 op [verzoeker 2], [bedrijf 1].,[bedrijf 2] en [bedrijf 3]. In de visie van [verzoeker 1] dienen deze vorderingen opgenomen te worden op de rekening en verantwoording en aan de hand van de gewijzigde rekening en verantwoording moet volgens hem een uitdelingslijst worden opgemaakt door de vereffenaar.
Standpunt [verzoeker 2]
3.2
[verzoeker 2] heeft voorwaardelijk verzet ingesteld tegen de rekening en verantwoording. Ten eerste omdat de vereffenaar volgens hem eerst dient over te gaan tot het te gelde maken van de inboedel alvorens een rekening en verantwoording kan worden opgesteld. Bovendien maakt [verzoeker 2] bezwaar tegen de in de rekening en verantwoording opgenomen stelling van de vereffenaar dat de inboedel door de erfgenamen te gelde dient te worden gemaakt. In zijn visie dient dit immers niet door de erfgenamen te geschieden maar door de vereffenaar. Daarnaast is het verzet slechts ingesteld voor zover de lijst van erkende en betwiste vorderingen tot de rekening en verantwoording behoort. Op deze lijst is de door [verzoeker 2] ingediende vordering ad € 220.912,00, zonder nadere onderbouwing betwist.
3.3
Alvorens de verzetschriften inhoudelijk te beoordelen overweegt de kantonrechter dat zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] tijdig in verzet zijn gekomen. De rekening en verantwoording is weliswaar op 1 mei 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen maar is eerst op 8 mei 2013 ter griffie ter inzage gelegd. De vereffenaar heeft zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] hiervan bij brief d.d. 15 mei 2013 op de hoogte gesteld. Gelet op artikel 4:218 lid 3 BW kan iedere belanghebbende binnen een maand na de (openlijke) bekendmaking tegen de rekening en verantwoording of tegen de uitdelingslijst in verzet komen bij de kantonrechter. Nu de verzetschriften zijn ingekomen op 10 en 12 juni 2013 is het verzet tijdig ingesteld.
3.4
De kantonrechter is met [verzoeker 2] van oordeel dat er pas rekening en verantwoording kan worden afgelegd nadat alle goederen te gelde zijn gemaakt, voor zover dit nodig is voor de voldoening van de schulden der nalatenschap. Nu uit de huidige rekening en verantwoording kan worden afgeleid dat er meer schulden zijn dan baten had het op de weg van de vereffenaar gelegen om tot de te gelde making over te gaan. De opmerking op de rekening en verantwoording dat deze te gelde making van de inboedel en de legaten door de erfgenamen dient te gebeuren volgt de kantonrechter dan ook niet.
3.5
De vereffenaar heeft ter zitting aangegeven een voorstel voor de tegeldemaking te hebben gedaan jegens de erfgenamen maar dat er bezwaar is geuit tegen dit voorstel door twee van de erfgenamen, waaronder [verzoeker 1]. De kantonrechter overweegt dat de vereffenaar omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking overeenkomstig artikel 4:215 lid 2 BW zoveel mogelijk in overleg dient te treden met de erfgenamen. Indien er tegen de voorgenomen tegeldemaking bezwaar bestaat bij een erfgenaam kan deze de beslissing van de kantonrechter inroepen. [verzoeker 1] stelt ter zitting dat hij bezwaar heeft ingesteld bij de rechtbank maar hiervan is de kantonrechter niets gebleken. [verzoeker 2] heeft ter zitting nog verzocht een termijn te stellen waarbinnen [verzoeker 1] officieel bezwaar dient te maken tegen de voorgestelde tegeldemaking. De kantonrechter zal het ter zitting aangevoerde verweer echter op die manier interpreteren dat zijn beslissing ter zitting reeds (alsnog) is ingeroepen. De kantonrechter zal hierop dan ook beslissen, temeer nu ook [verzoeker 2] heeft verzocht de vereffenaar te gelasten tot verkoop van de inboedel over te gaan en zowel beide partijen als de overige erfgenamen er belang bij hebben dat de vereffeningsprocedure geen verdere onnodige vertraging oploopt. Erflaatster is immers reeds op 28 december 2003 overleden zodat de vereffening van haar nalatenschap thans al bijna 10 jaar in beslag neemt.
3.6
Een van de bezwaren van [verzoeker 1] tegen de voorgenomen tegeldemaking betreft de wijze waarop de inboedel is getaxeerd. Volgens hem is de inboedel opgeslagen in dozen en zijn er slechts enkele dozen geopend bij de taxatie. Het is dus onbekend wat er in de overige dozen zit. Hierin zitten wellicht goederen die tot op heden worden vermist zoals de sierraden van de erflaatster. Voorts stelt [verzoeker 1] dat [verzoeker 2] goederen aan de inboedel heeft onttrokken. Indien de te gelde making geschiedt conform het voorstel van de vereffenaar, te weten verkoop aan de hoogste bieder: [verzoeker 2], dan zal dit nooit meer aan het licht komen.
3.7
De vereffenaar heeft erkend dat er slechts steekproefsgewijs dozen zijn geopend bij de taxatie. Hoewel geenszins is komen vast te staan dat [verzoeker 2] goederen zou hebben onttrokken aan de nalatenschap dan wel op de hoogte zou zijn van de inhoud van de dozen, volgt de kantonrechter [verzoeker 1] wel in zijn stelling dat de taxatie niet op de juiste wijze is volbracht. Het is immers mogelijk dat er zaken zijn opgeslagen die een zodanige waarde vertegenwoordigen dat de thans getaxeerde waarde van de gehele inboedel ad € 545,00, te laag is. De kantonrechter draagt de vereffenaar daarom op een nieuwe taxatie te laten uitvoeren door een onafhankelijke taxateur waarbij een lijst wordt opgesteld van de aangetroffen goederen. Daarna kan de inboedel worden verkocht voor een prijs die minimaal de nieuwe getaxeerde waarde bedraagt. Indien er meerdere geïnteresseerde kopers zijn dient de inboedel aan de hoogste bieder te worden verkocht. De kantonrechter is zich ervan bewust dat een nieuwe taxatie extra kosten met zich brengt die voor rekening van de nalatenschap komen zodat de schulden oplopen maar aangezien de erfgenamen onderling niet tot een oplossing kunnen komen, ziet hij geen andere manier om een einde aan dit geschil te maken.
3.8
De vereffenaar heeft ter zitting voorts aangegeven dat er door de erflaatster ook goederen zijn gelegateerd. Voor deze goederen geldt, blijkens lid 1 van artikel 4:215 BW dat deze zoveel mogelijk in de laatste plaats te gelde dienen te worden gemaakt. Gelet op de thans bestaande opslagkosten en vereffeningskosten is de kans echter groot dat de verkoop van de inboedel niet voldoende zal opbrengen om alle schulden te kunnen voldoen. In dat geval dient de vereffenaar ook de gelegateerde goederen te gelde te maken op de voor omschreven wijze.
3.9
Hoewel de rekening en verantwoording, gelet op het voorgaande, op een te vroeg moment in de vereffening is ingediend, acht de kantonrechter het verzet van zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] in zoverre gegrond dat de kantonrechter met hen beide van oordeel is dat de thans ingediende rekening en verantwoording te summier is. De vereffenaar zal, na te gelde making van de goederen, dan ook een meer uitgebreide rekening en verantwoording ter inzage dienen te leggen waarbij de kantonrechter de aanwijzing geeft dat deze zal dienen aan te vangen met de (opbrengst van de verkochte) goederen, banksaldi en dergelijke. Voorts dient de rekening en verantwoording al hetgeen de vereffenaar als zodanig voor de nalatenschap heeft ontvangen en uitgegeven, te vermelden. Een rekening en verantwoording zonder opgave van de ontvangsten en uitgaven is immers geen rekening en verantwoording (HR 7 april 1898, W 7110). Voorts dient ook te worden vermeld welke schuldeisers er zijn en weke vorderingen zij hebben op de nalatenschap, de enkele opmerking dat de schuldeisers niet kunnen worden voldaan is onvoldoende.
3.10
Ten slotte heeft [verzoeker 1] aangevoerd dat er ten onrechte vorderingen niet zijn opgenomen op de rekening en verantwoording. [verzoeker 1] heeft zeer uitvoering gesteld dat de nalatenschap nog vorderingen zou hebben ad in totaal € 10.785.885,00. Deze vorderingen worden echter op geen enkele wijze met stukken onderbouwd. Op grond van de enkele stelling van [verzoeker 1] met betrekking tot de vordering kan de kantonrechter niet vaststellen dat deze vorderingen inderdaad toekomen aan de nalatenschap. De kantonrechter zal dan ook niet overgaan tot het gelasten aan de vereffenaar om deze vorderingen op te nemen op de rekening en verantwoording.
3.11
[verzoeker 2] heeft gesteld slechts verzet tegen de rekening en verantwoording in te (kunnen) stellen indien de lijst van erkende en betwiste vorderingen tot de rekening en verantwoording hoort. Op deze lijst wordt de door hem ingestelde vordering op de nalatenschap ad € 220.912,00 immers betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter behoort deze lijst niet tot de rekening en verantwoording maar doet dit niets af aan de mogelijkheid tot verzet. Het feit dat in een (deugdelijke) rekening en verantwoording en uitdelingslijst de ingestelde vordering niet is meegenomen, biedt immers voldoende grond voor een belanghebbende om zich hiertegen te verzetten. Ook met betrekking tot de door [verzoeker 2] gestelde vordering is de kantonrechter echter van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd.
3.12
[verzoeker 1] heeft ter zitting nog uitdrukkelijk bewijs aangeboden van zijn stellingen. Deze procedure leent zich echter niet voor nadere bewijsvoering. Wellicht ten overvloede wijst de kantonrechter nog op de mogelijkheid die artikel 4:223 lid 2 BW biedt indien een ingediende vordering door de vereffenaar wordt betwist.
3.13
De vereffenaar heeft aangevoerd niet met zekerheid te kunnen zeggen of de ingestelde vorderingen kloppen omdat hij deze zonder nadere bewijsmiddelen niet kan toetsen. Het is echter de taak van de vereffenaar om een vordering, overeenkomstig artikel 4: 214 lid 4 en 5 BW, te erkennen dan wel te betwisten. Gelet op de lijst met erkende en betwiste vorderingen heeft de vereffenaar dan ook wel degelijk een standpunt ingenomen door de vorderingen te betwisten. Op de ter inzage te leggen lijst hoeven de gronden van de betwisting niet te worden opgenomen maar naar het oordeel van de kantonrechter moet in de rekening en verantwoording wel verantwoording worden afgelegd over de gronden waarop een ingestelde vordering is betwist. Dit is echter in het geheel niet gebeurd zodat de vereffenaar de nieuwe ter inzage te leggen rekening en verantwoording ook op dit punt, met betrekking tot alle ingediende en betwiste vorderingen, dient aan te vullen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het verzet van zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] tegen de rekening en verantwoording in de nalatenschap van mevrouw[erflaatster] gedeeltelijk gegrond;
bepaalt dat de vereffenaar de aan de nalatenschap toebehorende inboedel te gelde dient te maken op de wijze zoals omschreven onder 3.7 en 3.8 van deze beschikking;
bepaalt dat de vereffenaar na de voornoemde tegeldemaking een aangepaste rekening en verantwoording en uitdelingslijst ter griffie ter inzage dient te leggen, met inachtneming van hetgeen onder 3.9 tot en met 3.13 van deze beschikking is overwogen;
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.