Pagina 182 tot en met 199 van het strafdossier.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 13-06-2016, nr. 21-006889-14
ECLI:NL:GHARL:2016:4638
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
13-06-2016
- Zaaknummer
21-006889-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:4638, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 13‑06‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:335, Niet ontvankelijk
Uitspraak 13‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Zedenzaak, OM-appel. Hof vernietigt vrijspraak van de rechtbank. De door de raadsvrouw gevoerde betrouwbaarheids- en bewijsverweren worden verworpen. Verdachte wordt ter zake van verkrachting, afpersing en verduistering veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden m.a..
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006889-14
Uitspraak d.d.: 13 juni 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 13 november 2014 met parketnummer 16-700982-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 oktober 2015, 30 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft op 30 mei 2016 gepersisteerd bij haar op 5 oktober 2015 gedane vordering, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze op schrift gestelde vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F. Tosun, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1:hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 april 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde]
hebbende hij, verdachte, één of meer ma(a)l(en), (telkens),
- het onderlichaam van die [benadeelde] ontkleed en/of van kleding (te weten legging en/of onderbroek en/of schoenen) ontdaan en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, één of meer ma(a)l(en), (telkens),
- die [benadeelde] (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geknepen en/of gekrabt en/of
- de keel van die [benadeelde] (met kracht) heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- die [benadeelde] vast heeft gepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- het hoofd van die [benadeelde] (met kracht) tegen de auto en/of naar beneden heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of
- tegen die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: “ik ga je dood maken” en/of “Waar is mijn pistool” en/of/althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2:hij op of omstreeks 12 april 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een pinpas en/of een mobiele telefoon (merk Nokia Lumia), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, één of meet ma(a)l(en), (telkens),
- die [benadeelde] (met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geknepen en/of gekrabt en/of
- de keel van die [benadeelde] (met kracht) dicht heeft gedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- die [benadeelde] vast heeft gepakt en/of vast heeft gehouden en/of
- het hoofd van die [benadeelde] (met kracht) tegen de auto en/of naar beneden heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of
- tegen die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: “ik maak je dood” en/of “Waar is mijn pistool” en/of/althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2 subsidiair:
hij, op of omstreeks 12 april 2014 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een telefoon (merk Nokia Lumia) en/of een pinpas en/of een creditcard, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten doordat [benadeelde] deze in zijn auto had laten liggen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Interpretatie van de tenlastelegging
In hoger beroep is het onder 2 tenlastegelegde gewijzigd, in die zin dat een subsidiaire variant is toegevoegd. Onder 2 primair en subsidiair zijn na deze wijziging de diefstal met geweld en afpersing van een pinpas en/of mobiele telefoon als primaire varianten en een verduistering van dezelfde telefoon en/of pinpas als subsidiaire variant tenlastegelegd.
Gelet op de inhoud van de tenlastelegging en de wijziging daarvan, alsmede de verschillen tussen de aldaar verweten gedragingen, vat het hof – in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2012, NJ 2012/414 – de primaire en subsidiaire onderdelen elk voor zich op als (mede) impliciet-cumulatief te zijn omschreven, in die zin dat in zowel het primaire als het subsidiaire onderdeel verdachtes gedragingen op 12 april 2014 ten aanzien van de verschillende goederen afzonderlijk aan hem zijn tenlastegelegd.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te bezigen, nu aangeefster wisselend heeft verklaard en haar verklaringen in onvoldoende mate ondersteund worden door overige bewijsmiddelen.
Overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van het bewijs
Vooropgesteld wordt dat verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties, schaamte of middelengebruik dan wel ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster gedurende het onderzoek van de politie meerdere verklaringen heeft afgelegd. Duidelijk is geworden dat aangeefster in het politieonderzoek met betrekking tot het verloop van de avond en haar eigen middelengebruik niet van meet af aan volledig en gedetailleerd is geweest. Het hof is evenwel van oordeel dat de verklaringen van aangeefster desondanks bruikbaar zijn voor het bewijs. Waar het gaat om de hoofdlijnen is aangeefster gedurende haar verhoren consequent geweest. Daarbij worden de verklaringen van aangeefster op belangrijke onderdelen ondersteund door andere (deels technische) bewijsmiddelen. In de inhoud van de verklaring zoals aangeefster die heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris vindt het hof evenmin aanleiding de betrouwbaarheid van aangeefster in twijfel te trekken. Dat laatste heeft de rechtbank ook niet met zoveel woorden in haar vonnis overwogen. Het hof stelt in dit kader tevens vast dat de rechter-commissaris die deel uitmaakte van de zittingscombinatie aangeefster heeft gehoord. Naar aanleiding van het op 19 oktober 2015 gewezen tussenarrest is aangeefster opnieuw gehoord, ditmaal door een gedelegeerd raadsheer-commissaris. Bij deze verhoren heeft de verdediging telkens de gelegenheid gehad en genomen om vragen te stellen aan aangeefster. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Overwegingen met betrekking tot de feiten
Vastgesteld kan worden dat verdachte in de nacht van vrijdag 11 april 2014 op zaterdag 12 april 2014 aangeefster benaderde bij een tramhalte op het [straat] te [plaats 2] alwaar zij wachtte op openbaar vervoer. In het contact dat werd gelegd, bood verdachte zijn diensten als “snorder” aan. Vervolgens hebben verdachte en aangeefster tezamen het café [naam] en de [naam] bezocht. Zij hebben beiden alcohol genuttigd en aangeefster heeft cocaïne gebruikt. Verdachte is in de tussentijd weggeweest, maar heeft zich in de tweede horecagelegenheid weer bij aangeefster vervoegd. Hij heeft daar bevorderd dat een bekende van aangeefster, die aan aangeefster had aangeboden met haar naar een andere locatie te gaan, het pand zonder aangeefster heeft verlaten. Op een gegeven moment is verdachte naar [plaats 1] gereden terwijl aangeefster zich als passagier in zijn auto bevond. Zij bezochten in [plaats 1] een kennis van verdachte, getuige [getuige 1] , die eerder gedurende die nacht als portier werkzaam was geweest in de eerste horecagelegenheid, café [naam] . Nadat zij enige tijd in de woning van die portier hebben verbleven – waarbij aangeefster stil op de bank heeft gezeten en tevergeefs om een oplader voor haar telefoon vroeg – heeft [getuige 1] verdachte gezegd dat hij aangeefster naar huis moest brengen.
Over de gang van zaken vanaf het moment dat aangeefster en verdachte in de auto van verdachte zaten en uit het centrum van [plaats 2] zijn weggereden lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij tegen haar wens in werd vervoerd naar [plaats 1] . Nadat zij (kort gezegd) in [plaats 1] na voormeld bezoek aan de portier weer in de auto van verdachte was ingestapt, merkte aangeefster dat verdachte onderweg kwaad werd en kreeg zij een stoot van verdachte. In de op een bedrijventerrein in [plaats 1] stilstaande auto van verdachte heeft verdachte haar vervolgens met geweld meermalen verkracht. Aangeefster heeft nadat zij weer was aangekleed, onder bedreiging haar bankpasjes moeten afstaan aan verdachte. Over haar telefoon heeft aangeefster verklaard dat zij verdachte desgevraagd heeft gezegd dat die nog in de auto van verdachte moest zijn. Aangeefster is op aanwijzing van verdachte naar een boom gelopen. Toen verdachte de hoek om was is zij vervolgens weggerend en heeft zich blootvoets bij een bedrijf in [plaats 1] gemeld alwaar zij werd opgevangen.
Vastgesteld kan worden dat aangeefster in [plaats 1] is achtergebleven terwijl verdachte terug is gereden naar [plaats 2] . Verdachte heeft vanaf 08:21 uur diezelfde ochtend in [plaats 2] tweemaal getracht te pinnen met de bankpas van aangeefster. Ter zitting van het hof heeft verdachte bekend dat het die ochtend zijn insteek was voor hemzelf geld te pinnen met de bankpas van aangeefster. Ongeveer een maand later is bij een doorzoeking bij verdachte thuis de telefoon van aangeefster aangetroffen.
Uit de verklaring van de in het bedrijf, waar aangeefster aldus haar verklaring naar toe is gerend, werkzame [getuige 2] volgt dat hij die ochtend vroeg een meisje op de stoep zag staan. [getuige 2] heeft verklaard: 'Ik zag een meisje staan zonder schoenen, die had zij in haar hand en ze had overal gras. Ze stond te huilen. Haar make-up liep uit en ik dacht gelijk dat er iets met haar was gebeurd. Ik heb de grote poort geopend. Daarna is ze naar binnen gerend en ze heeft mij gevraagd de poort te sluiten. Daarna begon ze te schreeuwen dat iemand haar af wilde maken en dat ze verkracht was'.
De door hem ingeschakelde [getuige 3] heeft de situatie als volgt beschreven: 'Mijn telefoon ging en een gebrekkig Engels sprekende jongen belt mij. Hij vroeg of ik naar hem toe wilde komen omdat hij een meisje had aangetroffen. (..) Hij brengt mij naar een Indonesisch meisje. (..) Ik hoorde haar huilen en zag haar op een stoel zitten helemaal in elkaar gedoken. Blote voeten, onder de vlekken. Ik vroeg haar wat er was gebeurd. Zij zei dat zij was verkracht en geslagen door een taxichauffeur. Ik zag letsel aan haar gezicht. Ze vertelde dat ze ontzettend was geslagen, dat haar keel was dichtgeknepen en ze dacht dat ze dood zou gaan en dat ze daarom alles gedaan had wat hij vroeg. (..) Ze zei ook dat ze bijna niet kon ademen. Ze wees tegelijkertijd naar haar adamsappel. Ze sprak heel onsamenhangend, huilde en was in paniek. Ze wilde in eerste instantie naar de politie. Ik vond dat een goed idee, maar ze zag er gehavend uit en heb haar naar een ziekenhuis gereden. (..) Doordat ze verwondingen had besloot ik haar naar het ziekenhuis te brengen, van daar uit kon de politie ook gebeld worden. Ik zag ook dat haar neus stuk was en aan de linkerzijde van haar lip. Allemaal vlekken op de kleding en heel verwilderd haar.’
[getuige 3] besluit aangeefster in verband met haar verwondingen naar het [ziekenhuis] te brengen alwaar de politie haar heeft overgenomen. De politie heeft bij de eerste kennismaking geconstateerd dat aangeefster moet huilen en moeite heeft haar verhaal te doen. Zij vertelt verkracht te zijn, ook van onderen en zegt ook met haar mond dingen te hebben moeten doen. Een verbalisant heeft geconstateerd dat er witte vlekken op haar jas en shirt zitten. Aangeefster heeft in dit kader tegenover de verbalisant verklaard dat er ook “viezigheid” in haar haar zit. Bij het sporenonderzoek dat nog diezelfde dag wordt verricht, worden verschillende letsels geconstateerd, die zijn beschreven en die nog diezelfde dag fotografisch zijn vastgelegd.1.Ter zitting heeft het hof waargenomen dat de beschrijvingen van de letsels, zoals verwoord in het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 13 april 2014, overeenkomen met hetgeen zichtbaar is op de hiervoor genoemde foto's. In het bijzonder heeft het hof waargenomen dat naast de andere letsels, in de hals en nek sporen aanwezig zijn alwaar volgens aangeefster verdachte druk heeft uitgeoefend.
Daarnaast bevinden zich in het dossier een tweetal deskundigenrapportages betreffende DNA-onderzoek. Uit deze deskundigenrapportages kan worden afgeleid dat er zowel op het shirt van aangeefster als in de slip van aangeefster sperma is aangetroffen en dat het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van het shirt en eveneens matcht met het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van de slip.
Het hof is van oordeel dat de bovenstaande (deels technische) bewijsmiddelen de verklaring van aangeefster – en daarmee hetgeen verdachte is tenlastegelegd - bevestigen.
Verdachte heeft daar het alternatieve scenario tegenovergesteld dat sprake is geweest van vrijwillige seksuele handelingen die avond. Tijdens de rit naar [plaats 1] en op de parkeerplaats bij de woning van de vriend van verdachte heeft aangeefster verdachte gepijpt. Bij dit pijpen is verdachte beide keren klaargekomen. Verdachte weet zeker dat aangeefsters zijn sperma tijdens de rit heeft ingeslikt terwijl hij dat van de tweede maal op de parkeerplaats op de achterbank nagenoeg zeker weet. Verdachte heeft voorts verklaard dat aangeefster na afloop van het bezoek in [plaats 1] de avond nog wilde voortzetten en in dat kader haar bankpasjes op de stoel van verdachte heeft doen belanden opdat verdachte cocaïne kon kopen.
Het hof volgt verdachte niet in de door hem beweerde gang van zaken. Niet alleen is de (uiteindelijke) lezing van verdachte strijdig met de lezing van aangeefster, ook is het hof van oordeel dat de door verdachte beweerde seksuele handelingen niet passen bij de aangetroffen spermasporen van verdachte op het shirt en in de slip van aangeefster. Evenmin kunnen de door verdachte beweerde seksuele handelingen de door voornoemde getuigen waargenomen en door de politie gefotografeerde letsels bij aangeefster verklaren. Dit maakt dat een overtuigende en ondersteunende bevestiging van de lezing van verdachte ontbreekt. In het dossier vindt het hof derhalve onvoldoende aanleiding er van uit te gaan dat – zoals verdachte heeft gesteld – aangeefster de avond nog wilde voortzetten en in dat kader haar bankpasjes op de stoel van verdachte heeft gegooid opdat verdachte cocaïne kon kopen. Aangeefster heeft zulks pertinent ontkend. Zij heeft consequent verteld dat zij op dat moment naar huis wilde. Die lezing wordt bevestigd door de portier, getuige [getuige 1] , die aangeefster die wens heeft horen uiten en verdachte vervolgens heeft gezegd aangeefster naar huis te brengen. Het hof gelooft verdachte niet waar hij in één van zijn laatste verklaringen stelt dat hij dacht dat aangeefster met een bloedend wondje bij haar neus de woning van getuige [getuige 1] betrad. Deze getuige heeft immers verklaard tijdens hun bezoek geen verwondingen bij aangeefster te hebben gezien, hetgeen een bevestiging is van de verklaring van aangeefster dat die verwondingen nadien, na afloop van het bezoek, zijn ontstaan.
Het hof stelt ten slotte vast dat verdachte aanvankelijk heeft gezwegen en op onderdelen heeft ontkend. In de loop van het onderzoek is verdachte eerst op 21 mei 2014 tijdens een raadkamerzitting en de daaropvolgende verhoren een verklaring af gaan leggen. Het hof stelt vast dat deze verklaringen op punten niet consequent zijn. Zo heeft verdachte wisselend verklaard over wat hij in het kader van de pintransactie met de bankpas ten aanzien van een tegoed op de bankrekening van aangeefster heeft gezien. Voorts heeft verdachte niet consequent verklaard over de door hem beweerde seks op de achterbank. Ter zitting van het hof heeft verdachte bijvoorbeeld verklaard zich ten tijde van de seks boven op de liggende aangeefster te hebben bevonden, terwijl verdachte bij de rechtbank heeft verklaard dat aangeefster op de achterbank bovenop verdachte zat. Alles in aanmerking nemend, is het hof van oordeel dat verdachtes verklaring als ongeloofwaardig terzijde geschoven dient te worden.
Het hof verwerpt derhalve de door de raadsvrouw gevoerde verweren.
Overweging met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat zij onder bedreiging van geweld haar bankpassen, een creditcard en pinpas, heeft moeten afstaan. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verdachte zich ten aanzien van deze goederen schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Ten aanzien van de tenlastegelegde mobiele telefoon blijkt niet dat aangeefster deze onder dwang heeft afgestaan, maar dat deze telefoon al of nog in de auto van verdachte lag. Het hof is derhalve van oordeel dat deze telefoon geen rol in de afpersing heeft gespeeld. Wel heeft verdachte deze telefoon klaarblijkelijk later in zijn auto aangetroffen en zich dit toestel toegeëigend, zodat in juridische zin sprake is van verduistering van de aan aangeefster toebehorende mobiele telefoon.
Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde afpersing van de pinpas en tot een bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde verduistering van de telefoon.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:hij op 12 april 2014 te [plaats 1] , door geweld en door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde]
hebbende hij, verdachte,
- het onderlichaam van die [benadeelde] van kleding, te weten legging en onderbroek ontdaan en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en heen en weer bewogen en
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [benadeelde] geduwd en heen en weer bewogen
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte,
- die [benadeelde] met kracht in het gezicht heeft geslagen en geknepen en
- de keel van die [benadeelde] met kracht heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden en
- die [benadeelde] vast heeft gepakt en vast heeft gehouden en
- het hoofd van die [benadeelde] met kracht tegen de auto en naar beneden heeft geslagen en/of geduwd;
2:hij op 12 april 2014 te [plaats 1] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [benadeelde] de woorden heeft toegevoegd: “ik maak je dood” en “waar is mijn pistool”;
en
hij omstreeks 12 april 2014 in Nederland, opzettelijk een telefoon, merk Nokia Lumia toebehorende aan [benadeelde] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten doordat [benadeelde] deze in zijn auto had laten liggen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
afpersing
en
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de nacht van 11 op 12 april 2014 schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten van mw. [benadeelde] . Verkrachting is een zeer ernstig feit en de verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Nadat verdachte als zogenaamde ‘snorder’ het slachtoffer een lift naar huis had aangeboden is hij uiteindelijk met het slachtoffer in de auto naar elders gereden. Toen ze vanuit [plaats 2] , waar het slachtoffer woonde, in [plaats 1] waren aangekomen en, na een bezoek aan een contact van verdachte, weer in de auto zaten, heeft verdachte het slachtoffer in die auto op gewelddadige wijze gedwongen om vergaande seksuele handelingen te ondergaan. Verdachte heeft hierbij geweld gebruikt en hij heeft het slachtoffer bedreigd met de dood. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afpersing van bankpasjes van het slachtoffer. Hierna is verdachte met medeneming van de bankpasjes van het slachtoffer naar [plaats 2] gereden. Verdachte heeft het slachtoffer in [plaats 1] op een industrieterrein in gehavende toestand achtergelaten. Voorts heeft hij de mobiele telefoon van zijn slachtoffer verduisterd.
Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lusten en de wil van zijn slachtoffer daaraan volstrekt ondergeschikt gemaakt. Alsof dat nog niet voldoende was heeft hij de bankpas van zijn slachtoffer gestolen en was het, zoals hij heeft verklaard ter terechtzitting van het hof, zijn bedoeling om daarmee te pinnen, hetgeen hij ook kort na hetgeen was voorgevallen heeft geprobeerd. Vervolgens heeft hij zich ook haar telefoon toegeëigend. Het hof is van oordeel dat verdachte met het bovenstaande het slachtoffer op een grove wijze schade heeft toegebracht.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat dit ook bij het slachtoffer in de onderhavige zaak aan de orde is, blijkt uit de door haar opgestelde - en ter zitting in hoger beroep voorgelezen - slachtofferverklaring. Uit deze slachtofferverklaring blijkt onder andere dat het vertrouwen in andere mensen nog steeds niet terug is, dat het slachtoffer nog steeds niet goed slaapt en dat het gevoel van veiligheid tot op heden nog niet is teruggekomen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 april 2016 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (hierna: LOVS) heeft in het kader van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid oriëntatiepunten aangegeven waarop de strafoplegging in verkrachtingszaken gebaseerd kan worden. Het hof heeft die oriëntatiepunten gebruikt als uitgangspunt.
Gezien deze oriëntatiepunten en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld zal het hof de straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal enigszins matigen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.797,68, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreekse schade heeft geleden. Nu de vordering voldoende onderbouwd is, deze niet op inhoudelijke gronden door de verdediging wordt betwist en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, acht het hof de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 242, 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.797,68 (drieduizend zevenhonderdzevenennegentig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 297,68 (tweehonderdzevenennegentig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.797,68 (drieduizend zevenhonderdzevenennegentig euro en achtenzestig cent) bestaande uit € 297,68 (tweehonderdzevenennegentig euro en achtenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. B.F. Keulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier,
en op 13 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Keulen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑06‑2016