NJ 2015/185
Motiveringseisen aan bewezenverklaring voorbereiding van moord.
HR 04-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3081, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 november 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
12/05178
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128020:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3081, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1921, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑12‑2013
- Wetingang
Essentie
Aan de bewezenverklaring van de voorbereiding van moord door het voorhanden hebben van voorwerpen worden niet dezelfde (motiverings-)eisen gesteld als in de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ bij de bewezenverklaring van (poging tot) moord (vgl. HR 15 oktober 2013, NJ 2014/156). Dit neemt niet weg dat ook voor de voorbereiding van moord aan het bewijs van het bestemd zijn tot het begaan van moord bepaaldelijk eisen moeten worden gesteld en dat de rechter aandacht moet geven aan de vraag op grond waarvan blijkt dat het misdadige doel dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.