NJB 2013/158:Zonder te zijn gebonden aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen is het is aan de feitenrechter om vast te stellen of bij de verdachte ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Onjuist is de opvatting dat slechts een stoornis die is omschreven in de DSMIV- TR, kan worden aangemerkt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens zoals bedoeld in art. 37a lid 1 Sr. Andersom betekent de enkele omstandigheid dat een stoornis wel als zodanig wordt aangeduid in de DSM-IVTR evenmin dat de rechter tot het oordeel dient te komen dat sprake is van een geval in de zin van art. 37a Sr