RvdW 2020/88
Procesrecht, executierecht. Vordering schorsing tenuitvoerlegging in kort geding (art. 438 lid 2 Rv) resp. vordering of verzoek in incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad (art. 234 Rv en 360 lid 2 Rv), in incident tot zekerheidstelling (art. 235 Rv) of in incident tot schorsing tenuitvoerlegging (art. 351 Rv en art. 360 lid 2 Rv); maatstaf; uitdrukkelijke beslissing in uitspraak vorige rechter; stelplicht eiser of verzoeker; Hoge Raad komt ten dele terug van eerdere jurisprudentie.
HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2026
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 december 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/02868
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:2026, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:666, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2018
- Wetingang
Essentie
Procesrecht, executierecht. Vordering schorsing tenuitvoerlegging in kort geding (art. 438 lid 2 Rv) resp. vordering of verzoek in incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad (art. 234 Rv en 360 lid 2 Rv), in incident tot zekerheidstelling (art. 235 Rv) of in incident tot schorsing tenuitvoerlegging (art. 351 Rv en art. 360 lid 2 Rv); maatstaf; uitdrukkelijke beslissing in uitspraak vorige rechter; stelplicht eiser of verzoeker; Hoge Raad komt ten dele terug van eerdere jurisprudentie.
Samenvatting
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.