WR 2024/118
Bedrijfsruimte – opschorting verschaffen huurgenot: tegenover elkaar staande verplichtingen; verplichting inzake ander tijdvak; betekenis art. 7:231 BW
HR 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:389, m.nt. E.E. van der Kamp
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 2024
- Magistraten
Mrs. F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink en K. Teuben
- Zaaknummer
23/01648
- Noot
E.E. van der Kamp
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS983457:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:389, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1204, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑06‑2023
- Wetingang
Art. 6:262 en 7:231 BW
Essentie
Bedrijfsruimte – opschorting verschaffen huurgenot: tegenover elkaar staande verplichtingen; verplichting inzake ander tijdvak; betekenis art. 7:231 BW
Samenvatting
Nadat huurder is gestopt met het betalen van de huur, verlaat deze het gehuurde. Verhuurder deelt mede dat, nu huurder het gehuurde heeft verlaten en een aanzienlijke huurachterstand bestaat, hij geen aanleiding ziet om het huurgenot aan huurder te verschaffen. Verhuurder vordert ontbinding en huurbetaling tot het moment waarop het gehuurde opnieuw is verhuurd; huurder vordert een verklaring voor recht dat verhuurder onrechtmatig heeft gehandeld en een veroordeling tot schadevergoeding. De kantonrechter wijst de vorderingen van verhuurder toe ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.