Stcrt. 1996, 197; zie ook HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922, rov. 4.3.
HR, 10-04-2018, nr. 16/02738
ECLI:NL:HR:2018:540
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-04-2018
- Zaaknummer
16/02738
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:540, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:319
ECLI:NL:PHR:2018:319, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:540
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0182
Uitspraak 10‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal (meermalen gepleegd) door samen met toenmalige partner speelgoed weg te nemen uit winkel. 1. Aantekening mondeling arrest enkelvoudige kamer Hof bevat geen strafmotivering, art. 425.3 Sv jo. 3.j Regeling aantekening mondeling vonnis. 2. Ambtshalve: Geen beslissing in h.b. op vordering b.p., art. 335 en 361.4 Sv. Ad 1. Aantekening mondeling arrest houdt t.a.v. strafoplegging slechts in dat Hof verdachte heeft veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met aftrek voorarrest. Art. 3.j Regeling houdt in dat aantekening opgelegde straf met vermelding van bijzondere redenen die straf hebben bepaald dient te bevatten. 's Hofs aantekening mondeling arrest vermeldt voormelde bijzondere redenen niet. Ad 2. Winkel heeft zich in e.a. als b.p. in het strafgeding gevoegd. Pr heeft b.p. n-o verklaard in haar vordering. Bij stukken bevindt zich een "wensenformulier", dat voor eerste tz. in h.b. bij Parket Hof is ingekomen en inhoudt dat b.p. haar oorspronkelijke vordering wenst te handhaven. Bestreden uitspraak bevat geen beslissing op vordering b.p. Ingevolge art. 335 en 361.4 jo. art. 415 Sv was Hof gehouden omtrent vordering b.p. een met redenen omklede beslissing te nemen. Bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom ook in zoverre niet in stand blijven. HR vernietigt bestreden uitspraak v.zv. daarbij geen beslissing is genomen op vordering b.p. alsmede wat betreft strafoplegging.
Partij(en)
10 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/02738
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 mei 2016, nummer 21/002623-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat 's Hofs aantekening van het mondelinge arrest ten onrechte niet de bijzondere redenen vermeldt die de door het Hof opgelegde straffen hebben bepaald.
2.2.1.
De enkelvoudige kamer van het Hof heeft het arrest aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2016.
2.2.2.
De aantekening van het mondelinge arrest houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in:
"Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht."
2.3.1.
De aantekening van een mondeling arrest van de enkelvoudige kamer van een hof dient ingevolge art. 425, derde lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197, hierna: de Regeling).
2.3.2.
Art. 3 van de Regeling houdt onder j in dat de aantekening de navolgende gegevens dient te bevatten:
"opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv."
2.4.
Het middel klaagt terecht dat 's Hofs aantekening van het mondelinge arrest voormelde bijzondere redenen niet vermeldt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Blijkens de stukken van het geding heeft [A] zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. De Politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een "wensenformulier", dat blijkens een daarop geplaatste stempel op 16 september 2015 - dus voor de eerste terechtzitting in hoger beroep van 24 februari 2016 - bij het Parket van het Hof is ingekomen. Dit schrijven houdt in dat de benadeelde partij haar oorspronkelijke vordering wenst te handhaven.
De bestreden uitspraak bevat geen beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Ingevolge de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv was het Hof gehouden omtrent de vordering van de benadeelde partij een met redenen omklede beslissing te nemen. De bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom ook in zoverre niet in stand blijven.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarbij geen beslissing is genomen op de vordering van de benadeelde partij alsmede wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2018.
Conclusie 09‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal (meermalen gepleegd) door samen met toenmalige partner speelgoed weg te nemen uit winkel. 1. Aantekening mondeling arrest enkelvoudige kamer Hof bevat geen strafmotivering, art. 425.3 Sv jo. 3.j Regeling aantekening mondeling vonnis. 2. Ambtshalve: Geen beslissing in h.b. op vordering b.p., art. 335 en 361.4 Sv. Ad 1. Aantekening mondeling arrest houdt t.a.v. strafoplegging slechts in dat Hof verdachte heeft veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met aftrek voorarrest. Art. 3.j Regeling houdt in dat aantekening opgelegde straf met vermelding van bijzondere redenen die straf hebben bepaald dient te bevatten. 's Hofs aantekening mondeling arrest vermeldt voormelde bijzondere redenen niet. Ad 2. Winkel heeft zich in e.a. als b.p. in het strafgeding gevoegd. Pr heeft b.p. n-o verklaard in haar vordering. Bij stukken bevindt zich een "wensenformulier", dat voor eerste tz. in h.b. bij Parket Hof is ingekomen en inhoudt dat b.p. haar oorspronkelijke vordering wenst te handhaven. Bestreden uitspraak bevat geen beslissing op vordering b.p. Ingevolge art. 335 en 361.4 jo. art. 415 Sv was Hof gehouden omtrent vordering b.p. een met redenen omklede beslissing te nemen. Bestreden uitspraak ontbeert een dergelijke beslissing en kan daarom ook in zoverre niet in stand blijven. HR vernietigt bestreden uitspraak v.zv. daarbij geen beslissing is genomen op vordering b.p. alsmede wat betreft strafoplegging.
Nr. 16/02738 Zitting: 9 januari 2018 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 25 mei 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf voor de duur van dertig uren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel behelst de klacht dat het hof in zijn aantekening mondeling arrest niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die de straf hebben bepaald.
3.1. Het middel klaagt hierover terecht. Blijkens de stukken van het geding heeft de enkelvoudige strafkamer van het hof het arrest doen aantekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting. Een dergelijke aantekening van het mondeling arrest van de enkelvoudige kamer van het hof dient ingevolge art. 425, derde lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (hierna: de Regeling).1.Art. 3 van deze Regeling houdt onder j in dat de aantekening de navolgende gegevens dient te bevatten:
‘’opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv."
Aangezien het hof in het geheel geen motivering ten aanzien van de opgelegde straf heeft gegeven,2.voldoet het arrest van het hof niet aan de eisen van art. 359 Sv, ook niet in de door hiervoor genoemde Regeling toegestane, aangepaste vorm.
3.2. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑01‑2018
Het arrest bevat bijvoorbeeld ook geen verwijzing naar “al het vorenstaande”, zoals in HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922 het geval was; zie ook de conclusie van AG Harteveld bij HR 17 mei 2016, ECLI:NL:PHR:2016:360.