NJ 2021/89
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel. Oordeel dat met fiscale consequenties geen rekening hoeft te worden gehouden, in casu niet begrijpelijk.
HR 12-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:1, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 januari 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, J. Wortel
- Zaaknummer
19/01486
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS258105:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑01‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1046, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑03‑2020
- Wetingang
Art. 36e lid 5 Sr
Essentie
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel. ’s Hofs oordeel dat de bij de B.V. van betrokkene ontstane belastingschuld niet in aanmerking behoeft te worden genomen bij de schatting van het door de betrokkene verkregen wederrechtelijk voordeel, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontoereikend is gemotiveerd.
In het door het hof aangehaalde arrest van 17 februari 1998, NJ 1998/499, heeft de Hoge Raad — onder verwijzing naar de in dat arrest weergegeven wetsgeschiedenis — het volgende overwogen: “(…) het fiscale mechanisme dat, voorzover belasting verschuldigd is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.