De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.5.1:3.5.1 De mens als maat van alle dingen?
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.5.1
3.5.1 De mens als maat van alle dingen?
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS382828:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Hoe werkt het vermogen van mensen om de goede van de slechte handeling te kunnen onderscheiden? Is – om met de sofist Protagoras te spreken – de mens, voor wat betreft de vraag wat goed is, zelf de maat van alle dingen? Protagoras verdedigde de opvatting dat alles is, zoals het een ieder toeschijnt. De een noemt het water koud. Voor hem is het water koud. Een ander noemt het warm. Voor hem is het water warm. Niet alleen betreffen alle opvattingen een mening, maar zij kunnen ook alle in gelijke mate claimen waar te zijn. Een intersubjectieve waarheid bestaat niet.
Plato verzette zich tegen de opvatting dat alle waarheid relatief was in die zin dat elke morele opvatting slechts als een ‘mening’ kan worden beschouwd.1 De mens werd volgens Plato geboren in een goddelijke orde en diende te handelen naar zijn positie in deze orde. In de aan de mens gegeven orde had alles een eigen functie.
Om de goede van de slechte handeling te kunnen onderscheiden diende men na te gaan wat men diende na te streven. De vraag naar de goede handeling impliceerde een opvatting over hetgeen nastrevenswaardig was omdat men anders geen maatstaf had om de goede handeling te kunnen onderscheiden van de minder goede.2 Uit kennis van de orde van de wereld (kennis van de ideeën) kon men ook afleiden hoe in overeenstemming met deze goddelijke orde gehandeld moest worden. Het goede als (hoogste) idee was dat element dat alle goede dingen en handelingen gemeenschappelijk hadden.3 Met behulp van de rede kon men kennis krijgen van de idee van het goede. In kennis van de natuur (en onze natuur) ligt ook de sleutel tot morele kennis besloten. Aan ons daarbij de taak ons verstand te laten prevaleren boven onze gevoelens, aldus Plato, die ons juist van het goede afleiden. Met onze rede kunnen we inzien wat goed is om te doen, niet met ons gevoel. Een opmerkelijke conclusie, die ook niet zonder kritiek is gebleven.