RvdW 2018/380
Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben heroïne en cocaïne? ’s Hofs oordeel dat er sprake is geweest van een ‘gezamenlijke machtsuitoefening over de (later) aangetroffen verdovende middelen’ is, mede gelet op het verweer van de raadsman en de gebezigde bewijsvoering, niet zonder meer begrijpelijk.
HR 13-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:318
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 maart 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/01362
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:318, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2018
Essentie
Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben heroïne en cocaïne? ’s Hofs oordeel dat er sprake is geweest van een ‘gezamenlijke machtsuitoefening over de (later) aangetroffen verdovende middelen’ is, mede gelet op het verweer van de raadsman en de gebezigde bewijsvoering, niet zonder meer begrijpelijk.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 maart 2016, nummer 22/001111-14, in de strafzaak tegen: [verdachte], adv.: R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.C. Aben:
1. Het gerechtshof te Den Haag heeft bij arrest 3 maart 2016 de verdachte vrijgesproken van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.