Hof Den Haag, 13-11-2015, nr. BK-14/00360, nr. BK-14/00361, nr. BK-14/00362
ECLI:NL:GHDHA:2015:3207, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
13-11-2015
- Zaaknummer
BK-14/00360
BK-14/00361
BK-14/00362
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:3207, Uitspraak, Hof Den Haag, 13‑11‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:288, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NTFR 2016/390 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
Uitspraak 13‑11‑2015
Inhoudsindicatie
In geschil is of de Inspecteur gebruik mag maken van de informatie die is vergaard met behulp van de ANPR-camera's. Partijen houdt alleen het antwoord op de vraag verdeeld of een wettelijke grondslag voor het maken van de foto's voorhanden is.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-14/00360 t/m BK-14/00362
Uitspraak van 13 november 2015
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 maart 2014, nrs. SGR 13/7218, SGR 13/7219 en SGR 13/7220.
Bezwaar en beroep
1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2010, 2011 en 2012 naheffingsaanslagen in de loonheffingen opgelegd. Telkens bij beschikking zijn boeten opgelegd en zijn bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente bevestigd en de boetebeschikkingen vernietigd.
1.3.
Tegen de afwijzende uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 44 is geheven.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen het niet toekennen van een vergoeding voor in bezwaar gemaakte proceskosten, gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, voor zover die betrekking hebben op de in bezwaar gemaakte proceskosten, vernietigd, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de aan belanghebbende te betalen vergoeding van in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten van € 1.217 en de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
Hoger beroep
2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 122 is geheven.
2.2.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 juni 2015 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.
2.4.
Het Hof heeft het onderzoek geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen te preciseren en aan te scherpen wat hen verdeeld houdt, en nadere informatie te verstrekken. Partijen hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt. Zij hebben ieder een nader stuk ingediend.
2.5.
De mondelinge behandeling van de zaak is hervat ter zitting van het Hof van 2 oktober 2015 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.
Feiten
3.1.
Aan belanghebbende is door zijn werkgever gedurende de periode van 6 maart 2009 tot en met 2 juli 2012 een auto ter beschikking gesteld.
3.2.
Op verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur een beschikking "Verklaring privégebruik auto" gegeven, die geldt vanaf 1 januari 2009 voor onbepaalde duur. In de beschikking staat dat belanghebbende verklaart dat hij met ingang van 2009 niet meer dan 500 privékilometers per jaar met de auto rijdt.
3.3.
Op verzoek van de Inspecteur heeft belanghebbende op 19 juli 2012 een ingevuld vragenformulier, een rittenregistratie en overige documentatie overgelegd ter onderbouwing dat hij gedurende de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden met de auto heeft gereden.
3.4.
Op 14 september 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten dat de rittenregistratie niet voldoet aan de wettelijke eisen en dat de auto is gesignaleerd op locaties die niet overeenkomen met de gegevens in de rittenregistratie. De Inspecteur leidt uit signaleringen en bekeuringen af dat de rittenadministratie een ander, te weten geen waarheidsgetrouw, beeld geeft van het gebruik van de auto.
3.5.
De in 3.4 bedoelde signaleringen betreffen, voor zover hier van belang, foto's die zijn gemaakt met camera's van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) met Automatic Number Plate Recognition (ANPR). De ANPR-camera's zijn opgesteld op een aantal doorgaande wegen. Zowel de Belastingdienst als de politie maakt gebruik van de met deze camera's gemaakte foto's. De Belastingdienst gebruikt de aldus verzamelde gegevens voor fiscale controledoeleinden. Er is geen sprake van enige tussenkomst van de politie bij het ter beschikking komen van de gegevens ten behoeve van de Belastingdienst. De Belastingdienst filtert de gegevens en bewaart de gegevens die fiscaal van belang worden geacht. De no-hits (tot en met het jaar 2012 circa 60 percent van de gegevens) worden direct vernietigd.
3.6.
Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een op 25 januari 2011 ondertekend "Convenant KLPD-Belastingdienst inzake ANPR-gegevens", waarin is opgenomen:
"De ondergetekenden
1. de heer drs. [A] , directeur-generaal van de Belastingdienst, hierna te noemen 'de Belastingdienst';
en
2. de heer [B] , Korpschef van het Korps landelijke politiediensten, hierna te noemen 'het KLPD';
Overwegende,
dat de Belastingdienst ten behoeve van de uitvoering van zijn taken wenst te beschikken over de gegevens die het KLPD met behulp van ANPR-technologie vergaart;
Dat de Minister van Veiligheid en Justitie, de beheerder van het KLPD, hierin bewilligt voor zover de uitvoering daarvan geschiedt op de hieronder nader beschreven wijze:
Komen het volgende overeen:
Artikel 1: Doel van de overeenkomst
De overeenkomst ziet op het medegebruik door de Belastingdienst van de met behulp van de bij het KLPD in gebruik zijnde ANPR-camera's op de hoofdverkeersassen opgenomen beelden/gegevens.
(…)"
Met ingang van 3 september 2014 is een nieuw convenant in werking getreden.
3.7.
Voor het jaar 2012 moet ervan worden uitgegaan dat de auto meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
De rechtbank
4. De rechtbank heeft overwogen:
"(…)
Beoordeling van het geschil
(…)
15. Op [belanghebbende] rust de bewijslast om aan te tonen dat de auto in elk van de in geschil zijnde jaren voor niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt. [Belanghebbende] heeft daartoe rittenregistraties overlegd. (…)
16. De rechtbank is van oordeel dat de op 19 juli 2012 overgelegde rittenregistraties voor de in geschil zijnde jaren niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten voldeed. (…)
17. (…) Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [de Inspecteur] terecht de rittenregistraties heeft verworpen. Nu [belanghebbende] geen ander bewijsmateriaal dan de rittenadministraties heeft ingebracht, is de rechtbank van oordeel dat [de Inspecteur] de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd.
18. Gegeven het oordeel onder 17 komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de ingenomen standpunten betreffende de rechtmatigheid van de signaleringen. Er is daarom ook geen aanleiding het bewijsaanbod van [de Inspecteur] te honoreren met betrekking tot de verwerking van deze signaleringen.
(…)
Proceskosten
20. Gegeven ook het inmiddels door [de Inspecteur] ingenomen standpunt ter zake van de toekenning van de proceskosten in de bezwaarfase, zijn de beroepen gegrond en dient [de Inspecteur] te worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten die [belanghebbende] in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
(…)
23. (…) De rechtbank vindt noch in het karakter noch in de feiten en omstandigheden van deze zaken aanleiding om af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit en stelt de voor vergoeding in aanmerking komende kosten op de voet van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van per punt van € 487 en een wegingsfactor 1 en factor 1 wegens samenhang).
(…)"
Geschil en standpunten
5.1.
Nadat partijen hun standpunten hebben gepreciseerd en aangescherpt, is in hoger beroep nog in geschil of de Inspecteur gebruik mag maken van de informatie die is vergaard met behulp van de ANPR-camera's. Partijen houdt alleen het antwoord op de vraag verdeeld of een wettelijke grondslag voor het maken van de foto's voorhanden is.
5.2.
Belanghebbende stelt dat een wettelijke basis ontbreekt en dat daarom de informatie buiten beschouwing moet worden gelaten. De Inspecteur betwist dat.
5.3.
Voor het geval het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, staat tussen partijen vast dat de naheffingsaanslagen inzake de jaren 2010 en 2011 moeten worden vernietigd. Voor het geval het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is, staat tussen partijen vast dat die naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat, ongeacht aan wiens zijde het gelijk is, de naheffingsaanslag inzake het jaar 2012 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
5.5.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.
Beoordeling
6.1.
Ter zitting hebben partijen met klem verklaard en toegelicht dat de foto's worden gemaakt door de Belastingdienst en dat de gegevens niet zijn vergaard door het KLPD, ook met dien verstande dat sprake is van het zelfstandig verzamelen door de Belastingdienst van controlegegevens. De Inspecteur heeft desgevraagd uitdrukkelijk te kennen gegeven dat, zo in de stukken wat dat aangaat iets anders is te lezen, een en ander het gevolg is van een ongelukkige formulering en ook niet strookt met de feitelijke gang van zaken rond het ten behoeve van fiscale doeleinden verzamelen van gegevens. Ook is tussen partijen niet in geschil, zo heeft de Inspecteur ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk verklaard, dat met het verzamelen van de controlegegevens de persoonlijke levenssfeer van (veel) betrokkenen wordt geraakt en dat daarmee sprake is van een schending van de privacy.
6.2.
Wat daar ook van zij, het Hof leidt uit wat in de stukken van het geding over het proces van gegevensverwerking naar voren komt, niet anders af, ook afwegende wat belanghebbende over het verwerkingsproces heeft aangevoerd, dan dat aan het eind van dat proces louter specifiek voor fiscale controledoeleinden bestemde gegevens, te weten alleen kentekens van motorrijtuigen, voorhanden zijn. Dat brengt mee dat, zo al sprake is van een inbreuk op de privacy, die als uiterst gering is te kwalificeren en, gelet op het belang dat de Belastingdienst noodzakelijkerwijs heeft bij een adequate belastingheffing, ook alleszins is gerechtvaardigd, zeker waar het personen betreft die in dezelfde fiscale positie als belanghebbende verkeren. Dat de gevolgde werkwijze een massaal karakter heeft, maakt dit niet anders. Het Hof neemt in aanmerking dat bezwaarlijk valt in te zien, speciaal het aan de orde zijnde fiscale controledoel en het verwijderen van informatie met betrekking tot de no-hits in ogenschouw nemend, dat de hier gehanteerde methode van controleren onder de gegeven omstandigheden als een reële inbreuk, laat staan als een ongeoorloofde inbreuk op de privacy van de burger is te betitelen. Daarbij komt dat de controle, die is gericht op het gebruik dat van een motorrijtuig wordt gemaakt, voor het overige op geen enkele wijze ziet op informatie met betrekking tot de bestuurder van een motorrijtuig op het moment van de controle dan wel anderszins met betrekking tot de handel en wandel van de bezitter of houder van een motorrijtuig. Een concreet persoon komt pas in beeld op het moment dat bijvoorbeeld een aanslag moet worden geformaliseerd.
6.3.
Het aldus verzamelen en gebruiken van de gegevens in kwestie past naar 's Hofs oordeel binnen de (algemene) wettelijke taak die de Belastingdienst heeft een juiste belastingheffing te waarborgen. Inherent aan die taak is dat de Belastingdienst een ruime controlebevoegdheid heeft. Die bevoegdheid wordt in dit concrete geval niet beperkt door de bescherming die artikel 8 EVRM biedt.
6.4.
Dat voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is, ook nu geen reden is aan te nemen dat de bedragen aan heffingsrente, waartegen geen afzonderlijke grief is ingebracht, ten onrechte of onjuist zijn berekend.
Proceskosten
Het Hof ziet geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en E.M. Vrouwenvelder, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 13 november 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- - de naam en het adres van de indiener;
- - de dagtekening;
- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- - de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.