NJ 2017/136
Toepassing art. 80a RO o.g.v. hoogte straffen, ontbreken klacht over niet-toepassing lex mitior-beginsel en strafmotivering Hof.
HR 22-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3685, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 december 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
14/05344
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154208:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3685, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2118, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑12‑2014
- Wetingang
Art. 80a RO
Essentie
Het hof heeft de verdachte ter zake van feitelijk leiding geven aan door een rechtspersoon meermalen gepleegde misdrijven uit de Coördinatiewet sociale verzekeringen (feit 1), de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (feit 2) en de belastingwetgeving (feit 4 en feit 5) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden en een taakstraf van 180 uren. Gelet op die straffen, die in elk geval ook zijn opgelegd voor de misdrijven onder 4 en 5, en in aanmerking genomen dat het hof voor wat betreft de feiten onder 2 heeft ‘gelet op het uit art. 28c Wet LB ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.