BNB 2014/76
Maatstaf integratieheffing. Kostprijselementen waarover BTW is betaald; waarde erfpachtrecht. Prejudiciële vragen
HR 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:341, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 februari 2014
- Magistraten
Mrs. Overgaauw, Van Vliet, Lourens, Punt, Van Kalmthout
- Zaaknummer
09/02220
- Conclusie
A-G Van Hilten
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
BM6690
- JCDI
JCDI:ADS89303:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Belastingrecht algemeen (V)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2556, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑11‑2016
ECLI:NL:HR:2014:341, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2010:BM6690, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑05‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2009
- Wetingang
Art. 3 lid 1 onderdeel h, art. 8 lid 3 en lid 5 onderdeel b Wet OB 1968; art. 5 lid 3 onderdeel b en lid 7 onderdeel a, art. 10 lid 2, en art 11 letter A lid 1 onderdeel b Zesde richtlijn
Essentie
Maatstaf integratieheffing. Kostprijselementen waarover BTW is betaald; waarde erfpachtrecht. Prejudiciële vragen
Samenvatting
Belanghebbende heeft op 8 maart 2004 voor een duur van twintig jaar tegen een jaarlijks vooruit te betalen canon een recht van erfpacht verkregen op een perceel grond met daarop een in aanbouw zijnd kantoorpand. De vestiging van een recht van erfpacht wordt aangemerkt als een levering van een onroerende zaak, waarbij de waarde van de canon de maatstaf van heffing vormt. In dit geval is deze waarde berekend op € 3.844.500, vermeerderd met € 730.455 aan omzetbelasting. Belanghebbende heeft dit bedrag betaald en heeft de omzetbelasting in aftrek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.