JWB 2008/134
Procesrecht, exceptie van onbevoegdheid, hoger beroep, cassatieberoep, ontvankelijkheid
HR 21-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2774
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 maart 2008
- Zaaknummer
C06/289HR
- LJN
BC2774
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2774, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2006
- Wetingang
Essentie
Procesrecht, exceptie van onbevoegdheid, hoger beroep, cassatieberoep, ontvankelijkheid
Samenvatting
Casus
De eiser tot cassatie is in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van de verweerster in cassatie. Tijdens zijn dienstverband heeft hij een non-concurrentiebeding ondertekend. In verband met de niet-nakoming van dit beding is hij op non-actief gesteld en vervolgens is de arbeidsovereenkomst tussen partijen bij een beschikking van de kantonrechter ontbonden.
De verweerster in cassatie heeft de eiser tot cassatie voor de rechter gedagvaard en gevorderd om de eiser tot cassatie te veroordelen tot betaling van NLG 2.160.735,-. De eiser tot cassatie heeft de vordering bestreden.