Einde inhoudsopgave
Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2009
- Bronpublicatie:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Inwerkingtreding
20-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),
Overwegende dat het noodzakelijk is de verschillende nationale maatregelen betreffende het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval te harmoniseren, enerzijds om milieu-effecten daarvan te voorkomen of te verminderen zodat een hoog niveau van milieubescherming wordt bereikt en anderzijds om de werking van de interne markt te waarborgen en handelsbelemmeringen, concurrentieverstoringen en -beperkingen binnen de Gemeenschap te voorkomen;
Overwegende dat de vermindering van de totale hoeveelheid verpakkingsmateriaal de beste manier is om te voorkomen dat verpakkingsafval ontstaat;
Overwegende dat het in verband met de doelstellingen van deze richtlijn van belang is vast te houden aan het algemene beginsel dat in een Lid-Staat getroffen milieubeschermingsmaatregelen geen ongunstige invloed mogen hebben op het vermogen van andere Lid-Staten om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken;
Overwegende dat beperking van het afval een noodzakelijke voorwaarde is voor duurzame groei, die in het Verdrag betreffende de Europese Unie expliciet als doel wordt genoemd;
Overwegende dat deze richtlijn gericht moet zijn op alle soorten verpakkingen die op de markt komen en op al het verpakkingsafval; dat Richtlijn 85/339/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende verpakkingen voor vloeibare levensmiddelen (4) daarom moet worden ingetrokken;
Overwegende dat verpakkingen echter een vitale sociale en economische functie hebben en dat de in deze richtlijn genoemde maatregelen daarom niet mogen afdoen aan andere kwaliteitseisen en vervoersvoorschriften inzake verpakkingen of verpakte goederen;
Overwegende dat het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval overeenkomstig de communautaire strategie voor het afvalbeheer, beschreven in de resolutie van de Raad van 7 mei 1990 betreffende het afvalstoffenbeleid (5), en Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (6), als eerste prioriteit de preventie van verpakkingsafval omvat en als verdere grondbeginselen het hergebruik van verpakkingen, de recycling en andere vormen van nuttige toepassing van verpakkingsafval, en daardoor de vermindering van de definitieve verwijdering van dergelijk afval;
Overwegende dat hergebruik en recycling gezien hun milieu-effect de voorkeur hebben, in afwachting van wetenschappelijke en technologische vooruitgang op het gebied van terugwinning en dat daartoe in de Lid-Staten systemen moeten worden opgezet die garanderen dat gebruikte verpakkingen en/of verpakkingsafval worden geretourneerd; dat zo spoedig mogelijk levenscyclusanalyses gemaakt dienen te worden om vast te stellen welk voor hergebruik, recycling en terugwinning geschikt verpakkingsmateriaal de voorkeur verdient;
Overwegende dat de preventie van verpakkingsafval moet worden nagestreefd met alle passende maatregelen, onder andere initiatieven in de Lid-Staten overeenkomstig de doelstellingen van deze richtlijn;
Overwegende dat de Lid-Staten in overeenstemming met het Verdrag, stimulansen kunnen geven voor systemen voor hergebruik van verpakkingen die, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze kunnen worden hergebruikt, om profijt te trekken van de bijdrage die deze methode aan de milieubescherming levert;
Overwegende dat recycling uit milieuoogpunt een belangrijke plaats in de terugwinning moet innemen, vooral om het energie- en grondstoffenverbruik te verminderen en de definitieve verwijdering van afvalstoffen terug te dringen;
Overwegende dat energieterugwinning een doeltreffend middel is om verpakkingsafval terug te winnen;
Overwegende dat de in de Lid-Staten gehanteerde streefwaarden voor de terugwinning en recycling van verpakkingsafval binnen bepaalde grenzen moeten liggen om rekening te houden met de verschillende situaties in de Lid-Staten en om de vorming van handelsbelemmeringen en het ontstaan van concurrentieverstoringen te voorkomen;
Overwegende dat het nuttig is een tijdstip op middellange termijn vast te stellen voor het bereiken van de genoemde streefwaarden en een tijdstip op lange termijn voor streefwaarden die later moeten worden vastgesteld en die aanmerkelijk hoger moeten liggen, zodat er op middellange termijn resultaten kunnen worden bereikt en tevens aan het bedrijfsleven, de consumenten en de overheidsinstanties de nodige richtsnoeren voor de toekomst worden gegeven;
Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad aan de hand van Commissieverslagen de in de Lid-Staten met de toepassing van deze streefwaarden opgedane praktische ervaring moeten onderzoeken alsmede de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en evaluatietechnieken zoals milieubalansen;
Overwegende dat de Lid-Staten die programma's hebben of zullen vaststellen die verder reiken dan dergelijke streefwaarden, deze met het oog op een hoog milieubeschermingsniveau moeten kunnen voortzetten mits deze maatregelen de interne markt niet verstoren en andere Lid-Staten niet hinderen bij de naleving van deze richtlijn; dat de Commissie deze maatregelen na een passende toetsing moet bevestigen;
Overwegende dat aan enkele Lid-Staten, vanwege hun specifieke omstandigheden, kan worden toegestaan lagere streefwaarden aan te nemen, op voorwaarde dat zij binnen de standaardtermijn een minimumstreefwaarde voor terugwinning bereiken en vóór een latere termijn de standaardstreefwaarden;
Overwegende dat het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval vereist, dat in de Lid-Staten retour-, inzamelings- en terugwinningssystemen worden opgezet; dat dergelijke systemen open moeten staan voor deelneming van alle betrokken partijen en dusdanig dienen te zijn ontworpen dat discriminatie van ingevoerde produkten en handelsbelemmeringen of concurrentieverstoringen worden voorkomen en een maximale opbrengst van terugbezorgd verpakkingsmateriaal en gerecycleerd verpakkingsafval kan worden gegarandeerd, overeenkomstig het Verdrag;
Overwegende dat het merken van verpakkingen op Gemeenschapsbasis nader onderzocht moet worden, doch dat daarover in de nabije toekomst door de Gemeenschap dient te worden beslist;
Overwegende dat het, teneinde het milieu-effect van verpakkingen en verpakkingsafval zo gering mogelijk te maken en handelsbelemmeringen en concurrentieverstoringen te voorkomen, tevens noodzakelijk is de essentiële eisen te bepalen voor de samenstelling en aard van verpakkingen die geschikt zijn voor hergebruik en terugwinning, met inbegrip van recycling;
Overwegende dat de aanwezigheid van schadelijke metalen en andere stoffen in verpakking gezien hun gevolgen voor het milieu beperkt moet worden (met name aangezien kan worden aangenomen dat deze stoffen eveneens aanwezig zijn in emissies of as wanneer verpakking wordt verbrand of in percolaat wanneer verpakking wordt gestort); dat het als eerste stap noodzakelijk is dat de toxiciteit van verpakkingsafval wordt verminderd door de toevoeging van schadelijke zware metalen aan verpakking te verhinderen of erop toe te zien dat deze stoffen niet in het milieu terechtkomen, met passende vrijstellingen voor bijzondere gevallen die door de Commissie volgens een comitéprocedure worden bepaald;
Overwegende dat het aan de bron sorteren van verpakkingsafval in afzonderlijke bestanddelen van doorslaggevende betekenis is voor een hoog terugwinningspeil en ter voorkoming van gezondheids- en veiligheidsproblemen voor de personen, wier taak het is verpakkingsafval in te zamelen en te verwerken;
Overwegende dat de voorschriften voor de fabricage van verpakkingen niet van toepassing zijn op een verpakking die vóór de datum van aanneming van deze richtlijn voor een bepaald produkt wordt gebruikt; dat voorts een overgangsperiode vereist is voor het in de handel brengen van verpakkingen;
Overwegende dat bij het vaststellen van de inwerkingtredingsdatum van de bepaling betreffende het in de handel brengen van verpakkingen die voldoen aan alle essentiële eisen rekening moet worden gehouden met het feit dat de bevoegde normalisatie-instelling doende is Europese normen op te stellen; dat evenwel de bepalingen aangaande de bewijsmiddelen van overeenstemming met nationale normen onmiddellijk van toepassing moeten zijn;
Overwegende dat de opstelling van Europese normen betreffende de essentiële eisen en andere daarmee verband houdende zaken bevorderd moet worden;
Overwegende dat de in deze richtlijn genoemde maatregelen inhouden dat er terugwinnings- en recyclingcapaciteiten alsmede afzetmogelijkheden voor gerecycleerd verpakkingsmateriaal worden ontwikkeld;
Overwegende dat de verwerking van gerecycleerd materiaal in verpakkingen niet in strijd mag zijn met de relevante bepalingen inzake hygiëne, gezondheid en veiligheid van de consument;
Overwegende dat er behoefte is aan gegevens uit de gehele Gemeenschap over de verpakkingen en verpakkingsafval, zodat beter kan worden nagegaan of de doelstellingen van deze richtlijn worden verwezenlijkt;
Overwegende dat het van essentieel belang is dat allen die bij produktie, gebruik, invoer en distributie van verpakkingen en verpakte produkten betrokken zijn er meer van doordrongen raken in welke mate verpakkingen afval worden, en dat zij volgens het beginsel dat de vervuiler betaalt de verantwoordelijkheid voor dergelijk afval aanvaarden; dat voor de ontwikkeling en uitvoering van de in deze richtlijn genoemde maatregelen nauwe samenwerking tussen alle betrokkenen in een geest van gezamenlijke verantwoordelijkheid is vereist;
Overwegende dat consumenten een belangrijke rol spelen bij het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval en derhalve goed moeten worden voorgelicht, zodat zij hun gedrag en houding kunnen aanpassen;
Overwegende dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze richtlijn zal worden bevorderd wanneer de afvalbeheersplannen voorgeschreven in Richtlijn 75/442/EEG, worden opgenomen in een speciaal hoofdstuk over het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval;
Overwegende dat het voor de Europese Gemeenschap en de Lid-Staten nodig kan zijn overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag economische instrumenten te gebruiken om het verwezenlijken van de doelstellingen van deze richtlijn te vergemakkelijken zonder dat daardoor nieuwe vormen van protectionisme ontstaan;
Overwegende dat de Lid-Staten onverminderd de bepalingen van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 inzake een kennisgevingsprocedure op het gebied van technische normen en voorschriften (1), de ontwerpen voor de maatregelen die zij voornemens zijn aan te nemen, eerst aan de Commissie moeten mededelen zodat zij aan de richtlijn kunnen worden getoetst;
Overwegende dat het verpakkingsidentificatiesysteem en de in een systeem van gegevensbestanden gebruikte formattering door de Commissie volgens een comitéprocedure aan de vooruitgang van wetenschap en techniek moeten worden aangepast;
Overwegende dat het mogelijk moet zijn bij eventuele problemen bij de uitvoering van deze richtlijn specifieke maatregelen te treffen en daarbij in voorkomend geval dezelfde comitéprocedure toe te passen,
Hebben de volgende richtlijn vastgesteld:
Voetnoten
PB nr. C 263 van 12. 10. 1992, blz. 1, en PB nr. C 285 van 21. 10. 1993, blz. 1.
PB nr. C 129 van 10. 5. 1993, blz. 18.
Advies van het Europees Parlement van 23 juni 1993 (PB nr. C 194 van 19. 7. 1993, blz. 177), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 maart 1994 (PB nr. C 137 van 19. 5. 1994, blz. 65) en besluit van het Europees Parlement van 4 mei 1994 (PB nr. C 205 van 25. 7. 1994, blz. 163), bevestigd op 2 december 1993 (PB nr. C 342 van 20. 12. 1993, blz. 15), gemeenschappelijk ontwerp van het Bemiddelingscomité van 8 november 1994.
PB nr. L 176 van 6. 7. 1985, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48).
PB nr. C 122 van 18. 5. 1990, blz. 2.
PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 47. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG (PB nr. L 78 van 26. 3. 1991, blz. 32).
PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/400/EEG (PB nr. L 221 van 6. 8. 1992, blz. 55).