Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/105/EG inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG
Artikel 3 Milieukwaliteitsnormen
Geldend
Geldend vanaf 13-09-2013
- Bronpublicatie:
12-08-2013, PbEU 2013, L 226 (uitgifte: 24-08-2013, regelingnummer: 2013/39/EU)
- Inwerkingtreding
13-09-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-2013, PbEU 2013, L 226 (uitgifte: 24-08-2013, regelingnummer: 2013/39/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
1 bis.
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de op 13 januari 2009 van kracht zijnde versie van deze richtlijn en met name onverminderd het realiseren van een goede chemische toestand van het oppervlaktewater ten aanzien van de in die richtlijn vermelde MKN, implementeren de lidstaten de in deel A van bijlage I vermelde MKN met betrekking tot:
- i)
de stoffen met nummer 2, 5, 15, 20, 22, 23, 28 in deel A van bijlage I, waarvoor met ingang van 22 december 2015 herziene MKN zijn vastgesteld, met de bedoeling tegen 22 december 2021 ten aanzien van deze stoffen een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken door middel van maatregelenprogramma's die zijn opgenomen in de stroomgebiedbeheerplannen van 2015 die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG, en
- ii)
de nieuw geselecteerde stoffen met nummer 34 tot en met 45 in deel A van bijlage I, met ingang van 22 december 2018 met de bedoeling tegen 22 december 2027 ten aanzien van die stoffen een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken en te voorkomen dat de chemische toestand van de oppervlaktewaterlichamen ten aanzien van die stoffen verslechtert. Daartoe stellen de lidstaten tegen 22 december 2018 een aanvullend monitoringprogramma en een voorlopig maatregelenprogramma voor die stoffen vast en leggen zij die voor aan de Commissie. Tegen 22 december 2021 wordt een definitief maatregelenprogramma overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2000/60/EG vastgesteld en wordt dat programma zo spoedig mogelijk na die datum en uiterlijk op 22 december 2024 uitgevoerd en volledig operationeel gemaakt.
Artikel 4, leden 4 tot en met 9, van Richtlijn 2000/60/EG zijn mutatis mutandis van toepassing op de stoffen opgesomd in de punten i) en ii) van de eerste alinea.
2.
Voor de stoffen met nummer 5, 15, 16, 17, 21, 28, 34, 35, 37, 43 en 44 in deel A van bijlage I, passen de lidstaten de MKN voor biota zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe.
Voor de andere dan in de eerste alinea bepaalde stoffen passen de lidstaten de water-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe.
3.
De lidstaten kunnen ervoor kiezen om ten aanzien van een of meer categorieën oppervlaktewateren een MKN toe te passen voor een andere matrix dan die vermeld in lid 2, of wanneer relevant, voor een andere biotataxon dan die vermeld in deel A van bijlage I.
Lidstaten die gebruikmaken van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid, passen de relevante MKN toe die zijn vastgesteld in deel A van bijlage I, of stellen, indien voor de matrix of biotataxon geen MKN is opgenomen, zelf een MKN vast die minstens hetzelfde beschermingsniveau biedt als de MKN die in deel A van bijlage I is vastgesteld.
De lidstaten kunnen alleen van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid gebruikmaken indien de voor de gekozen matrix of biotataxon toegepaste analysemethode voldoet aan de in artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG vastgestelde minimale prestatiekenmerken. Wanneer voor geen enkele matrix aan deze kenmerken wordt voldaan, zorgen de lidstaten ervoor dat de monitoring wordt uitgevoerd met behulp van de beste beschikbare technieken die geen buitensporige kosten met zich brengen en dat de analysemethode minstens even goed presteert als die welke beschikbaar is voor de in lid 2 van dit artikel vermelde matrix voor de desbetreffende stof.
3 bis.
Indien er een potentieel risico voor of via het aquatische milieu door acute blootstelling is vastgesteld op basis van gemeten of geraamde concentraties of emissies en indien een MKN voor biota of sediment wordt gebruikt, zorgen de lidstaten er voor dat de monitoring van het oppervlaktewater ook wordt uitgevoerd en passen zij de MAC-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I bij de onderhavige richtlijn toe, voor zover zulke MKN zijn vastgesteld.
3 ter.
Indien ingevolge artikel 5 van Richtlijn 2009/90/EG de berekende gemiddelde waarde van een meetresultaat, uitgevoerd met behulp van de best beschikbare techniek die geen buitensporige kosten met zich meebrengt, aangemerkt wordt als ‘lager dan de bepalingsgrens’, en de ‘bepalingsgrens’ van die techniek de MKN overschrijdt, wordt het resultaat voor de stof die wordt gemeten, niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de algemene chemische toestand van dat waterlichaam.
4.
Voor stoffen waarvoor een MKN voor sediment en/of biota wordt toegepast, monitoren de lidstaten de stof gedurende ten minste één keer per jaar in de betrokken matrix, tenzij de technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.
5.
De lidstaten nemen de volgende informatie in de overeenkomstig artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedbeheerplannen op:
- a.
een tabel waarin de bepalingsgrenzen van de toegepaste analysemethode worden weergegeven en informatie over de prestaties van die methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG vastgestelde minimale prestatiekenmerken;
- b.
voor de stoffen waarvoor de mogelijkheid in lid 3 van dit artikel is gebruikt:
- i.
de redenen en de basis voor het gebruik van die mogelijkheid;
- ii.
waar relevant, de vastgestelde alternatieve MKN, het bewijs dat die MKN een even hoog beschermingsniveau bieden als de MKN in deel A van bijlage I, met inbegrip van de gegevens en de methode waarmee de MKN zijn afgeleid en de categorieën van oppervlaktewateren waarvoor die MKN zouden gelden;
- iii.
ter vergelijking met onder a) van dit lid bedoelde informatie, de bepalingsgrenzen van de analysemethoden voor de in deel A van bijlage I bij deze richtlijn vastgestelde matrices, met inbegrip van informatie over de prestaties van die methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG vastgelegde minimale prestatiekenmerken;
- c.
de rechtvaardiging voor de in overeenstemming met lid 4 toegepaste meetfrequentie, indien de monitoringsintervallen meer dan een jaar bedragen.
5 bis.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te verzekeren dat de overeenkomstig artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG bijgestelde stroomgebiedbeheerplannen met de resultaten en het effect van de genomen maatregelen ter voorkoming van chemische verontreiniging van oppervlaktewater en het tussentijdse verslag over de vorderingen bij de uitvoering van het geplande maatregelenprogramma overeenkomstig artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG, beschikbaar worden gesteld via een centraal portaal dat elektronisch toegankelijk is voor het publiek overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (1).
6.
De lidstaten treffen regelingen voor de analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de in deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen die de neiging hebben te accumuleren in sediment en/of biota, en schenken daarbij bijzondere aandacht aan de stoffen met nummer 2, 5, 6, 7, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 28, 30, 34, 35, 36, 37, 43 en 44 die zijn opgesomd in deel A van bijlage I, op basis van de monitoring van de oppervlaktewatertoestand, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG. De lidstaten nemen, met inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, maatregelen die erop gericht zijn dat dergelijke concentraties niet significant toenemen in sediment en/of relevante biota.
De lidstaten stellen de meetfrequentie in sediment en/of biota zodanig vast dat zij voldoende gegevens voor een betrouwbare analyse van langetermijntendensen oplevert. Als richtsnoer geldt dat de monitoring elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.
7.
De Commissie onderzoekt de vooruitgang van techniek en wetenschap, met inbegrip van de uitkomst van de in artikel 16, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde risicobeoordelingen en de informatie uit de registratie van stoffen die overeenkomstig artikel 119 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 openbaar wordt gemaakt, en dient zo nodig voorstellen in voor de herziening van de in de deel A van bijlage I bij deze richtlijn vastgestelde MKN, overeenkomstig de procedure van artikel 294 VWEU en in overeenstemming met het tijdsschema van artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG.
8.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen om indien nodig punt 3 van deel B van bijlage I bij deze richtlijn aan te passen aan wetenschappelijke of technische ontwikkelingen.
8 bis.
Om de implementatie van dit artikel te vergemakkelijken, worden, als onderdeel van de bestaande uitvoering van Richtlijn 2000/60/EG, voor zover mogelijk uiterlijk op 22 december 2014 technische richtsnoeren ontwikkeld met betrekking tot monitoringstrategieën en analysemethoden voor stoffen, waaronder monsterneming en monitoring in biota.
In het bijzonder moeten de richtsnoeren betrekking hebben op:
- a.
de monitoring van stoffen in biota overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel;
- b.
voor nieuw geselecteerde stoffen (nummers 34 tot en met 45 in deel A van bijlage I) en stoffen waarvoor strengere MKN worden vastgesteld (nummers 2, 5, 15, 20, 22, 23 en 28 in deel A van bijlage I): analytische methoden die voldoen aan de minimumprestatiekenmerken in artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG.
8 ter.
Voor stoffen waarvoor uiterlijk op 22 december 2014 geen technische richtsnoeren zijn vastgesteld, worden de in lid 1 bis, onder i), genoemde termijn van 22 december 2015, verlengd tot 22 december 2018 en de in dat punt i) genoemde termijn van 22 december 2021, verlengd tot 22 december 2027.
Voetnoten
PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26