Deze zaak hangt samen met nr. 09/02484 ([medeverdachte 2]) waarin ik op 3 november 2009 conclusie heb genomen en met nr. 08/00390 ([medeverdachte 3]), waarin ik ook vandaag concludeer.
HR, 05-01-2010, nr. 08/03970
ECLI:NL:HR:2010:BK3531
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-01-2010
- Zaaknummer
08/03970
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK3531
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK3531, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑01‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK3531
ECLI:NL:PHR:2010:BK3531, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK3531
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Overschrijding redelijke termijn in cassatie.
5 januari 2010
Strafkamer
nr. 08/03970
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 december 2007, nummer 22/001102-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de strafoplegging betreft en tot verlaging van de opgelegde straf.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze drie jaren en zeven maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 5 januari 2010.
Conclusie 10‑11‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verdachte op 10 december 2007 voor 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 2: de eendaadse samenloop van medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of emstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, en medeplegen van witwassen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
2.
Mr. F.P. Holthuis, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. E.P. Vroegh, eveneens advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase. Het cassatieberoep is ingesteld op 18 december 2007 en de stukken zijn ter griffie van de Hoge Raad eerst ontvangen op 19 juni 2009.
3.2.
Aldus is inderdaad de door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn met tien maanden en een dag overschreden. Deze schending van art. 6 lid 1 EVRM zal dienen te leiden tot een verlaging van de opgelegde straf.
4.
Het middel is gegrond. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voorzover het de straf oplegging betreft en tot verlaging van de opgelegde straf.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑11‑2009