Hof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2017, nr. 21-007139-15
ECLI:NL:GHARL:2017:4749
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
06-06-2017
- Zaaknummer
21-007139-15
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:4749, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 06‑06‑2017; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
EeR 2017, afl. 4, p. 172
Uitspraak 06‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Art. 2 lid 1 aanhef en onder categorie I, sub 7 WWM. Toetsing van luchtdrukwapens: wanneer is sprake van een sprekende gelijkenis met een vuurwapen?
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007139-15
Uitspraak d.d.: 31 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2015 met parketnummer 18-182584-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het ten laste gelegde feit zal worden bewezen verklaard en dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Keuning, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het binnen het grondgebied van Nederland doen binnenkomen van een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukgeweer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2013 te [plaats] , in de gemeente [gemeente 1] en/of te [gemeente 2] , in de gemeente [gemeente 2] , een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukgeweer (van het type Big Bore Dragon Claw, .50 caliber, merk Sam Yang), (vanuit de Verenigde Staten) binnen het grondgebied van Nederland heeft doen binnenkomen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Door en namens verdachte is betoogd dat het luchtdrukgeweer, merk Sam Yang, type Big Bore Dragon Claw, .50 caliber (hierna: de Dragon Claw), dat verdachte op 28 februari 2013 Nederland heeft doen binnenkomen, niet valt onder de voorwerpen als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en onder categorie I, onder 7°, van de Wet wapens en munitie (WWM). Volgens de verdediging vertoont de Sam Yang Dragon Claw voor wat betreft de vorm en de afmetingen geen sprekende gelijkenis met een vuurwapen. De verdediging heeft hierbij verwezen naar de rapporten van de heer ing. J. van Driel en de heer A.E. Hartink, beiden geregistreerd bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) als deskundige op het gebied van toetsing aan de WWM. De verdediging heeft op grond van vorenstaande verzocht het vonnis van de rechtbank te bevestigen.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de Dragon Claw wel onder categorie I, onder 7°, valt omdat ieder gemiddeld mens dat de Dragon Claw op zich gericht zou krijgen, zich hierdoor bedreigd zou voelen. Derhalve is sprake van een strafbaar feit.
Het hof oordeelt als volgt.
Onbetwist is dat verdachte op 28 februari 2013 de Dragon Claw het grondgebied van Nederland heeft doen binnenkomen vanuit de Verenigde Staten. Het hof ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld of het betreffende luchtdrukwapen een voorwerp is dat valt onder categorie I, onder 7°, van artikel 2 lid 1 WWM. Bij het beantwoorden van deze vraag zijn de navolgende wetsartikelen van belang.
Wettelijk kader
Artikel 2 WWM
1. Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
Categorie I
[…]
7°. andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
[…].
Artikel 3 Regeling wapens en munitie (Rwm)
Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
b. voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
[…].
Per 1 juli 2014 is de bij voornoemde regeling behorende bijlage I - bij wet van 25 juni 2015, nr. 528911 houdende wijziging van de Regeling wapens en munitie - vervallen. Bij beoordeling van onderhavige zaak dient artikel 3 onder b Rwm derhalve buiten beschouwing te blijven.
Sprekende gelijkenis
De toelichting bij de wijziging van de Rwm (Stcrt. 2001, 230) vermeldt dat de voorwaarden die gelden om te voldoen aan het criterium 'sprekende gelijkenis' primair de vorm van het voorwerp is en in mindere mate 'de afmetingen'. De vorm moet voldoen aan die van vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen. De afmetingen moeten in het algemeen overeenkomen met de afmetingen van bestaande vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen van dit soort. Dat wil zeggen dat een verschil van enkele centimeters vaak niet van belang is. Het criterium 'afmetingen' is ondergeschikt aan het criterium 'vorm'.
In het dossier zit een drietal rapporten van deskundigen op het gebied van toetsing aan de WMM: een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 juni 2014, opgesteld door W. Kerkhoff, een rapport van Fare Consultants van 3 september 2014, opgesteld door ing. J. van Driel en een rapport van A.E. Hartink van 4 september 2014. De deskundigen hebben in deze rapporten gemotiveerd uiteengezet of de Dragon Claw valt onder categorie I onder 7° dan wel onder categorie IV onder 4°. Is dat laatste het geval dan mag de Dragon Claw zonder vergunning worden in- en uitgevoerd, overgedragen en voorhanden worden gehouden.
In alle drie rapporten wordt uitgegaan van het toetsingskader dat is opgesteld door de werkgroep Advies Wet wapens en munitie in een advies aan de Dienst Justis van het ministerie van Justitie. De beschreven wijze van toetsen - van de hand van voornoemde deskundige Kerkhoff - is overgenomen door het gerechtshof Amsterdam in een arrest van 8 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9977.
Dit toetsingskader houdt in dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een sprekende gelijkenis de volgende stappen moeten worden doorlopen:
1. Is sprake van een (vrijwel) exacte kopie van één bepaald merk en model?
Is dit het geval, dan moeten het merk en het model vuurwapen worden benoemd en kan het wapen onder categorie I, onder 7° van artikel 2 lid 1 WWM worden geplaatst.
2. Als geen sprake is van een kopie kan worden gekeken of het gaat om een bewuste nabootsing van een vuurwapen zonder dat de maker hierbij één bepaald merk en model voor ogen heeft gestaan.
Dit kan worden gedaan door het aantonen van niet-functionele onderdelen die de kennelijke bedoeling hebben om het wapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven. Voorbeelden van niet-functionele onderdelen zijn een uitsparing in het huis van een luchtdrukgeweer, welke een hulsuitwerpvenster moet voorstellen; een pseudo-vuurselector en een pseudo-patroonhouder.
Kerkhoff komt tot de conclusie dat de Dragon Claw in categorie I onder 7° moet worden geplaatst omdat het uiterlijk van het luchtreservoir niet zuiver functioneel is. Van Driel en Hartink komen tot de conclusie dat de Dragon Claw weliswaar enige gelijkenis vertoont met een vuurwapen maar dat het geen exacte kopie is van een vuurwapen en dat ook geen sprake is van een bewuste nabootsing van meer algemene aard omdat het wapen geen niet-functionele onderdelen heeft. Volgens Van Driel en Hartink valt de Dragon Claw daarom onder categorie IV onder 4°.
Het hof concludeert dat door gebruikmaking van bovengenoemd toetsingskader het aankomt op een zeer gedetailleerde bestudering van het voorwerp om te kunnen beantwoorden of sprake is van een sprekende gelijkenis met een echt wapen. Het gevolg hiervan is dat deze vraag in de praktijk enkel kan worden beantwoord door wapendeskundigen.
Het hof is echter van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde wetsgeschiedenis, een redelijke rechtstoepassing meebrengt dat details niet van doorslaggevend belang hoeven te zijn bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een sprekende gelijkenis. Het hof acht voorts niet doorslaggevend hoe een deskundige tegen het betreffende voorwerp aankijkt. Het komt naar het oordeel van het hof primair aan op de vraag of de vorm - en in mindere mate de afmetingen - van het voorwerp overeenkomt met die van vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen (cursivering hof). Het hof is van oordeel dat daar in onderhavige zaak aan is voldaan. Daarbij baseert het hof zich met name op een foto van de Dragon Claw die is opgenomen op pagina 12 van voornoemd rapport van Van Driel en die hieronder is weergegeven.
Het hof is van oordeel dat op deze foto onmiskenbaar is te zien dat de Dragon Claw in het algemeen qua vorm en afmetingen overeenkomt met een dubbelloops hagelgeweer. Het hof is dan ook van oordeel dat de Dragon Claw een voorwerp is als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en onder categorie I onder 7° van de WWM.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 februari 2013 te [plaats] , in de gemeente [gemeente 1] , een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukgeweer (van het type Big Bore Dragon Claw, .50 caliber, merk Sam Yang), (vanuit de Verenigde Staten) binnen het grondgebied van Nederland heeft doen binnenkomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep toekomt op (rechts)dwaling nu verdachte alvorens de aanschaf van het wapen onderzoek heeft verricht met betrekking tot de vraag of het wapen geïmporteerd mocht worden en de wetgeving op dit punt onduidelijk is.
Het hof stelt voorop dat voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, vereist is dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van een zodanige onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was (vgl. HR 9 maart 2004, LJN AO1490, NJ 2004, 675). Een dergelijke overtuiging van niet-strafbaarheid kan ontstaan wanneer iemand advies heeft ingewonnen bij een dusdanig gezaghebbende persoon of instantie, dat diegene in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies kon vertrouwen dat bepaald handelen niet strafbaar is (vgl. HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR2006:AU4664).
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij van te voren onderzoek heeft gedaan naar de strafbaarheid van het invoeren van de Dragon Claw. Hij heeft op internet meerdere fora bezocht over luchtdrukwapens. Voorts heeft hij een uitspraak van de rechtbank gelezen waarin een vergelijkbaar wapen, maar met een kleiner kaliber, is goedgekeurd. Verdachte heeft daaruit de conclusie getrokken dat het niet strafbaar was om de Dragon Claw in te voeren.
Het hof is van oordeel dat van afwezigheid van alle schuld wegens een verontschuldigbare dwaling geen sprake is. Verdachte heeft niet geconcretiseerd op welke rechterlijke uitspraak hij zich heeft gebaseerd. Voor zover verdachte doelt op het arrest van gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2013, merkt het hof op dat dit arrest is gewezen na het plegen van onderhavig feit. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat verdachte advies heeft ingewonnen bij een dusdanig gezaghebbende persoon of instantie, dat hij in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies kon vertrouwen dat zijn handelen niet strafbaar is.
Verdachte is derhalve strafbaar aangezien ook verder geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie. Hij heeft hierover verklaard dat hij het betreffende wapen heeft gekocht omdat hij wilde deelnemen aan wedstrijden waarbij met luchtdrukgeweren over langere afstand wordt geschoten. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij van te voren onderzoek heeft gedaan en dat hij de wet niet wilde overtreden.
Uit een het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 21 april 2017 blijkt dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van een strafbaar feit tot een geldboete.
Hoewel het hof, zoals hiervoor overwogen, van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor rechtsdwaling, heeft verdachte wel enig onderzoek gedaan naar de strafbaarheid van het invoeren van de Dragon Claw. Bovendien is de wetgeving op dit punt moeilijk te doorgronden en zijn ook deskundigen, zo is gebleken, het lang niet altijd met elkaar eens. Het hof acht het gelet daarop, alsmede in verband met de ouderdom van de zaak en het geringe strafblad van verdachte, raadzaam te bepalen dat thans geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Beslag
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 28 augustus 2014 onder CJIB nummer [nummer] .
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven wapen, te weten:
Sam Yang Dragon Claw.50 Caliber Dual Tank, nummer 127693.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 31 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.