Einde inhoudsopgave
Wet militaire strafrechtspraak
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2020, 1 (uitgifte: 13-01-2020, kamerstukken: 35206)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2020, Stb. 2020, 89 (uitgifte: 17-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Een mobiele rechtbank houdt zitting en beslist met drie leden, van wie twee, onder wie de voorzitter, rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn en één militair lid is.
2.
Indien een of twee rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, bedoeld in het eerste lid, niet beschikbaar zijn, wordt hun plaats ingenomen door militaire leden. Ingeval slechts één rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast aanwezig is, fungeert deze als voorzitter. Indien geen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, aanwezig is, wordt de rechtbank voorgezeten door het militaire lid dat het oudste is in benoeming als militair lid.
3.
Op de militaire leden, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 6, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten bij voorkeur dient te worden voldaan. Tevens zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing.
4.
Indien een mobiele rechtbank is ingesteld, worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, de voorzitter en zoveel leden als dienstig wordt geoordeeld, benoemd. Ingeval de in artikel 10, tweede lid, bedoelde militaire autoriteit de rechtbank heeft ingesteld, benoemt hij de voorzitter en zoveel leden als hij dienstig oordeelt. Hij voert inzake die benoemingen zo mogelijk overleg met de genoemde ministers en de voorzitter van de mobiele rechtbank.