Hof 's-Hertogenbosch, 14-02-2012, nr. HV 200.098.439/01
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV5025
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
14-02-2012
- Zaaknummer
HV 200.098.439/01
- LJN
BV5025
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BV5025, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 14‑02‑2012
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY0572
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY0572, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 14‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Verzoek tot vervanging van de gezinsvoogd; Misbruik van procesrecht; Kostenveroordeling.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 14 februari 2012
Zaaknummer: HV 200.098.439/01
Zaaknummer eerste aanleg: 164837 / OT RK 11-1617
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.W.M. Hendriks,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie Maastricht,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende in deze zaak kunnen worden aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de stichting);
- [Y.], de moeder van de hierna te noemen minderjarige (hierna: de moeder).
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 30 september 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 december 2011, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verzocht het verzoek zoals ingediend door de raad tot ondertoezichtstelling van [Z.] te bekrachtigen, echter met dien verstande dat bepaald wordt dat de gezinsvoogd geleverd zal worden door Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie Maastricht, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 januari 2012, heeft de stichting verzocht het beroep van de vader ongegrond te verklaren en de voormelde beschikking te handhaven.
2.3.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 6 januari 2012, heeft de moeder zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ter zitting van het hof heeft de moeder verzocht de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
de vader, bijgestaan door mr. Hendriks;
- -
de raad, vertegenwoordigd door mevrouw P.P.M. Termeer;
- -
de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw J. Chappin en mevrouw D. Henriks;
- -
de moeder, bijgestaan door mr. Bogaart, als vervanger van mr. Van Tilborg.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 30 september 2011;
- -
de brief met bijlagen van de stichting d.d. 9 december 2011
- -
het plan van aanpak van de stichting van 21 december 2011, overgelegd ter griffie op 22 december 2011.
3. De beoordeling
3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader, is op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] [Z.] (hierna: [zoon]) geboren.
[zoon] is door de vader erkend. Het hoofdverblijf van [zoon] is bij de moeder.
De ouders oefenen tezamen het ouderlijk gezag uit over [zoon].
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank [zoon] onder toezicht van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg gesteld.
3.3.
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking.
3.4.
Uit het petitum van zijn beroepschrift en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is gebleken dat de vader geen bezwaren heeft tegen de ondertoezichtstelling van [zoon] en evenmin tegen de benoeming van de stichting als gezinsvoogdij-instelling.
De vader heeft alleen bezwaren tegen de uitvoering van de ondertoezichtstelling door (een gezinsvoogd van) de locatie Heerlen of locatie Kerkrade.
3.5.
Ter zitting heeft de moeder verzocht de vader te veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep. De moeder heeft hiertoe aangevoerd dat de vader ten onrechte het rechtsmiddel in onderhavige zaak heeft aangewend. Volgens de moeder had de vader op voorhand kunnen weten dat het instellen van het rechtsmiddel van hoger beroep niet het gewenste effect zou kunnen sorteren.
Ontvankelijkheid
3.6.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het door de vader ingestelde hoger beroep overweegt het hof als volgt.
3.7.Het
is aan het oordeel van de kinderrechter de minderjarige, ex artikel 1:254 van het Burgerlijk wetboek (hierna: Bw), onder toezicht van een stichting te stellen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: Wjz).
De stichting heeft vervolgens als taak de ondertoezichtstelling uit te voeren, in casu ex artikel 10, lid 1 onder b, Wjz, juncto 1:257 Bw.
Blijkens artikel 4 lid 1 Wjz is de stichting in de provincie één en ondeelbaar.
- 3.7.1.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de stichting in beginsel eigenstandig kan bepalen welke persoon binnen welke locatie van het werkgebied van de stichting, namens de stichting als gezinsvoogd optreedt.
- 3.7.2.
De stichting kan op een daartoe strekkend verzoek vervanging van een gezinsvoogd honoreren of weigeren. Een zodanige beslissing is gebaseerd op artikel 44, lid 3 van het Uitvoeringsbesluit Wjz. Tegen een afwijzingsbeschikking is de kinderrechter niet bevoegd te oordelen.
- 3.8.
Ter zitting heeft (de advocaat van) de vader verklaard dat de stichting hem niet tegemoet wenst te komen in zijn bezwaren en dat hij met zijn beroep tegen de bestreden beschikking het hof als forum en/of platform wil gebruiken om zijn bezwaren tegen (een gezinsvoogd van) de locatie Heerlen of locatie Kerkrade kenbaar en bespreekbaar te maken.
- 3.9.
Het hof stelt vast dat de vader, ondanks het feit dat de uitkomst van de onderhavige procedure in hoger beroep voor (de advocaat van) de vader duidelijk moet zijn geweest, het beroep heeft doorgezet.
De advocaat noch de vader hebben omstandigheden aangevoerd die het hoger beroep overigens zouden kunnen rechtvaardigen.
- 3.10.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Proceskosten
- 3.11.
In het voorgaande ziet het hof misbruik van procesrecht en zal om die reden afwijken van de in het familierecht gebruikelijke kostencompensatie en de vader veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 30 september 2011;
veroordeelt de vader in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van de moeder tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 1.788,-.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.C.G Brants, C.D.M. Lamers en C.L.M. Smeets en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.