RFR 2024/62
Uitleg in een kortgedingprocedure van een arrest in de bodemprocedure. Welk bedrag dient de man bij de (terug)levering van de woning aan de vrouw te betalen?
HR 16-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:247
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 februari 2024
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/03555
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS959700:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:247, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑02‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:770, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 08‑09‑2023
- Wetingang
Art. 3:174, 3:185, 3:300, 6:2 BW; art. 24 Rv
Essentie
In de bodemprocedure is in eerste aanleg een gemeenschappelijke woning aan de vrouw toegedeeld. In beroep is de woning alsnog aan de man toegedeeld.
Welk bedrag dient de man bij (terug)levering van de woning aan de vrouw te voldoen, gelet op de uitleg van het arrest in de bodemprocedure?
Samenvatting
Partijen zijn ex-samenlevers. De relatie is in augustus 2018 beëindigd. Partijen houdt verdeeld de vraag aan wie van hen de woning moet worden toegedeeld, die is getaxeerd op € 965.000. Bij vonnis van 15 juli 2020 in de bodemprocedure deelt de Rechtbank Den Haag de woning toe aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.