Rb. Zeeland-West-Brabant, 27-03-2013, nr. C/12/86535 / HA ZA 12-298
ECLI:NL:RBZWB:2013:2139
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
27-03-2013
- Zaaknummer
C/12/86535 / HA ZA 12-298
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2013:2139, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27‑03‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 27‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Cliënte stelt advocaat aansprakelijk omdat zij in hoger beroep onvoldoende de fouten die de rechtbank volgens cliënte had gemaakt onder de aandacht van het Hof had gebracht. Advocaat was ingeschakeld nadat de memorie van grieven was ingediend. Het betreft een overeenkomst van opdracht als bedoeld in art. 7:400 BW. Rechtbank oordeelt dat het de taak van de advocaat is informatie te filteren alvorens deze aan de rechter over te leggen. De advocaat heeft daarbij eigen verantwoordelijkheid. Ook heeft advocaat de taak termijnen te bewaken waardoor overleg met cliënte in de knel kan komen
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/86535 / HA ZA 12-298
Vonnis van 27 maart 2013
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te[woonplaats],
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. Weinans te Roosendaal,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats],
verweerster in reconventie,
geen advocaat gesteld.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter bij de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Terneuzen van 12 december 2012, gewezen onder zaaknummer 236999
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter de zaak in reconventie, in de stand waarin deze zich op dat moment bevond, verwezen naar de sector civiel van de rechtbank Middelburg, thans rechtbank Zeeland-West-Brabant.
2.2.
[eiseres] is partij in een procedure bij het gerechtshof ’s Gravenhage. Het betreft het hoger beroep van een vonnis van de rechtbank Middelburg. [gedaagde] heeft [eiseres] gedurende een gedeelte van deze procedure rechtsbijstand verleend. Op het moment dat [eiseres] [gedaagde] verzocht haar in die procedure bij te staan, had de vorige advocaat van [eiseres] bij het gerechtshof al de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens grieven in het incidenteel appel ingediend. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een uitgebreide brief gestuurd waarin zij haar bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank uiteen heeft gezet. [gedaagde] heeft een akte opgesteld en een pleitnotitie voor een schriftelijk pleidooi. In een brief van 1 juli 2010 heeft [gedaagde] [eiseres] erop gewezen dat de pleitnotitie uiterlijk op 3 augustus 2010 moest worden ingediend en dat verder uitstel niet zou worden verleend. In dezelfde brief heeft [gedaagde] [eiseres] verzocht een afspraak te maken voor de week van 5-9 juli 2010 om de inhoud van de reeds opgestelde akte te bespreken, omdat anders de tijd voor aanvullingen en/of verbeteringen te kort zou worden.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad en na vermeerdering van eis zonder processueel bezwaar van [gedaagde], om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 164.355,45 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2012 tot de dag van voldoening en de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de behandeling van de zaak van[eiseres]. [eiseres] heeft [gedaagde] gewezen op fouten c.q. onvolledigheden in het vonnis van de rechtbank en verzocht die in de appelprocedure te betrekken. Dat is niet gebeurd. Daarnaast heeft [gedaagde] [eiseres] op 5 augustus 2010 een brief gestuurd met een verzoek om uiterlijk op 11 augustus 2010 een reactie te geven op de concept pleitnota. Deze brief heeft [eiseres] pas op 7 augustus 2010 ontvangen. De termijn van vier dagen om te reageren was, in verband met de complexiteit van de zaak, te kort. [eiseres] lijdt schade doordat haar bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank niet aan het gerechtshof zijn voorgelegd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. De standpunten van [eiseres] zijn wel bij het gerechtshof aangevoerd. Dat blijkt behalve uit de memorie van antwoord, tevens grieven in incidenteel appel, ook uit de pleitnota en het tussenarrest van het gerechtshof van 22 februari 2011. In dat arrest wordt ten aanzien van een aantal van die punten immers een hertaxatie bevolen of wordt daar anderszins op beslist. Van de andere punten was het niet in het belang van[eiseres] die aan te voeren en/of hadden deze geen enkele kans van slagen, of zijn die door [eiseres] niet als bezwaar tegen het vonnis genoemd. De brief van 5 augustus 2010 betrof niet de eigen pleitnota, maar die van de wederpartij. De eigen pleitnota was een bewerking van een concept akte die al in april 2010 aan [eiseres] was gestuurd, maar waar deze nooit inhoudelijk op heeft gereageerd. Ook op de concept pleitnota heeft [eiseres] niet tijdig gereageerd, ondanks verzoeken van [gedaagde] om een en ander te bespreken. Bovendien is door het gerechtshof nog geen eindarrest gewezen, zodat van schade nog geen sprake kan zijn. Daarnaast betekent dat een partij niet krijgt wat zij wil niet per definitie dat de advocaat het fout heeft gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, in het navolgende nader worden in gegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[gedaagde] heeft bij de kantonrechter verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie van [eiseres]. De proceshandelingen van [gedaagde] bij de kantonrechter blijven ook na verwijzing geldig. [gedaagde] wordt derhalve, ondanks dat zich namens [gedaagde] geen advocaat heeft gesteld, aangemerkt als geldig in het geding verschenen.
4.2.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] voor [eiseres] werkzaamheden zou verrichten, namelijk het verlenen van rechtsbijstand. Dit is een overeenkomst van opdracht, waarop de artikelen 7:400 e.v. BW van toepassing zijn. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] uit die overeenkomst (artikel 6:74 BW).
4.3.
Daartoe moet de omvang van de opdracht worden vastgesteld. Vast staat dat [gedaagde] de opdracht van [eiseres] heeft gekregen nadat een vorige advocaat de memorie van antwoord, tevens grieven in incidenteel appel namens [eiseres] bij het gerechtshof had ingediend. Hieruit volgt dat het opstellen van deze memorie niet onder de door [eiseres] aan [gedaagde] verstrekte opdracht viel.
4.4.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] heeft verzuimd (delen van) haar bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank in de procedure bij het gerechtshof in te brengen. Voor zover [eiseres] hiermee doelt op het ontbreken van die bezwaren in de genoemde memorie van antwoord, tevens grieven in incidenteel appel, volgt de rechtbank [eiseres] daarin niet. [gedaagde] kan niet aansprakelijk worden gehouden voor eventuele tekortkomingen in werkzaamheden die niet onder de reikwijdte van de aan haar gegeven opdracht vallen. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van de zaak dan ook beperken tot de door [gedaagde] opgestelde akte en pleitnota.
4.5.
Voor zover [eiseres] bedoelt dat haar bezwaren in de akte en de pleitnota onvoldoende onder de aandacht van het gerechtshof zijn gebracht, is dat door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Deels waren de door [eiseres] nu genoemde bezwaren niet eerder aan haar kenbaar gemaakt en voor het overige zijn die bezwaren in voldoende mate aan de orde gesteld, aldus [gedaagde], onder verwijzing naar (citaten uit) het tussenarrest van het gerechtshof van 11 februari 2011 en de pleitnota. [eiseres] heeft daarop volstaan met een herhaling van haar stellingen, doch deze niet (nader) met feiten en/of omstandigheden gestaafd. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde], heeft [eiseres] haar stellingen dienaangaande onvoldoende onderbouwd.
4.6.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres] voorts aldus, dat [gedaagde] ten onrechte aanwijzingen van [eiseres] aangaande de inhoud van de akte en/of pleitnota niet zou hebben opgevolgd. De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
4.7.
Artikel 7:401 BW bepaalt dat de opdrachtnemer ([gedaagde]) bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Artikel 7:402 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtnemer gehouden is om gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht. In het licht van deze bepalingen moet de onderhavige zaak worden beoordeeld.
4.8.
[eiseres] stelt bij conclusie van repliek in reconventie (randnummer 3, sub d) ten aanzien van de belastingschuld over 1997 dat “niet van belang is of de kwestie (…) uiteindelijk gunstig voor [eiseres] zou zijn beslist ...” omdat “… ondanks de instructie van[eiseres], die kwestie niet (…) aan de orde is gesteld”. Voor zover [eiseres] hiermee wil betogen dat met het enkele niet opvolgen van enige aanwijzing van [eiseres] sprake zou zijn van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagde], miskent [eiseres] de beide hiervoor aangehaalde artikelen. Artikel 7:402 lid 1 BW noemt enkel tijdig gegeven en verantwoorde aanwijzingen. De opdrachtnemer is dus niet zonder meer gehouden iedere aanwijzing op te volgen. De op grond van artikel 7:401 BW in acht te nemen zorg kan bovendien zelfs zo ver gaan dat de opdrachtnemer diens opdrachtgever tegen een eigen gebrek aan inzicht in bescherming behoort te nemen (HR 23 mei 1997, NJ 1998, 192 en HR 5 juni 2009, RvdW 2009, 684). Juist het wél zonder meer opvolgen van de aanwijzing kan in voorkomend geval wanprestatie opleveren.
4.9.
Tussen partijen staat als onweersproken vast dat [eiseres] aan [gedaagde] een uitgebreide brief heeft gestuurd met daarin de bezwaren van [eiseres] tegen het vonnis van de rechtbank. Blijkens de brief van 5 augustus 2010 van [gedaagde] aan[eiseres], is die brief met bezwaren door [gedaagde] als uitgangspunt genomen voor het opstellen van de pleitnota.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat het verwerken van de uitgebreide brief met bezwaren van[eiseres] tot een processtuk waarmee het belang van [eiseres] optimaal is gediend, bij uitstek behoort tot de opdracht aan/de taakuitoefening van [gedaagde] als advocaat. Dat daarbij een schifting van informatie, feiten en stellingen etc. wordt gemaakt en de inhoud van die brief mogelijk niet integraal in de akte of pleitnota wordt opgenomen, is inherent aan de taak van de advocaat en betekent op zich niet dat deze in de uitoefening van die taak is tekortgeschoten. Het is aan [eiseres] als opdrachtgever om (mits daartoe in de gelegenheid gesteld), indien zij meent dat bepaalde onderdelen van de aangeleverde informatie ten onrechte niet (juist) zijn verwerkt, daar op te wijzen.
4.11.
In de brief van 1 juli 2010 vraagt [gedaagde] [eiseres] om een afspraak te maken voor een bespreking in de week van 5-9 juli, omdat anders de tijd om aanvullingen en/of verbeteringen in de pleitnota voor 3 augustus 2010 te verwerken, te kort wordt. Niet door [eiseres] betwist is dat deze pleitnota een bewerking was van een akte waarvan [gedaagde] het concept al in april 2010 aan [eiseres] heeft toegestuurd, eveneens met een verzoek de inhoud te bespreken. Aldus heeft [gedaagde] [eiseres] uitdrukkelijk in staat gesteld om (nadere) aanwijzingen te geven met betrekking tot de inhoud van de pleitnota. [eiseres] heeft evenmin betwist dat zij niet (tijdig) inhoudelijk op het concept van de akte of de pleitnota heeft gereageerd. Gelet op de beperking van artikel 7:402 lid 1 BW tot tijdig gegeven aanwijzingen, kan aan [gedaagde] dan ook niet als tekortkoming worden tegengeworpen dat op enig moment mogelijk toch nog door [eiseres] gegeven inhoudelijk commentaar niet in de pleitnota is verwerkt. In het licht van het voorgaande verwerpt de rechtbank tevens de stelling van [eiseres] dat zij onvoldoende tijd heeft gehad om op het concept van de pleitnota te reageren.
4.12.
Voor zover [eiseres] bedoelt te stellen dat [gedaagde] in haar taakuitoefening is tekortgeschoten door de pleitnota, ondanks het ontbreken van inhoudelijk commentaar of goedkeuring van [eiseres], op enig moment bij het gerechtshof in te dienen, verwerpt de rechtbank ook die stelling. Tot de taak van de advocaat als procesvertegenwoordiger behoort immers eveneens het bewaken van procedurele termijnen. In de brief van 1 juli 2010 wijst [gedaagde] [eiseres] er uitdrukkelijk op dat de pleitnota op 3 augustus 2010 moet worden ingediend en dat verder uitstel niet zal worden verleend. Gesteld noch gebleken is dat nader uitstel toch mogelijk was geweest. Door de pleitnota op 3 augustus 2010 in te dienen ondanks het ontbreken van een inhoudelijke reactie van [eiseres] heeft [gedaagde] voorkomen dat het recht om de pleitnota in te dienen zou vervallen.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] door op de hiervoor omschreven wijze de akte en pleitnota op te stellen, aan [eiseres] in concept voor te leggen en uiteindelijk in te dienen, heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou gaan (HR 9 juni 2000, NJ 2000, 460), zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van enig tekortschieten door [gedaagde] bij de uitoefening van haar werkzaamheden voor[eiseres]. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
4.14.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.