Rb. Rotterdam, 10-02-2020, nr. C/10/589985 / FA RK 20-350
ECLI:NL:RBROT:2020:1347
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
10-02-2020
- Zaaknummer
C/10/589985 / FA RK 20-350
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:1347, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 10‑02‑2020; (Beschikking)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2020:1289, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0057
Uitspraak 10‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Opvolgende rechterlijke machtiging i.v.m. het syndroom van Korsakov.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/589985 / FA RK 20-350
Opvolgende rechtelijke machtiging
Beschikking van 10 februari 2020 betreffende het verzoek tot verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van ten hoogste twee of vijf jaren als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt] ,
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in het Korsakovcentrum Slingedael te Rotterdam,
advocaat mr. M.C. Bekkering te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 21 januari 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 22 februari 2018;
- -
de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door D. van der Meer, psychiater, en K.G.A. Nieuwenhuis, Wzd-functionaris, van 8 januari 2020;
- -
de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 13 januari 2020;
- -
de verklaring van de zorgaanbieder R.M.B. Helder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 31 december 2019;
- -
het zorgplan van 3 december 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020, in het Korsakovcentrum Slingedael. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- -
cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
- -
R.A. Helder, specialist ouderengeneeskunde, J. Vermaas, verzorgende, beiden verbonden aan het Korsakovcentrum Slingedael.
2. Beoordeling
2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 december 2019 heeft de rechtbank op voet van artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) een machtiging verleend tot voortgezet verblijf van cliënt in een psychiatrisch ziekenhuis. Met ingang van 1 januari 2020 is de Wzd in werking getreden, ter opvolging van de Wet Bopz. Gelet op deze overgang is het overgangsrecht van toepassing. Op grond van artikel 76 lid 2 Wzd wordt een krachtens de Wet Bopz verleende machtiging tot voortgezet verblijf gelijkgesteld met een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 24 Wzd.
2.2.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychische stoornis, te weten het syndroom van Korsakov.
2.4.
Gelet op artikel 1 lid 4 Wzd kunnen bij AMvB ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd en de daarop berustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking indien:
- a.
deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
- b.
de benodigde zorg in verband het deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
- c.
deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
2.5.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 20 september 2019 het voornemen kenbaar gemaakt dat een aantal beschreven (uitingen van) aandoeningen, waaronder het syndroom van Korsakov, met een AMvB zal worden aangewezen als “gelijkgestelde aandoeningen”. Uit het voornemen van het Ministerie blijkt dat personen dan in beide wetten een plek krijgen, naar gelang hun zorgbehoefte. Afhankelijk van het ziektebeloop kan beoordeeld worden welk wettelijk regime op dat moment van toepassing moet zijn.
2.6.
De advocaat van cliënt wijst ter zitting op het feit dat genoemd AMvB nog niet van kracht is, dat het syndroom van Korsakov daarmee niet onder het bereik van de Wzd valt, en dat om die reden afwijzing van het verzoek zou dienen te volgen, dan wel aanhouding op grond van art. 38 lid 10 Wzd teneinde aan het CIZ en de officier van justitie het gevoelen kenbaar te maken dat de rechtbank zich afvraagt of een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg niet passender is. De advocaat bepleit dat een zorgmachtiging onder de Wvggz ook daadwerkelijk passender zou zijn, nu die de mogelijkheid zou bieden meer maatwerk te leveren bij de gedwongen zorg, indien de noodzaak daartoe al door de rechtbank zou worden aangenomen. De advocaat bepleit daarbij dat gedwongen opname als onderdeel van die zorg niet noodzakelijk is. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.7.
Zowel uit de geneeskundige verklaring als uit de verklaring van de specialist ouderengeneeskunde ter zitting blijkt dat de cognitieve beperking ten gevolge van de aandoening en het regieverlies op de voorgrond staan. Uit het neuropsychologisch onderzoek van 2019 is gebleken dat er sprake is van een cognitieve stoornis die ziet op het (verbale) geheugen en traagheid, waardoor cliënt onvoldoende in staat is om voor zichzelf te zorgen. De opname van cliënt is gevolgd na ontslag uit een eerdere opname. Deze heropname was nodig wegens verwaarlozing, terugval in alcoholgebruik en significante somatische klachten wegens tekortschietende zelfzorg, in verband met de noodzaak tot regelmatig katheterisatie. Weliswaar vermeldt het zorgplan dat hij toewerkt naar zelfstandigheid en staat ook in de geneeskundige verklaring dat het komende half jaar zou moeten worden beoordeeld of en hoe dat mogelijk zou zijn, de specialist ouderengeneeskundige speekt ter zitting uit dat 24-uursbegeleiding en –zorg altijd noodzakelijk zal blijven, en dat terugkeer naar huis niet mogelijk is, omdat hij de structuur die een instelling biedt nodig heeft. Gelet op het voorgaande is voldoende duidelijk gemaakt dat in het geval van cliënt het syndroom van Korsakov zich als zodanig presenteert dat is voldaan aan de eisen die worden genoemd in artikel 1 lid 4 Wzd. Om die reden is de rechtbank is van oordeel dat gerechtvaardigd is vooruit te lopen op het van kracht worden van de AMvB, en hier de Wzd van toepassing te achten.
2.8.
Daar komt het volgende bij. De rechtbank is in elk geval overtuigd van het feit dat de stoornis van cliënt ernstig gevaar voor hem oplevert dat niet anders dan met een opname kan worden afgewend. Een aanhouding op grond van art. 38 lid 10 Wzd zou echter tot gevolg hebben dat – indien een zorgmachtiging op grond van de Wvggz zou worden toegewezen – cliënt zou moeten verhuizen naar een Wvggz-accommodatie en niet zou kunnen blijven wonen in het (in Korsakov gespecialiseerde) verpleeghuis waar betrokkene thans verblijft. De rechtbank begrijpt van betrokkene dat hij liever niet in dit verpleeghuis zou wonen, maar een Wvggz-accommodatie zal nog minder aansluiten bij zijn wensen, en ook minder bij zijn behoeften. De rechtbank acht het om die reden ook in het belang van cliënt om vooruitlopend op het van kracht worden van de AMvB de Wzd toe te passen.
2.9.
De cognitieve beperking ten gevolge van de aandoening en het regieverlies bij cliënt leiden, gelet op het voorgaande, tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel is gelegen in het bestaan of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
2.10.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.11.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.12.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf.
2.13.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een opvolgende machtiging. Nu ter zitting is besproken dat de vrijheden van betrokkene worden uitgebreid en de alternatieve mogelijkheden op lange termijn beoordeeld worden, zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor de duur van zes maanden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 augustus 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier op 10 februari 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.