HR 25 november 2003, LJN AM0244, rov. 3.8.
HR, 29-05-2012, nr. 10/03737 E
ECLI:NL:HR:2012:BW6664
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-05-2012
- Zaaknummer
10/03737 E
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BW6664
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW6664, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW6664
ECLI:NL:HR:2012:BW6664, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑05‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6664
- Vindplaatsen
Conclusie 29‑05‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 10/03737
Mr. Machielse
Zitting 13 maart 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Op 3 augustus 2010 heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis van de economische politierechter te Alkmaar van 11 september 2008, waarbij verdachte is veroordeeld voor 1. Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 7b, tweede lid, aanhef en onder d van de Woningwet, opzettelijk begaan, en 2. Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, bevestigd behoudens wat betreft de strafoplegging en de motivering daarvan. Het hof heeft aan verdachte een boete van € 3000 opgelegd.
2.
Mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel betreft de stelling van verdachte dat het gesloopte dak geen asbesthoudend materiaal bevatte. Dat verweer is in eerste aanleg gevoerd, maar is in hoger beroep nog nader onderbouwd doordat verdachte een brief van zijn vader heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt en omdat ter terechtzitting in hoger beroep de meegebrachte getuige [betrokkene 2] eveneens heeft verklaard ten gunste van verdachte. Onder deze omstandigheden had het hof niet kunnen volstaan met een bevestiging van het vonnis.
3.2.
De bevestigde bewezenverklaring houdt in dat:
"1. hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 22 januari 2008, te Tuitjenhorn, gemeente Harenkarspel, opzettelijk zonder (sloop-)vergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente Harenkarspel een dak (bestaande uit asbesthoudend materiaal) behorende bij een schuur, gelegen aan de [a-straat 1] van ongeveer 120 vierkante meter, zijnde een (gedeelte van een) bouwwerk heeft gesloopt, terwijl dit slopen mede betrof het verwijderen van asbest;
2. hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 22 januari 2008, teTuitjenhorn, gemeente Harenkaspel, als degene die anders dan in uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een dak bestaande uit asbesthoudend materiaal, behorende bij een schuur, gelegen aan de [a-straat 1], althans een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk heeft afgebroken of uit elkaar heeft genomen of heeft doen afbreken of uit elkaar heeft doen nemen, niet heeft beschikt over een asbestinventarisatierapport ten aanzien van dat dak, althans dat bouwwerk of object, terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat zich in het dak, althans dat bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevond."
3.3.
Ter terechtzitting van de economische politierechter heeft verdachte verklaard dat er op de schuur ooit een dak met asbest heeft gelegen maar dat dat asbest door zijn vader in de jaren '90 is gesaneerd. Zijn vader zou dat asbest in 1998 in het kader van een asbestinleveractie van de WLTO in samenwerking met de gemeente hebben ingeleverd. Het asbest heeft een aantal jaren op het terrein gelegen. Verdachte heeft een bon getoond die afkomstig zou zijn van de toenmalige voorzitter van de WLTO. Voorts heeft verdachte nog verklaard:
"U vraagt mij waarom ik dit niet tegen de politie heb gezegd. Ik was overbluft en ben dichtgeklapt. Ik was geïntimideerd doordat er opeens drie mannen op mijn pad stonden. Ik heb wel tegen de politie verteld over het meedoen aan de inleveractie.
Het dak, waar dus geen asbest in zat, is in december 2007 gesloopt. Toen ik de sloopvergunning aanvroeg, zat het dak er nog op.
- U.
houdt mij voor dat bij de aanvraag voor een sloopvergunning bij vraag 10 'zal er naar verwachting asbesthoudend sloopafval vrijkomen?' het antwoord 'ja' is aangekruist en u wijst op de brief van de gemeente Harenkarspel van 29 november 2007 waarin over asbest wordt gesproken. Ik zeg u dat ik in de tussentijd tussen de aanvraag van de sloopvergunning en het slopen aan [betrokkene 3] van de gemeente heb laten weten dat het dak geen asbest bevatte. Ik heb de aanvraag voor de sloopvergunning door een derde laten doen. Ik heb zelf alleen een handtekening gezet. Dat is fout geweest. Ik heb tegen [betrokkene 3] gezegd dat er geen asbest op het dak zat en dat er dus geen vergunning nodig was. Ik heb hier geen reactie op gekregen. Uiteindelijk heb ik toch een vergunning gekregen, zonder een asbestinventarisatierapport te hebben ingeleverd. Die vergunning heb ik in mei van dit jaar gekregen, toen het dak er al af was. Ik vind het vreemd dat de gemeente eerst twee keer om een rapport vraagt en later een vergunning afgeeft, zonder dat er een rapport is overgelegd.
De officier van justitie wijst erop dat er bij de schuur een stukje materiaal is aangetroffen dat asbest bleek te bevatten. Zo'n stukje kun je bij elk pand wel vinden. Het kan net zo goed van de buurman afkomstig zijn. Ik zou wel eens willen weten waar dat stukje is gevonden. U toont mij de foto op pagina 13 van het dossier waarop met een pijl de vindplaats is aangegeven. Ik ontken ten stelligste dat het stukje van mijn schuur afkomstig was.
Ik heb alleen maar het dak verwijderd dat mijn vader op de schuur gezet heeft en dat was asbestvrij. Mijn vader heeft geen factuur meer van dat nieuwe dak.
De officier van justitie vraagt mij waarom iemand anders de vergunningaanvraag heeft gedaan. Ik had daar zelf geen tijd voor. De aanvraag is verzorgd door een vriend van mijn broer. Die persoon is constructietekenaar, geen asbestdeskundige. Het gaat bij de vraag of er asbesthoudend sloopafval te verwachten is om een inschatting. Het antwoord op die vraag in de vergunningaanvraag had 'nee' moeten zijn in plaats van 'ja'.
De platen die ik van het dak af heb gehaald, zijn gestort bij Holland Collect. Ik heb er geen verklaring voor dat op de weegbon staat dat de platen zijn ingenomen als asbest. Ik heb ze niet zelf weggebracht. Ze zijn weggebracht door een vriend van mij. Ik mag namelijk zelf niet met de aanhangwagen rijden en bovendien had ik het erg druk, want in de periode half november-december moeten de tulpen de grond in.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik dat ik het dak zelf gesloopt heb."
3.4.
Ter terechtzitting van het gerechtshof heeft verdachte herhaald dat zijn vader begin jaren '90 het dak van de schuur heeft vernieuwd en het asbest in 1998 heeft ingeleverd. Verdachte heeft op zijn beurt het dak dat zijn vader er indertijd op heeft gelegd in 2007 weer gesloopt. Ook heeft verdachte herhaald dat een ander de aanvraag voor de sloopvergunning heeft opgemaakt. Het door verdachte afgebroken dak bestond uit golfplaten. Als dat soort materiaal wordt gestort gaat de innemende instantie ervan uit dat het asbest bevat. Voorts heeft verdachte nogmaals verklaard dat hij de gemeente heeft gebeld en heeft gezegd dat het dak begin jaren '90 was vervangen. Verdachte heeft aan de gemeente doorgegeven dat het dak geen asbest meer bevatte. Hij heeft een brief van zijn vader van 17 juli 2010 ter ondersteuning van zijn standpunt aan het hof overgelegd. Het hof heeft de meegebrachte getuige [betrokkene 2] gehoord. Deze heeft verklaard dat hij het dak dat verdachte van de schuur had afgesloopt heeft weggebracht naar Holland Collect. De getuige wist niet om wat voor materiaal het ging. Op de bon is vermeld dat het om asbest ging omdat de medewerkers van Holland Collect zeiden dat het als asbest afgevoerd moest worden als niet kon worden aangetoond dat er geen asbest inzat.
3.5.
Het hof heeft ook de in het vonnis van de economische politierechter opgenomen nadere bewijsoverweging bevestigd, welke bewijsoverweging is opgenomen ter weerlegging van het door verdachte gevoerde verweer. Deze bewijsoverweging luidt aldus:
"Verdachte heeft gesteld dat het door hem gesloopte dak van de schuur op het perceel [a-straat 1] te Tuitjenhorn geen asbest bevatte en dat de oorspronkelijke asbesthoudende dakplaten reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw waren afgevoerd
De economische politierechter acht deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Het door verdachte ter terechtzitting getoonde document is onvoldoende eenduidig om zijn stelling te onderbouwen. Daar komt bij dat verdachte geen factuur voor het nieuwe (asbestvrije) dak heeft kunnen tonen, terwijl verdachte ook geen stuk van het door hem gesloopte dak heeft bewaard om de economische politierechter van zijn gelijk te overtuigen.
Bovendien draagt het feit dat verdachte eerst ter zitting met zijn verweer is gekomen en bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie kennelijk onwillig is geweest om enige informatie over het slopen van het dak te verschaffen, niet bij aan de geloofwaardigheid van de lezing van verdachte.
Op grond van de hierboven reeds aangehaalde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de economische politierechter wettig en overtuigend bewezen dat het door verdachte gesloopte dak asbest bevatte."
3.6.
Verdachte heeft aldus zijn in eerste aanleg gehouden verweer kracht bijgezet door het aanvoeren van nieuwe argumenten. Verdachte heeft immers een brief van zijn vader over de gang van zaken in de negentiger jaren van de vorige eeuw overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. Voorts heeft verdachte een getuige aangebracht die het sloopmateriaal dat vrijkwam bij de tweede sloop van het dak naar Holland Collect heeft vervoerd en die uitleg heeft gegeven over de achtergrond van de vermelding dat het om asbesthoudend afval zou gaan. Aldus heeft verdachte in hoger beroep nieuwe argumenten aangevoerd waardoor de appelrechter gehouden was op het verweer alsnog zelfstandig uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen.1. Ik benadruk in dit verband nog dat de economische politierechter en in zijn voetsporen het hof wel erg strenge eisen stelt aan verdachte door te verwachten dat hij een stuk van het door hem gesloopte dak zal bewaren om de rechter van zijn gelijk te overtuigen.
Het middel is terecht voorgesteld.
4.1.
Het tweede middel klaagt dat het hof niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van verdachte dat het door hem gesloopte dak geen asbest bevat.
4.2.
Het hof heeft echter de verwerping van dit verweer door de economische politierechter overgenomen en aldus dit verweer gemotiveerd verworpen. Daarom is formeel voldaan aan de eisen van het tweede lid van artikel 359 Sv.
Dit middel faalt.
5.
Het eerste middel lijkt mij terecht te zijn voorgesteld, hetgeen tot vernietiging van het bestreden arrest behoort te leiden. Ambtshalve heb ik overigens geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑05‑2012
Uitspraak 29‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Art. 359.2 Sv, uos. Bevestiging vonnis. Nu het bij het Hof naar voren gebrachte uos. ook nieuwe argumenten bevatte n.a.v. het verhoor van een getuige ttz. in h.b., kan de motivering door de Pr in het door het Hof bevestigde vonnis niet als een opgave van bijzondere redenen a.b.i. art. 359.2 Sv gelden.
Partij(en)
29 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/03737 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 3 augustus 2010, nummer 23/004688-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot afwijking van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 22 januari 2008, te Tuitjenhorn, gemeente Harenkarspel, opzettelijk zonder (sloop-)vergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente Harenkarspel een dak (bestaande uit asbesthoudend materiaal) behorende bij een schuur, gelegen aan de [a-straat 1] van ongeveer 120 vierkante meter, zijnde een (gedeelte van een) bouwwerk heeft gesloopt, terwijl dit slopen mede betrof het verwijderen van asbest;
2. hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 22 januari 2008, te Tuitjenhorn, gemeente Harenkaspel, als degene die anders dan in uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een dak bestaande uit asbesthoudend materiaal, behorende bij een schuur, gelegen aan de [a-straat 1], althans een bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk heeft afgebroken of uit elkaar heeft genomen of heeft doen afbreken of uit elkaar heeft doen nemen, niet heeft beschikt over een asbestinventarisatierapport ten aanzien van dat dak, althans dat bouwwerk of object, terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat zich in het dak, althans dat bouwwerk of object asbest of een asbesthoudend product bevond."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
- "-
Het proces-verbaal met nummer PL10MB/08-010461, gedateerd 22 februari 2008, waarin de verbalisant [verbalisant 1] als volgt heeft gerelateerd (paginanummer: 4 e.v.):
Aanleiding onderzoek:
Op 22 januari 2008 bevond ik, [verbalisant 1], mij op het terrein van een inrichting gevestigd op het perceel [a-straat 1] in Tuitjenhorn, gemeente Harenkarspel. Ik vergezelde [betrokkene 1] en [betrokkene 2], beide werkzaam als toezichthouders bij de gemeente Harenkarspel. Door de gemeente was geconstateerd dat op het perceel een dak van een schuur was gesloopt zonder sloopvergunning van Burgemeester en Wethouders.
Bevindingen:
Hierop heb ik een onderzoek ingesteld op het terrein. Ik zag dat op het terrein een groenkleurige houten schuur stond. Ik zag dat het dak van deze schuur was verwijderd. Ik heb de buitenafmeting van de schuur afgepast. Ik zag daarbij dat de schuur een lengte had van circa 12 meter en een breedte van circa 10 meter. Het verwijderde dakvlak was derhalve circa 120 vierkante meter groot.
Van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vernam ik dat voor het slopen van het dak van de schuur door de gemeente Harenkarspel geen sloopvergunning was verleend. Door de eigenaar van het perceel, [verdachte], was wel een sloopvergunning aangevraagd op 1 november 2007. Door de gemeente Harenkarspel was echter nog geen beslissing genomen omtrent de aanvraag voor de sloopvergunning omdat een asbestinventarisatie ontbrak en niet bekend was welk erkend bedrijf het dak van de schuur zou gaan verwijderen.
Ik heb hierop de omgeving van de schuur onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van asbest. Ik trof achter de schuur, nabij een hoop stenen, een verdacht stukje golfplaat aan. Ik herkende het stukje golfplaat als onderdeel van golfplaten die in het verleden werden toegepast als dakbedekking van landbouwschuren. Ik zag aan de breukvlakken van het stukje materiaal dat dit stukje recent van een grotere plaat was afgebroken. Ik vermoedde dat dit stukje materiaal met het verwijderen van het dak was afgebroken en op de plaats waar ik het heb aangetroffen op de bodem was terechtgekomen.
Ik heb het stukje plaatmateriaal veiliggesteld en aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van de gemeente Harenkarspel overgedragen teneinde te worden onderzocht op de aanwezigheid van asbestvezels. Het stukje plaatmateriaal is door [betrokkene 1] deugdelijk verpakt en gewaarmerkt op 22 januari 2008 opgestuurd naar Omegam Laboratoria in Amsterdam.
Van de gemeente ontvangen bescheiden:
Van [betrokkene 1] van de gemeente Harenkarspel ontving ik op dinsdag 22 januari 2008 de volgende bescheiden:
- -
Aanvraagformulier sloopvergunning van [verdachte] van 1 november 2007, inclusief tekening;
- -
Brief van de gemeente Harenkarspel van 29 november 2007;
- -
Luchtfoto Harenkarspel van 11 april 2005;
- -
Proces-verbaal bevindingen [betrokkene 1] en [betrokkene 2];
- -
Aanvraag om vergunning tot bouwen d.d. 12 juli 1951;
- -
Vergunning tot het bouwen, vernieuwen, veranderen of uitbreiden van een gebouw van 17 juli 1951;
- -
Verzoek om bouwvergunning d.d. 26 september 1961;
- -
Vergunning voor het bouwen, vernieuwen, veranderen of uitbreiden van een gebouw d.d. 12 oktober 1961.
Uit de ontvangen bescheiden bleek mij het volgende:
Op 1 november 2007 is door [verdachte] vergunning aangevraagd voor het slopen van een schuur/werkruimte op het perceel [a-straat 1] in Tuitjenhorn. Onder punt 10 van de aanvraag staat de vraag vermeld: 'Zal er naar verwachting asbesthoudend sloopafval vrijkomen?'. Ik zag dat het vakje 'ja' was aangekruist. Onder punt 11 staat de vraag vermeld: 'Op welke plaatsen in het bouwwerk zijn asbesthoudende materialen aanwezig?'. Ik zag dat de aanvrager hierop had ingevuld: 'Op dak van de schuur/werkruimte'.
Hierop heeft de gemeente Harenkarspel gereageerd met een brief van 29 november 2007. Hierin gaf de gemeente aan dat zij niet eerder een beslissing konden nemen op de aanvraag voor een sloopvergunning, dan nadat zij een rapport van een onderzoek uitgevoerd door een deskundig asbestonderzoeksbedrijf hadden ontvangen en de aanvrager had aangegeven welk gecertificeerd bedrijf het asbest zou gaan verwijderen. Uit de aanvraag om vergunning tot bouwen van 12 juli 1951 bleek mij dat onder punt 25 stond vermeld dat de te bouwen overdekte los- en laadplaats voor landbouwproducten is afgedekt met grijze asbestplaten.
Op 11 april 2005 heeft de gemeente Harenkarspel luchtfoto's laten maken van het gebied rond de [a-straat] in Tuitjenhorn. Op de luchtfoto's is duidelijk te zien dat op het dat moment het dak van de schuur op het perceel [a-straat 1] bestaat uit de karakteristieke grijze asbest golfplaten.
Uitslag onderzoek stukje plaatmateriaal:
Op vrijdag 1 februari 2008 ontving ik van [betrokkene 1] de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat door Omegam Laboratoria was uitgevoerd aan het door de gemeente aangeboden monster. Ik zag dat op het analysecertificaat stond vermeld dat het monster 15-30% chrysotiel (Wit asbest) bevatte.
Ontvangen stortbon:
Op 30 januari 2008 heb ik, [verbalisant 1], de verdachte [verdachte] op grond van artikel 19 van de Wet op de economische delicten schriftelijk gevorderd mij een stortbon te overleggen van het asbesthoudende materiaal dat van het dak was verwijderd. Ik ontving hierop op dinsdag 12 februari 2008 een weeg-/terreinbon van Holland Collect. Ik zag hierop dat op 18 december 2007, omstreeks 15.30 uur, in totaal 1740 kilogram Asbest bedrijfsmatig (buiten regio) was gestort.
Resumé:
Uit het door mij ingestelde onderzoek is mij gebleken dat de verdachte [verdachte] een dak van een schuur met een afmeting van circa 120 vierkante meter heeft gesloopt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat zich hierin een asbesthoudend product bevond. Dit terwijl de verdachte niet beschikte over een asbestinventarisatierapport.
Uit het bouwdossier van de gemeente Harenkarspel bleek mij dat deze schuur voor een deel in 1951 en voor een deel in 1961 is gebouwd en dat het dak bestond uit asbestgolfplaten. Ook is uit het bouwdossier niet naar voren gekomen dat deze platen in de tussentijd zijn vervangen.
- -
Een geschrift, te weten een 'analysecertificaat', afkomstig van Omegam Laboratoria, als bijlage gevoegd bij bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen.
Dit geschrift houdt onder meer het volgende in (pagina 42):
Projectomschrijving: asbest in plaatmateriaal
Opdrachtgever: gemeente Harenkarspel
Ontvangstdatum: 23/01/2008
Asbestonderzoek: Chrysotiel massa% 15-30
- -
Een geschrift, te weten een 'aanvraagformulier sloopvergunning', gedateerd 1 november 2007 en ondertekend door [verdachte], als bijlage gevoegd bij bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen.
Dit geschrift houdt onder meer het volgende in (pagina 16 e.v.):
Datum van ontvangst: 7 november 2007
Gegevens van de opdrachtgever van het sloopproject:
Naam en voorletter: [verdachte]
Kwaliteit: eigenaar
Adres: [adres]
Plaats van het te slopen bouwwerk:
Adres: [a-straat 1], [plaats]
Kadastraal bekend: Harenkarspel, sectie [...]
Wordt het gehele bouwwerk gesloopt?
Antwoord 'nee' is aangekruist
Zal er naar verwachting asbesthoudend sloopafval vrijkomen?
Antwoord 'ja' is aangekruist
Op welke plaatsen in het bouwwerk zijn asbesthoudende materialen aanwezig?
Antwoord: op het dak van de schuur/werkruimte
Is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van asbest?
Antwoord 'nee' is aangekruist.
- -
Een geschrift, te weten een 'weeg-/terreinbon', afkomstig van Holland Collect te Middenmeer, als bijlage gevoegd bij bovengenoemd proces-verbaal van bevindingen.
Dit geschrift houdt onder meer het volgende in
(pagina 45):
Verwerker: Holland Collect
Datum: 18-12-2007
Materiaal: asbest bedrijfsmatig (buiten regio)
Netto gewicht: 1.740 kg
Opmerking: Strooper
- -
Het proces-verbaal met nummer PL10MB/08-110454, gedateerd 29 januari 2008, waarin als de op 22 januari 2008 tegenover verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring van verdachte het volgende is opgenomen (pagina 11 e.v.):
De schuren op het perceel [a-straat 1] in Tuitjenhorn zijn mijn eigendom. Ik heb geen asbestinventarisatie laten uitvoeren."
2.3.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"De schuur die is afgebeeld op de foto's in het dossier op de pagina's 13 tot en met l5, is van mij. De schuur staat er nu niet meer. Er heeft ooit een asbest-dak op gezeten, maar dat asbest is door mijn vader in de jaren negentig gesaneerd. Het asbest is er begin jaren negentig afgehaald en in 1998, in het kader van een asbest-inleveractie van de WLTO in samenwerking met de gemeente, door mijn vader ingeleverd. Het asbest heeft een aantal jaren op het terrein gelegen, in de schuur.
Ik toon u een bon van het inleveren. Ik heb deze bon gekregen van de toenmalige voorzitter van de WLTO.
(...)
- U.
vraagt mij waarom ik dit niet tegen de politie heb gezegd. Ik was overbluft en ben dichtgeklapt. Ik was geïntimideerd doordat er opeens drie mannen op mijn pad stonden. Ik heb wel tegen de politie verteld over het meedoen aan de inleveractie.
Het dak, waar dus geen asbest in zat, is in december 2007 gesloopt. Toen ik de sloopvergunning aanvroeg, zat het dak er nog op.
- U.
houdt mij voor dat bij de aanvraag voor een sloopvergunning bij vraag 10 'zal er naar verwachting asbesthoudend sloopafval vrijkomen?' het antwoord 'ja' is aangekruist en u wijst op de brief van de gemeente Harenkarspel van 29 november 2007 waarin over asbest wordt gesproken. Ik zeg u dat ik in de tussentijd tussen de aanvraag van de sloopvergunning en het slopen aan [betrokkene 3] van de gemeente heb laten weten dat het dak geen asbest bevatte. Ik heb de aanvraag voor de sloopvergunning door een derde laten doen. Ik heb zelf alleen een handtekening gezet. Dat is fout geweest. Ik heb tegen [betrokkene 3] gezegd dat er geen asbest op het dak zat en dat er dus geen vergunning nodig was. Ik heb hier geen reactie op gekregen. Uiteindelijk heb ik toch een vergunning gekregen, zonder een asbestinventarisatierapport te hebben ingeleverd. Die vergunning heb ik in mei van dit jaar gekregen, toen het dak er al af was. Ik vind het vreemd dat de gemeente eerst twee keer om een rapport vraagt en later een vergunning afgeeft, zonder dat er een rapport is overgelegd.
De officier van justitie wijst erop dat er bij de schuur een stukje materiaal is aangetroffen dat asbest bleek te bevatten. Zo'n stukje kun je bij elk pand wel vinden. Het kan net zo goed van de buurman afkomstig zijn. Ik zou wel eens willen weten waar dat stukje is gevonden. U toont mij de foto op pagina 13 van het dossier waarop met een pijl de vindplaats is aangegeven. Ik ontken ten stelligste dat het stukje van mijn schuur afkomstig was.
Ik heb alleen maar het dak verwijderd dat mijn vader op de schuur gezet heeft en dat was asbestvrij. Mijn vader heeft geen factuur meer van dat nieuwe dak.
De officier van justitie vraagt mij waarom iemand anders de vergunningaanvraag heeft gedaan. Ik had daar zelf geen tijd voor. De aanvraag is verzorgd door een vriend van mijn broer. Die persoon is constructietekenaar, geen asbestdeskundige. Het gaat bij de vraag of er asbesthoudend sloopafval te verwachten is om een inschatting. Het antwoord op die vraag in de vergunningaanvraag had 'nee' moeten zijn in plaats van 'ja'.
De platen die ik van het dak af heb gehaald, zijn gestort bij Holland Collect. Ik heb er geen verklaring voor dat op de weegbon staat dat de platen zijn ingenomen als asbest. Ik heb ze niet zelf weggebracht. Ze zijn weggebracht door een vriend van mij. Ik mag namelijk zelf niet met de aanhangwagen rijden en bovendien had ik het erg druk, want in de periode half november-december moeten de tulpen de grond in.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik dat ik het dak zelf gesloopt heb."
2.3.2.
De Economische Politierechter heeft daaromtrent het volgende overwogen:
"Verdachte heeft gesteld dat het door hem gesloopte dak van de schuur op het perceel [a-straat 1] te Tuitjenhorn geen asbest bevatte en dat de oorspronkelijke asbesthoudende dakplaten reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw waren afgevoerd.
De economische politierechter acht deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Het door verdachte ter terechtzitting getoonde document is onvoldoende eenduidig om zijn stelling te onderbouwen. Daar komt bij dat verdachte geen factuur voor het nieuwe (asbestvrije) dak heeft kunnen tonen, terwijl verdachte ook geen stuk van het door hem gesloopte dak heeft bewaard om de economische politierechter van zijn gelijk te overtuigen.
Bovendien draagt het feit dat verdachte eerst ter zitting met zijn verweer is gekomen en bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie kennelijk onwillig is geweest om enige informatie over het slopen van het dak te verschaffen, niet bij aan de geloofwaardigheid van de lezing van verdachte.
Op grond van de hierboven reeds aangehaalde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de economische politierechter wettig en overtuigend bewezen dat het door verdachte gesloopte dak asbest bevatte."
2.4.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De verdachte (...) verklaart - zakelijk weergegeven -:
- U.
vraagt mij of ik in december 2007 een dak met asbest heb gesloopt. Mijn vader heeft begin jaren negentig het dak van de schuur vernieuwd. Op het dak bevond zich asbest, maar dat is in 1998 door mijn vader ingeleverd. Ik heb het nieuwe dak, dat mijn vader er destijds op had gezet, in 2007 weer gesloopt. Ik weet niet of dit dak ook asbest bevatte, maar het is door mij wel afgevoerd via de asbest inleveractie. De gemeente heeft me geadviseerd om een sloopvergunning aan te vragen. Er zaten namelijk golfplaten op het dak.
- U.
vraagt mij of ik bij de aanvraag voor de sloopvergunning ook heb aangegeven dat er asbest op het dak zat. Op het aanvraagformulier staat vermeld dat er waarschijnlijk asbest in zit.
- U.
houdt mij voor dat ik op het aanvraagformulier voor de sloopvergunning bij de vraag of er naar verwachting asbesthoudend goed vrij zal komen, 'ja' heb aangekruist. De aanvraag is ingevuld door een constructietekenaar. De schuur bestond uit hout en golfplaten. Hij vroeg aan mij hoe oud de schuur was en toen zei ik dat de schuur 40 of 50 jaar oud was.
- U.
stelt dat mensen normaal gesproken alleen ergens een handtekening onder zetten als ze het met de inhoud eens zijn. Dat is een fout van mij geweest.
- U.
houdt mij voor dat er naast de schuur een stukje asbest op de grond is gevonden dat kennelijk afkomstig is van mijn dak. U vraagt mij hoe dat kan. Dat stukje hoeft niet van mijn dak afkomstig te zijn. Bij een hoop schuren kun je op de grond wel iets dergelijks vinden. Als je bij iemand in de tuin gaat graven, vind je ook wel wat. Het lag gewoon op de grond.
- U.
houdt mij voor dat ik de golfplaten heb afgevoerd en aangeboden en dat er bij het inleveren weer over asbest is gesproken. Het materiaal is afgevoerd als golfplaat. Als je zulke materialen stort dan weten ze niet of er asbest in zit. Ze nemen dan de secuurste weg. Dat heeft mijn vriend ook gedaan. Als je het niet zeker weet, dan kun je het niet afvoeren als niet-asbest. Ik was zelf niet bij het storten aanwezig. Mijn vriend heeft wel mijn auto en aanhangwagen gebruikt. Ik heb geen BE-rijbewijs.
(...)
- U.
houdt mij voor dat uit het gebouwdossier niet naar voren komt dat de platen van het dak in de jaren '90 zijn vervangen. Dan is dat zonder vergunning gebeurd.
- U.
houdt mij voor dat ik in 2007 ook geen onderzoek heb laten doen naar eventuele asbest op het dak. Ik heb de gemeente gebeld en gezegd dat het dak begin jaren '90 was vervangen. De sloopvergunning was wat mij betreft van de baan.
- U.
stelt dat ik geen onderzoek heb verricht, terwijl ik wist dat er mogelijk asbest in zou kunnen zitten. Ik neem de woorden van mijn vader zwaar. Ik heb dit bewust zo gedaan.
- U.
houdt mij nogmaals voor dat ik in 2007 geen onderzoek heb laten doen naar de vraag of er zich asbest op het dak bevond. Dat is juist.
- U.
stelt dat ik geen expert ben op dat gebied. Dat is juist. Ik heb een fout gemaakt met het invullen van het aanvraagformulier. Ik vond dat ik geen sloopvergunning nodig had, omdat er geen asbest op het dak zat. Ik heb dit aan de gemeente doorgegeven. Ik heb hier geen reactie op gekregen, maar uiteindelijk heb ik toch een vergunning van de gemeente ontvangen. Het dak was toen al gesloopt. Ik vind dit een vreemde situatie.
De verdachte legt een brief van zijn vader van 17 juli 2010 aan het hof over, welke brief door de voorzitter wordt voorgelezen en vervolgens aan de stukken van het dossier wordt toegevoegd.
(...)
De voorzitter doet de getuige [betrokkene 2] voor zich verschijnen.
(...)
De getuige [betrokkene 2] (...) verklaart op vragen van de voorzitter - zakelijk weergegeven - als volgt:
- U.
vraagt mij of ik bemoeienis heb gehad met het slopen van het dak van de verdachte. Ik heb geen bemoeienis gehad met het slopen, maar wel met het wegbrengen van de golfplaten. Nadat het dak was gesloopt, heb ik de golfplaten naar Holland Collect in Medemblik gebracht.
- U.
vraagt mij of ik daar vaker kom. Ik ben er een paar keer eerder geweest, maar toen met spullen van mijzelf.
- U.
vraagt mij waarom ik de golfplaten van het dak van de verdachte weg moest brengen. Hij mocht niet met een aanhanger rijden, omdat hij daar niet het juiste rijbewijs voor heeft. Het stond gewoon klaar. Ik heb de golfplaten ook niet op de aanhanger geladen.
- U.
vraagt mij of ik toen ook voor de verdachte heb betaald. Ik dacht dat ik met mijn pinpas heb betaald.
- U.
houdt mij voor dat op de bon staat dat dit contant is gebeurd. Het is inmiddels drie jaren geleden. Ik weet het niet precies meer.
- U.
vraagt mij of de platen bij Holland Collect zijn gewogen. Dat is juist.
- U.
vraagt mij of ik wist om wat voor materiaal het ging. Dat wist ik niet.
- U.
houdt mij voor dat op de bon staat dat het om asbest gaat. Dat is ook de reden dat ik vandaag hier ben. De medewerkers van Holland Collect zeiden dat ze het ook niet wisten. Als je daar iets aflevert, moet je zelf aantonen dat er geen asbest in zit.
- U.
stelt dat u zich voor kan stellen dat het duurder is als je materialen met asbest gaat storten. De medewerkers zeiden dat het niet zoveel uitmaakte. Ze zeiden dat het maar als asbest afgevoerd moest worden.
- U.
vraagt mij of het daar altijd zo gaat. Ik ben er nog nooit met golfplaten geweest. Ik weet niet of het normaal gesproken ook zo gaat. Ik weet wel dat het bij chemische bestrijdingsmiddelen ook zo gaat.
- U.
vraagt mij of ik overleg heb gehad met de verdachte over wat ik bij Holland Collect met betrekking tot de asbest zou zeggen. Dat is niet het geval.
- U.
vraagt mij waarom ik de golfplaten niet op mijn eigen naam heb gestort. Ik vermoed dat de verdachte een bon nodig had voor de BTW."
2.4.2.
Het bestreden arrest houdt als overwegingen en beslissingen van het Hof onder meer het volgende in:
"Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.
(...)
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
(...)
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige."
2.5.
Hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd met betrekking tot de vraag of het door hem verwijderde dak asbesthoudend materiaal bevatte, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken, maar heeft in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Nu het bij het Hof naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunt ook nieuwe argumenten bevatte naar aanleiding van het verhoor van een getuige ter terechtzitting in hoger beroep, kan de motivering door de Economische Politierechter in het door het Hof bevestigde vonnis niet als een zodanige opgave gelden. Dat verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
2.6.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 mei 2012.