NJ 2022/20
Noodweerexces? ’s Hofs oordeel dat de gedraging van de verdachte als aanvallend moet worden beschouwd, is niet zonder meer begrijpelijk.
HR 07-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1828, m.nt. A.J. Machielse
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 december 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, T. Kooijmans
- Zaaknummer
19/05643
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
A.J. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS631552:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1828, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:913, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑11‑2020
- Wetingang
Essentie
Het hof heeft het beroep op noodweerexces verworpen. Het daaraan ten grondslag liggende oordeel van het hof dat de gedraging van de verdachte als aanvallend moet worden beschouwd, is niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
Met verwijzing naar art. 41 Sr geldt dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard wanneer de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als ‘verdediging’, maar — naar de kern bezien — als aanvallend moet worden gezien, bijvoorbeeld gericht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.