Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures
Artikel 38 Beslissing tot opening van een secundaire insolventieprocedure
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2015
- Bronpublicatie:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/848)
- Inwerkingtreding
25-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/848)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Europees insolventierecht
1.
De rechter bij wie een secundaire insolventieprocedure is aangevraagd, stelt de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt in de hoofdinsolventieprocedure daarvan onmiddellijk in kennis en biedt hem de gelegenheid te worden gehoord over het verzoek.
2.
Indien de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure een toezegging overeenkomstig artikel 36 heeft gedaan, opent de in lid 1 van dit artikel bedoelde rechter op verzoek van de insolventiefunctionaris geen secundaire insolventieprocedure nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de toezegging de algemene belangen van de plaatselijke schuldeisers adequaat beschermt.
3.
Indien een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure is verleend ten behoeve van onderhandelingen tussen de schuldenaar en bepaalde schuldeisers, kan de rechter, op verzoek van de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, de opening van een secundaire insolventieprocedure voor een termijn van ten hoogste drie maanden schorsen, voor zover er passende maatregelen zijn genomen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen.
De in lid 1 bedoelde rechter kan beschermende maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen door te eisen dat de schuldenaar of de insolventiefunctionaris geen goederen verwijdert of van de hand doet die zich in de lidstaat van zijn vestiging bevinden, tenzij dit in het kader van de normale bedrijfsuitoefening gebeurt. De rechter kan ook andere maatregelen bevelen om de belangen van de plaatselijke schuldeisers te beschermen tijdens een periode van schorsing, tenzij dit onverenigbaar is met de nationale voorschriften betreffende de burgerlijke rechtsvordering.
De schorsing van de opening van een secundaire insolventieprocedure wordt door de rechter ambtshalve of op verzoek van een schuldeiser opgeheven indien gedurende de schorsing in het kader van de in de eerste alinea bedoelde onderhandelingen een overeenkomst is gesloten.
De schorsing kan door de rechter worden opgeheven op eigen initiatief of op verzoek van een schuldeiser indien verdere schorsing nadelig is voor de rechten van de schuldeiser, in het bijzonder indien de onderhandelingen zijn onderbroken of het duidelijk is geworden dat deze niet kunnen worden afgerond, of indien de insolventiefunctionaris of de schuldenaar inbreuk heeft gemaakt op het verbod om zijn goederen van de hand te doen of deze te verwijderen van het grondgebied van de lidstaat waar de vestiging zich bevindt.
4.
Op verzoek van de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure kan de in lid 1 bedoelde rechter een in bijlage A vermelde insolventieprocedure openen van een ander type dan oorspronkelijk werd aangevraagd, mits de voorwaarden voor de opening van de procedure van dat type krachtens het nationale recht vervuld zijn en voor zover dat type procedure de meest aangewezen procedure is in verband met de belangen van de plaatselijke schuldeisers en de samenhang tussen de hoofdinsolventieprocedure en de secundaire insolventieprocedure. Artikel 34, tweede zin, is van toepassing.