V-N 2020/17.7
Inkomen in box 1 en box 2 moet volgens A-G buiten toets van individuele buitensporige last blijven bij box 3-heffing
HR (A-G) 05-03-2020, ECLI:NL:PHR:2020:211, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
5 maart 2020
- Zaaknummer
19/03319
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS195371:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:994, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:211, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑03‑2020
- Wetingang
art. 5.2 Wet IB 2001
Essentie
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat bij het beantwoorden van de vraag of de box 3-heffing een individuele, buitensporige last vormt geen rekening mag worden gehouden met de overige inkomsten die worden belast in box 1 en/of box 2.
Samenvatting
Tot het vermogen van X behoort een woning die wordt bewoond door zijn ex-echtgenote. Het box 3-vermogen van X bestaat met name uit deze woning. In 2015 is X € 491 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X acht het forfaitaire rendement onredelijk en in strijd met art. 1 EP EVRM. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond. X gaat in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.