ABRvS, 15-02-2017, nr. 201506855/3/R3
ECLI:NL:RVS:2017:415
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
15-02-2017
- Zaaknummer
201506855/3/R3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:415, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15‑02‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
M en R 2017/107 met annotatie van R. Benhadi
AR 2017/861
Uitspraak 15‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Kardinge" gewijzigd vastgesteld.
201506855/3/R3.
Datum uitspraak: 15 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Groningen,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1496, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 24 juni 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Kardinge" gewijzigd vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het recreatiegebied Kardinge.
Inleiding
2. [appellant] woont op ongeveer 550 meter van het recreatiegebied. Hij ervaart geluidoverlast van de evenementen die in het recreatiegebied worden gehouden.
Het beroep tegen het besluit van 24 juni 2015
3. [appellant] heeft tegen het besluit 24 juni 2015 onder meer aangevoerd dat niet duidelijk is wanneer sprake is van een dance- en wanneer van een ander muziekevenement. Voorts heeft [appellant] tegen dat besluit aangevoerd dat in de planregels ten onrechte geen eindtijden zijn opgenomen. Tevens heeft [appellant] aangevoerd dat de planregels onvoldoende rechtszekerheid bieden omdat daarin geen maximaal toegestane duur voor een muziekevenement is opgenomen en evenmin een minimale periode is voorgeschreven die tussen twee muziekevenementen in acht genomen moet worden.
De tussenuitspraak
4. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 7.1 geoordeeld dat het begrip dance-evenement onvoldoende duidelijk is. Onder 9.2 heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad niet heeft toegelicht waarom het niet nodig is voor andere muziekevenementen dan dance-evenementen voorschriften op te nemen met betrekking tot de maximale duur van het muziekevenement en de minimale periode die tussen twee muziekevenementen in acht moet worden genomen. Evenmin heeft de raad toegelicht waarom het niet nodig is eindtijden in de planregels op te nemen.
Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 24 juni 2015 gegrond. Het besluit van 24 juni 2015 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd voor zover het de aanduiding "evenemententerrein" betreft.
Het besluit van 26 oktober 2016
5. Bij besluit van 26 oktober 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Kardinge" gewijzigd vastgesteld.
Aan artikel 1 van de planregels is een nieuw lid 1.30 toegevoegd, waarin een omschrijving van dance-evenement is opgenomen. Artikel 10, lid 10.4, is gewijzigd. Artikel 10, lid 10.4, luidt: "Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende gebruiksregels:
1. per jaar zijn maximaal 12 muziekevenementen toegestaan, waarvan maximaal 3 dance-evenementen;
2. dance-evenementen mogen maximaal 8 uur per dag muziek produceren;
3. tussen twee dance-evenementen moeten tenminste 2 weken in acht worden genomen;
4. de eindtijden voor muziek zijn op zondag t/m donderdag 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag 00.00 uur.
5. het maximaal aantal toegelaten bezoekers per evenement bedraagt 5000;
6. de maximale geluidsbelasting op de meest belaste gevel van alle omliggende woningen nabij het evenemententerrein bedraagt 72 dB(A) en 92 dB(C), met dien verstande dat de gemeten geluidproductie gemeten ter hoogte van de tent voor licht- en geluidtechnici of op 15 meter van het podium niet meer mag zijn dan 100 dB(A) en 115 dB(C)."
Het beroep tegen het besluit van 26 oktober 2016
6. Het besluit van 26 oktober 2016 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
7. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
8. [appellant] heeft in zijn zienswijze naar voren gebracht dat de maximale duur van een muziekevenement niet is geregeld. Voor een dance-evenement is bepaald dat dit per dag maximaal 8 uur muziek mag produceren, maar niet hoeveel dagen dit mag duren. Voor andere evenementen is niets geregeld. Ook de minimale periode tussen twee muziekevenementen is niet geregeld.
8.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd waarom hij ervan af heeft gezien regels te stellen met betrekking tot de maximale duur van muziekevenementen en de periode tussen twee muziekevenementen. De raad heeft vermeld dat naar aanleiding van klachten en in overleg met betrokkenen in het nieuwe evenementenbeleid een beperking, te weten een tussenperiode tussen twee evenementen en een maximale duur voor een evenement, is opgenomen ten aanzien van dance-evenementen. Bij het overleg over de locatieprofielen, waaronder het locatieprofiel voor Kardinge, is niet verzocht om ten aanzien van andere muziekevenementen eenzelfde beperking op te nemen. De raad heeft ook geen aanleiding gezien om een beperking ten aanzien van andere muziekevenementen in het plan op te nemen, omdat de geluidoverlast ten gevolge van muziekevenementen die geen dance-evenement zijn, gering is. Volgens de raad worden over andere muziekevenementen dan ook zelden of nooit klachten ingediend, terwijl het aantal meldingen bij dance-evenementen omvangrijk is. Ten aanzien van Kardinge zijn sinds juli 2015 41 overlastmeldingen gedaan over dance-evenementen. Dit komt vooral door de bastonen bij dance, aldus de raad. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de juistheid van het standpunt over de geluidoverlast ten gevolge van andere muziekevenementen te twijfelen. Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid ervan af kunnen zien regels te stellen met betrekking tot de maximale duur van muziekevenementen en de periode tussen twee muziekevenementen. Ten aanzien van dance-evenementen heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door de bepaling dat deze maximaal acht uur per dag muziek mogen produceren een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Daarbij betrekt de Afdeling dat, mede door de grote afstand tot de woningen, het maximaal gemeten geluidniveau op de dichtstbij gelegen woongevel in Kardinge volgens de raad relatief laag is. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de juistheid van dat standpunt te twijfelen. Voorts betrekt de Afdeling daarbij dat de maximale geluidnorm op de dichtstbij gelegen woninggevel in het herstelbesluit is teruggebracht van 85 dB(A) en 100 dB(C) naar 72 dB(A) en 92 dB(C).
9. Het beroep tegen het besluit van 26 oktober 2016 is ongegrond.
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Groningen van 24 juni 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kardinge" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Groningen van 24 juni 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kardinge" voor zover het de aanduiding "evenemententerrein" betreft;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Groningen van 26 oktober 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kardinge" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Groningen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Groningen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017
433.